Het einde van het Vlaamse VEV
L udo Verhoeven is de nieuwe voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond ( VEV). De zeventiende in de rij, maar hij wordt een historische figuur. Want nadat hij in mei zijn mandaat heeft opgenomen, wordt Verhoeven eind dit jaar ook voorzitter van Voka, het nieuwe samenwerkingsverband tussen de kamers van koophandel en het VEV. Na jaren eindeloos gepalaver over de vereenvoudiging van het patronale landschap is dit de eerste concrete realisatie.
De samenwerking heeft veel moeite gekost en een weg terug is er niet echt. Maar dat betekent niet dat er geen valkuilen meer zijn. Het hele proces tussen de intentieverklaring van februari 2002 en de protocolondertekening volgende maand was niet makkelijk. Een breekpunt ontstond er vorig jaar in de zomer toen de grote kamers voorstander waren van een echte fusie, maar de kleine kamers een minder ambitieus project voor ogen hadden. De grote kamers moesten water in de wijn doen.
Toch blijven er nog veel voetangels. Twee voorbeelden.
Het VEV heeft een structurele samenwerking met een aantal sectoren. Dat is altijd een haat-liefdeverhouding geweest. Voor de kamers zijn de sectoren een zeer vreemde eend in de bijt. Voka zal ook met de sectoren samenwerken, maar voor velen in de Voka-top zal Voka een alibi zijn om de sectoren wat meer in het verdomhoekje te duwen.
Het lidgeld is ook geen makkelijke oefening. Het Voka-lidgeld kan moeilijk anders dan duurder zijn dan het lidgeld van een kamer. Hoewel daar officieel nog geen uitsluitsel over is (zie ook Briefing, blz. 18). Het VEV heeft 2000 leden, de kamers 20.000. Dus 18.000 bedrijven moeten worden overtuigd om meer te betalen. Bovendien kunnen de kamers zelf beslissen welke diensten ze centraal brengen en welke ze lokaal houden. Moeten de kamers die meer diensten lokaal houden een groter deel van het lidgeld krijgen? Dat zou een incentive zijn om niet verder te centraliseren.
Dit zijn twee knelpunten in de praktische uitwerking van Voka. Het belangrijkste wordt echter de positionering van de nieuwe organisatie. Het VEV is traditioneel een onderdeel van de Vlaamse beweging geweest. Het heeft het ondernemerschap op de kaart gezet in Vlaanderen (net als de kamers), maar ook Vlaanderen op zich op de kaart gezet (waar de kamers zich weinig of niet mee bemoeiden). De Vlaamse werkgeversvereniging heeft een zware ideologische kleur. Hoe sterker Vlaanderen is geworden, hoe meer het belang van die taak is verminderd. In de afgelopen jaren is het VEV geëvolueerd van een beweging naar een organisatie van leden. De impact van het directiecomité en de studiedienst is afgenomen ten voordele van de leden-ondernemers. Dat is een positieve evolutie geweest, want het VEV dreigde ooit een bevlogen beweging te worden die door te weinig mensen gedragen werd.
De samenwerking met de kamers zal aan die ontwikkeling een forse versnelling geven. De kamers zijn ideologisch neutraal, hun leden sluiten aan omdat ze lobbying, service en netwerking willen. Velen zal het worst wezen of dat in Vlaanderen of in België is. Voka heeft het grote voordeel dat het historische mankement van het VEV – zijn gebrek aan representativiteit – met één klap wordt opgelost. Voka heeft echter ook het grote gevaar dat de historische sterkte van het VEV – katalysator van de Vlaamse ontwikkeling – op de achtergrond verdwijnt. Het is aan de 20.000 leden om uit te maken of Vlaanderen daar al sterk genoeg voor is.
Guido Muelenaer [{ssquf}]
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier