Het Duitse dilemma
Duitsland komt in het centrum van de belangstelling naarmate de septemberverkiezingen naderen. Eén thema domineert alle andere: de eurocrisis. Tot grote frustratie van zowel Duitsers als buitenlanders hebben de politici alleen maar verwarring te bieden.
De auteur is bureauchef Berlijn van The Economist.
De eurocrisis heeft de verschillen tussen de belangrijkste politieke partijen dooreengegooid. In het algemeen waren de christendemocraten van de CDU en de Beierse zusterpartij CSU, net als de liberalen van de FDP, de markteconomie genegen en eisten de sociaaldemocraten van de SPD meer herverdeling. De Groenen voegden daar een greintje wollensokkenecologie aan toe en stelden zich zelfs links van de SPD op. Hoe verschillend die partijen ook waren en nog zijn, ze waren allemaal Europa gunstig gezind.
Dat gold ook voor de meeste kiezers. In 2012 begon de crisis, die toen in haar derde jaar was, die fundamentele consensus op de proef te stellen. Naarmate meer belastingeuro’s beloofd (maar niet echt betaald) werden aan andere lidstaten, nam de bezorgdheid over waar het allemaal zou eindigen alleen maar toe. En naarmate de Europese Centrale Bank, die oorspronkelijk geënt was op het conservatieve imago van de Bundesbank, actiever werd, staken de oude Duitse inflatiedemonen weer de kop op. In 2012 stond in Duitsland bijgevolg voor de eerste keer een grote groep officieuze eurosceptici op.
In de Bundestag zijn die vooral te vinden in de coalitie van CDU, CSU en FDP, met andere woorden de partijen die Angela Merkel hebben verkozen en als bondskanselier aan de macht houden. Ze stemden tegen het grootste reddingspakket voor de euro, waardoor Merkel haar ‘kanseliersmeerderheid’ zag verzwinden.
Dat betekende dat Merkel voor de reddingsplannen voor Griekenland en andere Zuid-Europese landen ook moest vertrouwen op de SPD en de Groenen, die verondersteld werden oppositie te voeren. Dat leidde dan weer tot gênante scènes in de Bundestag, waar sociaaldemocraten en Groenen het spreekgestoelte bestegen om Merkel ervan te beschuldigen dat ze er niets van terechtbracht, om vervolgens weer te gaan zitten en schaapachtig goed te keuren wat ze net daarvoor voorgesteld had.
Taboe
Dat soort toestanden krijgen we in 2013 weer te zien. Peer Steinbrück is de kandidaat van de SPD voor het kanselierschap. Hij was Merkels minister van Financiën van 2005 tot de crisis uitbrak in 2009. Hij is scherpzinnig, maar hij kan haar eurobeleid niet gebruiken als zijn belangrijkste strijdwapen. Dat betekent dat de centrumlinkse partijen de kiezers geen duidelijk alternatief te bieden hebben. Ze zouden zich vaag enthousiaster kunnen tonen over Europa, maar dat zal hen geen goed doen, want de peilingen wijzen uit dat de kiezers, met al hun ongerustheid, precies de voorkeur geven aan het gebrek aan bravoure en de zin voor voorzichtig rentmeesterschap die Merkel uitstraalt.
Voor de centrumrechtse partijen is de euro al evenmin een goed campagnethema. De FDP scoort zo slecht in de peilingen, dat ze dreigt uit het parlement te verdwijnen. De CSU is dan weer beducht voor een uitschuiver in Beieren. Ze zouden allebei wel willen profiteren van de ongerustheid onder de kiezers en van leer trekken tegen de reddingsoperaties en het avonturisme van de centrale bankiers, maar ook zij zullen zich moeten onthouden van overdreven duidelijkheid. In de eerste plaats omdat hun leiders — en vooral Merkel — hen in toom zullen houden, en omdat ze het zich niet kunnen veroorloven om als ‘anti-Europees’ over te komen, want dat is nog altijd een taboe.
Alles bij elkaar levert dat twee risico’s en één opportuniteit op. Het eerste risico is dat de campagne een schijnvertoning wordt vol loze standpunten over bijzaken. Het tweede gevaar is dat een partij of factie openlijk kiest voor populisme en tegen de euro of de Europese Unie begint te ageren. Dan hebben de kiezers wel een duidelijk alternatief, maar het kan de Duitse politiek verlammen tot september, iets wat de eurozone zich wellicht niet kan veroorloven.
De opportuniteit bestaat erin dat alle partijen het dilemma inzien en dat ze impliciet een moratorium van de retoriek rond de eurocrisis afkondigen. Ze zouden dan nog altijd stoom kunnen afblazen over een paar splijtzwammen, maar tegelijk stilletjes toegeven dat ze voor de Europese eenheidsmunt moeten samenwerken om van Duitsland de heerser van het monetaire systeem te maken, vergelijkbaar met wat Groot-Brittannië was in de negentiende en Amerika in de twintigste eeuw.
Het gevolg kan een grote coalitie van CDU en SPD worden. De twee oude vijanden zouden dan voor een tijdje hun meningsverschillen opzij kunnen zetten om samen te werken aan de historische uitdaging om het ‘Europese project’ te redden.
ANDREAS KLUTH, ILLUSTRATIE DAAN ROSSEELS
De centrumlinkse partijen kunnen de kiezers geen duidelijk alternatief bieden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier