Het fenomeen Greenspan
Wanneer u deze regels leest, kent u het antwoord al. Verhoogden Alan Greenspan en de Amerikaanse centrale bank gisteren de Amerikaanse rentevoeten? De voorbije weken hield de Fed-voorzitter, nog maar eens, alle financiële markten in zijn ban. In de VS houdt’s mans reputatie ergens het midden tussen superman en halfgod. Wie is deze Alan Greenspan? Trends peilde naar de realiteit achter de hype.
New York, Washington (VS).
Als het van de republikeinse presidentskandidaat John McCain afhangt, moet men Alan Greenspan niet alleen voor het leven benoemen als voorzitter van de Federal Reserve Board (Fed), de Amerikaanse centrale bank, maar ook voor de periode ná zijn leven op aarde. Het is maar één van die vele uitspraken die illustreren welke proporties de verafgoding van Alan Greenspan in de Verenigde Staten heeft aangenomen.
Dat het economisch
goed gaat in de VS, is duidelijk. De beurscrash van oktober 1987, de Mexicaanse crisis van 1994-95, de Aziatische crisis van 1997 en andere calamiteiten als het kapseizende hefboomfonds LTCM konden de Amerikaanse groei- en jobmachine niet van slag brengen. Integendeel zelfs: in maart 2000 zal de Amerikaanse economie het record breken van de langste onafgebroken economische expansiefase in vredestijd, 107 maanden. Werkloosheid bestaat eigenlijk niet meer in de VS, de welvaart groeit breed uitgesmeerd aan en tegelijk blijft de inflatie onwaarschijnlijk laag. Er is, zo orakelen sommigen, een nieuwe economie geboren in de VS. De bron van zoveel goeds? Greenspan en alleen Greenspan, zo vindt het Amerikaanse volk unaniem.
De enige uitzondering tot op heden was Harvard-professor Robert Barro, die vindt dat Greenspan gewoon veel geluk heeft gekend. Het zal wellicht niemand verwonderen dat Barro voor de rest van zijn dagen als een paria door het leven mag stappen.
Toch ligt de Fed-voorzitter binnen zijn eigen organisatie meer onder vuur dan de buitenwacht vermoedt, zo kon Trends in de VS vaststellen.
Ten eerste hebben sommigen het moeilijk met Greenspans aanpak van de crisis rond het hefboomfonds Long Term Capital Management (LTCM) in de herfst van 1998. De strategen van dit fonds hadden enkele maanden daarvoor de rente-evolutie verkeerd ingeschat, en zagen vele miljarden dollar in rook opgaan. Het heeft weinig gescheeld of andere grote instellingen gingen mee de dieperik in. Uiteindelijk besloot de beruchte Amerikaanse investeerder Warren Buffet een overnamebod te doen op LTCM. Een initiatief waardoor het inktvlekeffect zou worden afgedamd, maar waarbij de aandeelhouders van LTCM tegelijk fortuinen zouden verliezen. Dat was evenwel buiten de Fed-voorzitter gerekend: Greenspan, die een zeer goede vriend was van enkele LTCM-aandeelhouders – onder meer van de Nobelprijswinnaars Economie Myron Scholes en Robert Merton – kwam persoonlijk tussen om het bod van Buffet te dwarsbomen. Zijn vrienden waren gered. Maar een kleine groep beleggers en financiers nam het de Fed-voorzitter bijzonder kwalijk dat hij dit initiatief had genomen.
Ten tweede voerde de Fed in de herfst van 1998 een omstreden rentedaling – een operatie in drie stappen – door. Een minderheid binnen de Amerikaanse centrale bank bestempelde deze rentedaling als “te veel, te snel” en schreef daar ook ondubbelzinnige nota’s over. Het valt achteraf moeilijk te ontkennen dat met deze rentedalingen een toename van de liquiditeiten gepaard ging die in de maanden daarna de overwaardering van aandelen en, in mindere mate, immobiliën verder versterkte. Als Greenspan vandaag de rente moet verhogen en naar middelen zoekt om lucht uit de speculatieballon te laten, dan vecht hij, zo luidt het verwijt, tegen een situatie die hij in belangrijke mate zelf heeft gecreëerd.
De derde vlek op het blazoen van Alan Greenspan sluit aan op het tweede punt, maar is structureler van karakter. Al bij zijn aantreden bleek dat de Fed-voorzitter op grote schaal zou tussenkomen om een – overdreven – sterke inzinking op de aandelenmarkten te voorkomen. Zo gingen bij de beurscrash van oktober 1987 de kredietkranen nagenoeg ongelimiteerd open. Een actie waarbij niemand vragen stelde, en terecht. Minder evident is dat in de jaren nadien Greenspan een veel grotere terughoudendheid toonde om op de rem te gaan staan telkens de markten door het dak gingen. Daardoor ontstond een asymmetrisch risicogevoel: duikt de markt naar beneden, dan grijpt Greenspan krachtig in; schiet de markt met sprongen omhoog, dan stuurt hij hooguit in de marge bij.
