Het Deense mirakel

Marc De Vos © Marc De Vos

Als een week een eeuwigheid is in de politiek, dan is twintig jaar een geologisch tijdperk. We kunnen dus begrijpen dat de nationale pers met verve verslag uitbracht over een recent koninklijk werkbezoek aan Denemarken, waar de Vlaamse en federale ministers van Werk zich blijkbaar vergaapten aan het Deense mirakel van grote arbeidsflexibiliteit, werkzaamheid en inkomenszekerheid.

Dat mirakel heet ‘flexizekerheid’, de heilige graal van een economie vol actieve burgers met flexibele banen, maar met zeker werk. Het werd door de Denen ontwikkeld als antwoord op de globalisering en economische veranderingen. Aan het begin van de 2000 werd flexizekerheid een Europees modewoord. Jarenlang stonden meer concurrentiekracht en meer groei gelijk met amerikaniseren: minder overheid, minder bescherming. Door de Denen te imiteren, zouden we én competitief én sociaal kunnen zijn, een grote overheid en hoge belastingvoeten incluis.

Flexizekerheid was politiek zo verleidelijk dat het in het basisverdrag van de Europese Unie werd verankerd: een zeldzame poging tot politieke predestinatie in een materie die tot de nationale soevereiniteit behoort. Een arsenaal van richtlijnen en beleidscoördinatie, aangestuurd vanuit de Europese Commissie en met riemen landenrapporten, moest alle lidstaten op weg zetten naar “de scholing, de opleiding en het aanpassingsvermogen van de werknemers en arbeidsmarkten die soepel reageren op economische veranderingen”.

Zovele jaren, richtlijnen en rapporten later is van dat alles weinig in huis gekomen. De reden werd mij duidelijk toen ik vijftien jaar geleden een officiële delegatie op een werkbezoek naar Denemarken mocht vergezellen. Daar viel op hoezeer de werkgeversorganisaties en de vakbonden samen geloofden in de flexizekerheid, zich samen daarin verbonden, en hoezeer de Deense overheid hen daarbij systematisch bij de les hield.

De Deense arbeidsmarkt is naar onze maatstaven hyperflexibel, niet met nepstatuten en uitzonderingen in de marge, maar in de kern van bijvoorbeeld de arbeidsduur en het ontslag. Werkgevers kunnen schakelen en wenden, maar niet gratis. Deense werknemers krijgen zekerheid in de onzekerheid door opleiding en vorming waarin iedereen zich engageert, inclusief de werkgevers die investeren in mensen die andere werkgevers zullen gebruiken. Want zij doen dat zelf ook. De vakbonden verlenen diensten en gaan mee in economische transities. De overheid houdt iedereen scherp, met financiële prikkels, met doelstellingen en data, en met een sociale zekerheid die voluit gaat voor activeren.

Voor onze vakbonden blijft flexibiliteit vooral een scheldwoord. Voor onze werkgevers blijft opleiden en vormen vooral een kostenpost.

Verplaats dat naar België en je beseft al snel dat Denemarken een ander land blijft. Voor onze vakbonden blijft flexibiliteit vooral een scheldwoord. Voor onze werkgevers blijft opleiden en vormen vooral een kostenpost. Voor onze overheden blijft sociale zekerheid vooral slachtofferhulp, geen strakke springplank maar eerder een zachte hangmat met activerende stekels. Voor onze modale werknemer blijft jobhoppen theorie en is veranderen vooral verliezen. Flexibiliteit staat hier gelijk met onzekerheid.

We kunnen ons dus blijven vergapen aan de Denen zolang we niet bereid zijn de Deense cultuuromslag te maken. Een cultuur van gedeeld geloof in niet alleen de noodzakelijkheid, maar ook de wenselijkheid van flexibiliteit voor een sterke economie en duurzame loopbanen. Een cultuur van gedeelde visie en samenwerking onder de sociale partners, in plaats van loopgraven en georganiseerd conflict. Een bestuurscultuur van steeds beter en steeds meer in de begeleiding en realisatie van activiteit onder niet-actieven. Een politieke cultuur van heldere en zakelijke keuzes, van gedeelde rechten en plichten. Dat zou een Belgisch mirakel zijn.

De auteur is decaan aan de Macquarie University in Sydney en visiting fellow bij het Itinera Institute in Brussel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content