Zeer belangrijk om
die asymmetrie in de beleidslijn van Greenspan te begrijpen, is de traumatiserende ervaring die hij enkele maanden na zijn aanstelling in 1987 onderging. De dollar bevond zich in die dagen op een erg laag peil en de toenmalige minister van Financiën, James Baker III, een intimus van Greenspan, engageerde zich internationaal om de dollarkoers op te krikken. Daarvoor waren hogere rentevoeten nodig, iets waarvoor Greenspan zorgde. Maar het zouden ook die hogere rentevoeten zijn die mee de oktobercrash van 1987 op de aandelenmarkten veroorzaakten.
In zijn boek ‘ Back from the Brink‘ beschrijft Steven Beckner haarfijn hoe Greenspan zich in die weken in het zweet werkte om een totale ontreddering van het Amerikaanse financieel-economisch bestel te voorkomen. Deze ervaring bevestigde Greenspan in zijn overtuiging dat de wisselkoers slechts bij extreme schommelingen een rol mag spelen in de uitstippeling van het monetaire beleid.
De bovenstaande kritische geluiden konden de Amerikaanse president Bill Clinton enkele enkele weken geleden alvast niet tegenhouden om Alan Greenspan voor te dragen voor een vierde ambtstermijn als voorzitter van de Amerikaanse centrale bank. Doet Greenspan deze termijn uit, dan zal hij in totaal zestien jaar de belangrijkste centrale bankier van deze aardbol zijn geweest. Alleen William McChesney Martin deed nóg beter als Fed-voorzitter: McChesney Martin hield het negentien jaar uit (1951-1970).
Greenspan volgde
in 1987 de legendarische Paul Volcker op, die sinds augustus 1979 aan het hoofd stond van de Fed en op zijn beurt G. William Miller had afgelost. Miller was eind de jaren zeventig in conflict geraakt met het openmarktcomité (zie kader: Het Cenakel) omdat hij weigerde het monetaire beleid te verstrakken. De VS kende toen nochtans inflatiecijfers van rond de 10% per jaar. Om een einde te maken aan de vernietigende spiraal van galopperende inflatie, gooide Volcker het beleidsroer drastisch om: na zijn aantreden zou de Fed alleen nog naar de evolutie van de geldhoeveelheid kijken en trachten, conform de monetaristische leer van Milton Friedman, deze cijfers binnen de aangekondigde paden te houden. Volcker slaagde uiteindelijk in zijn opzet: terwijl de Amerikaanse inflatie in 1980 nog 10,7% per jaar bedroeg, kwam ze daarna onverwacht snel naar beneden. Zelfs de tweede oliecrisis in het begin van de jaren tachtig – met opnieuw een verviervoudiging van de petroleumprijzen – zou niet kunnen verhinderen dat de VS-inflatie gestaag daalde naar 5,9% in 1982 en zelfs 2,5% in 1986. De uitroeiing van de inflatiepest ging wel gepaard met torenhoge rentevoeten, een diepe recessie en een draconische toename van de werkloosheid: van 5,8% in 1979 verdubbelde het werkloosheidspercentage bijna naar net geen 10% in 1982 en 1983.
Greenspan zou van
Volcker een centrale bank erven die aan iedereen had laten blijken dat de bestrijding van inflatie, onder welke omstandigheden ook, voor de Fed van primordiaal belang was. En Greenspan zou ook meermaals ondervinden – soms zelfs tot zijn eigen verrassing – dat deze historisch verworven geloofwaardigheid een minstens even belangrijke impact had op de effectiviteit van het gevoerde monetaire beleid als het beleid zelf.
Dat Greenspan naadloos kon inpikken op de erfenis van Paul Volcker verbaast niet als men de afkomst, opleiding en professionele carrière van de Fed-gouverneur overschouwt.
Alan Greenspan werd geboren op 6 maart 1926 in Washington Heights, één van de chicste buurten van het toenmalige New York. Vader Herbert was een succesvol belegger. Als jongeling blonk Alan uit in wiskunde en muziek, meer bepaald op klarinet en saxofoon. Hoewel hij geregeld op het podium stond van de betere jazzclubs, zag Alan Greenspan snel in dat muzikaal talent toch niet zijn grootste gave was. Intuïtief voelde de jongeman aan dat economie en het zakenleven meer perspectieven boden.
In 1950 studeerde Greenspan af als master in de economische wetenschappen ( New York University). Voor zijn doctorale studies toog hij naar die andere New Yorkse topuniversiteit: Columbia. Een van de docenten daar was Arthur Burns, een man die een onuitwisbare impact zou hebben op de jonge Greenspan en de Fed zou leiden van 1970 tot begin 1978. Een andere figuur die eveneens de jonge Greenspan zou beïnvloeden, was Ayn Rand. Deze Russische immigrante en sociale filosofe verdedigde in haar werken – onder meer ‘ Atlas Shrugged‘ en ‘ The Fountainhead‘ – het individualisme en het kapitalisme. Rand overtuigde Greenspan ervan dat, zoals hij het zelf verwoordt, “het kapitalisme niet alleen efficiënt is, maar ook moreel de meest hoogstaande maatschappelijke ordening”. In de jaren vijftig en zestig behoorde Greenspan tot de intimi van Ayn Rand en publiceerde diverse artikelen in Rands tijdschrift ‘ The Objectivist‘. Sedertdien rekent Greenspan zichzelf tot de kring van libertariërs.
In 1954 stichtte hij samen met de oudere obligatiehandelaar William Townsend het consultantsbedrijf Townsend, Greenspan & Co. Toen Townsend vier jaar later overleed, kwam de onderneming volledig in handen van Greenspan, die zich – net zoals Arthur Burns – specialiseerde in de strikt empirische analyse van de conjunctuurevolutie. In deze periode ontstond de nu bijna legendarische bekwaamheid van Greenspan om tot zinvolle interpretaties te komen van de meest diverse en vaak op het eerste zicht pietluttige cijfers. De evolutie van de productiviteit en van de bedrijfsvoorraden vormen zijn twee stokpaardjes.
In 1974 zocht toenmalig VS-president Richard Nixon naar een opvolger voor Herbert Stein als voorzitter van de Council of Economic Advisors (CEA), een erg invloedrijke functie binnen het Amerikaanse presidentiële bestel. Aangezien Greenspan Nixon een antipathiek iemand vond, weigerde hij aanvankelijk in te gaan op het voorstel van de president. Maar hij zou zijn standpunt herzien nadat zijn oude leermeester Arthur Burns tussenbeide kwam. Toen Nixon tengevolge van het Watergate-schandaal ontslag moest nemen, herbevestigde de nieuwe president, Gerald Ford, Greenspan in zijn functie. Als CEA-voorzitter kon Greenspan vanop de eerste rij de ravage analyseren die inflatie in het economisch systeem aanricht.
In 1977 keerde Greenspan terug naar zijn eigen New Yorkse bedrijf. Maar de smaak van Washington en de macht – de zogenaamde potomac fever – lieten de man niet meer los. Dat Greenspan tegen zijn wil centraal bankier werd – zoals hij zelf graag laat uitschijnen – is dan ook incorrect: de man timmerde een goed uitgekiende strategie uit om op een nagenoeg onopvallende manier toch voortdurend in de belangstelling van de toppolitici te blijven. Zo begon hij als veertiger te tennissen omdat het toen de gewoonte was in Washington dat belangrijke beleidsbeslissingen op en rond de tennisbaan werden voorbereid.
Toen die andere
gewezen VS-president, Ronald Reagan, doorhad dat er dringend iets moest gebeuren met de sociale zekerheid, was het opnieuw Greenspan die aan het hoofd kwam van een speciale commissie. Het was op basis van zijn bevindingen dat het Amerikaanse socialezekerheidssysteem in 1983 werd hervormd.
Tegelijk bouwde Greenspan via zitjes in de raad van bestuur van grote concerns als Alcoa, Mobil, General Foods en J.P. Morgan ook zijn netwerk uit in de Amerikaanse zakenwereld. Al in 1983 ging bij de herbenoeming van Paul Volcker de naam van Alan Greenspan als beste alternatief over ieders lippen. Toch besliste de republikeinse president Reagan – ingaand tegen de druk uit zijn directe omgeving – om de eerder bij de Democratische Partij aanleunende Volcker te herbenoemen. Aan het eind van zijn tweede ambtstermijn, hield Volcker de eer aan zichzelf: hij gaf Reagan te kennen geen derde termijn als voorzitter meer te ambiëren. In Washington én New York twijfelde niemand eraan wie de legendarische Volcker zou opvolgen. In zijn typische, droog-humoristische stijl verklaarde Greenspan enkele weken na zijn benoeming: “Als centraal bankier leer ik nu volop om te mompelen met de grootst mogelijke incoherentie”.
Dat Greenspan een bijzondere plaats zal krijgen in de Amerikaanse geschiedenisboeken, staat buiten kijf. Toch kan men zich de vraag stellen of zijn laatste herbenoeming er niet één te veel is. Ook binnen de Fed vragen velen zich af of Greenspan niet beter, zoals Volcker, de eer aan zichzelf had gehouden en afscheid had genomen vooraleer de Amerikaanse economie op de klippen loopt, bijvoorbeeld na een scherpe en drastische terugschroeving van de overwaardering op Wall Street? Want there’s always a next recession. Ook dat weet niemand beter dan Alan Greenspan.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier