Het biefstukkenkapitalisme
Frans Crols, directeur van Trends, blikt terug op drie decennia. Het resultaat is geen gratuite kroniek, maar een even leerzaam als pittig onderzoek. Gespierd, gedurfd, kritisch en vooral boeiend. 30 jaar België, 30 jaar Vlaanderen op twee buitengewone bladzijden.
De eerste Trends op 15 maart 1975 was een feest. Hij rook en kleurde professioneel. Eerste minister Leo Tindemans sierde de omslag en verkondigde: “Niemand beseft dat de koek op is.” Het nummer telde 132 bladzijden, kostte 50 frank in de kiosk en opende met de beste wensen in alfabetische orde van Lode Claes (VU-senator), Willy Claes (BSP-voorzitter), Willy De Clercq (minister van Financiën), Gaston Eyskens (minister van State), Vaast Leysen (algemeen voorzitter VEV) en Raymond Pulinckx (gedelegeerd bestuurder VBO).
In de opinierubriek De Toestand – op geel papier voor de strijdlustigheid – wond de nieuweling zich op: “De Belgische samenleving richt zich op Frankrijk en Italië: poststaking, bezettingen, wilde acties om de haverklap. Van Acker en Eyskens zouden met dergelijke chaos korte metten hebben gemaakt. Het prestige van Leo Tindemans blijft in de zakenmilieus zeer groot, maar men betreurt dat hijzelf of geen enkele van zijn ministers krachtiger op de groeiende chaos in de administraties reageert.” De anonieme commentator was geïnspireerd door een hoge kabinettard van Tindemans. Trends zat in de bezemwagen van the sixties met meer bloot, minder trouw, krachtiger vloeken, zoeteriger hasj, kleiner gezag, opener horizonten. De oliecrisis en de slonzige reactie op dat trauma van de Belgische politici beïnvloedde de economie en ons kraambed.
De plattegrond van de macht
Dertig jaar later denk ik aan mijn eerste hoofdredacteur, de chef van Gazet van Antwerpen. De grijzende Kempenaar schreef na een snoepreis de reeks Zuid-Afrika, land van contrasten. De man was voor zijn junior journalisten op slag een kluns. Zo flauw en nietszeggend kon je over Apartheidsland niet titelen. Een terugblik op dertig jaar economisch België/Vlaanderen kan echter geen betere melodie hebben dan Land van contrasten. De ambiguïteit van België groeide steil sinds 1975.
Trends keek en kijkt naar de verborgen bedradingen van de economisch-politieke macht. De hoge kringen van de jaren zeventig dansten met de oud-scholieren van de jezuïetencolleges en de oud-studenten van UCL-KUL en ULB. De Kerk en het leger waren van tel. Het hof was machtig, de unitairen zaten aan het feest. Achter dat zichtbare establishment verstopten zich figuren die een establishment-in-het-establishment waren: schimmige topambtenaren, logebroeders en prelaten. De plattegrond van de macht veranderde door minder hof en leger, minder Kerk en jezuïeten en unitairen, en meer premiers die zadelend op opiniepeilingen, met rond zich ongekozen adviseurs, hun ambtenaren en het parlement schofferen.
Het wel en wee van de familie
U kunt er dikke boeken en de jaarverslagen van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds over lezen. Martin Wolf bewijst het in Why Globalization Works (2004), net als Jagdish Bhagwati met In Defense of Globalization (2004). De lezers van Trends hebben die bladzijden niet nodig. Zij ervoeren in de voorbije drie decennia hoe dankzij de globalisering de Vlaamse economie van benepen en kleinburgerlijk opbloeide tot een economie met hogere inkomens, meer jobs, technologie en opleidingen. In 1975 werden de effecten zichtbaar van de massale instroom van Amerikaanse, Duitse, Britse, Franse directe investeringen in het vlijtige lagelonenland dat Vlaanderen in de jaren zestig was. Zonder de hefboom van de globalisering onder wat er al was – veel KMO’s, veel scholieren, veel gezond arbeidersverstand, veel belangstelling van de politici voor economische expansie – was Vlaanderen vandaag zo kwijnend als grote delen van de Waalse industriebekkens.
Familiebedrijven waren en zijn een sterkte en een zwakte van Vlaanderen. Wij hebben handelaars met twee kelderverdiepingen onder hun villa, één voor de marktkramen en één voor de luxewagens. Familiebedrijven zijn typisch voor landen met een katholieke cultuur, schreef Francis Fukuyama in zijn rare en ware boek Trust (1995), met als ondertitel Social Virtues & the Creation of Prosperity. Raar, omdat hij de economie interpreteert vanuit niet-economische factoren. Waar, omdat hij daardoor de kern van de kansen en de mislukkingen van een economie raakt. In een katholieke cultuur is de familie het A tot Z van de relaties: wie behoort tot de familie, wekt het vertrouwen en wordt topmedewerker, bestuurder of aandeelhouder. De buitenstaander blijft buitenstaander. De Nederlanders hebben hun multinationals kunnen opbouwen, omdat zij het talent in hun land zochten buiten de clans. Vlaanderen is daar amper in geslaagd door zijn achterdocht voor hen die niet van ons zijn.
De verloren verankering
De strijd om de verankering werd verloren. België is in zijn 175ste jaar een werkhuis voor het buitenland. Een kringetje van politici, ondernemers, doeners van de Vlerick-boys, economen rond Kris Rogiers – inspirator van de Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen en Flanders Technology – achtte het verzet tegen de kermisachtige uitverkoop van de aandeelhouderscontrole over de Belgische sleutelondernemingen gepast. Zuiver liberaal was die visie niet, maar een klein land met een onvolkomen vennootschapsrecht had de plicht tot zelfverdediging tegen de (hoofdzakelijk Franse) overnamegolf. Wie controleert, stuurt de investeringen, de aanwervingen, het onderzoek. Alles wat de Generale Maatschappij van België opbouwde, is nu buitenlands.
De verankering was een Vlaams thema – de Franstalige opinie kakelde over economische zuivering als vieze toespeling op de etnische zuivering in Joegoslavië – tot de Luikse baron en CEO Philippe Bodson van Tractebel na jarenlang hommeles geguillotineerd werd door Parijs. Sinds de ontankering mist België op enkele uitzonderingen na ondernemingen die een patriottisch symbool zijn (zoals Ahold, VNU, Philips, Akzo en Unilever in Nederland). Wie een grote zakencarrière beoogt, heeft een schraal nationaal oefenveld en komt terecht bij buitenlandse grote ondernemingen.
Plat en geesteloos biefstukkenkapitalisme
Men kan blij zijn om het grotere Vlaamse werkgeversverband en de flinke zakenscholen, met vooraan de Vlerick Leuven Gent Managementschool en de Universiteit Antwerpen Managementschool. Wat zij wonnen aan zichtbaarheid en oppervlakte, is minder dan verwacht gevolgd door een grotere durf of rebelsheid. Voka schippert over België (een verloren zaak) en de syndicaten (de VBO-kwaal – knijp het ACV en het ABVV niet – is besmettelijk). Vlerick laat het oogmerk van de stichter (een bovenlaag van gemeenschapstrouwe mannen en vrouwen voor het Belgische bedrijfsleven) verwateren door zijn MBA-tisering.
Een miserabel soort van de vele socialismen is het biefstukkensocialisme: het streeft plat en geesteloos naar schransen, drinken, amusement, consumptie. Het biefstukkensocialisme is vandaag in Vlaanderen de overheersende uiting van het democratisch socialisme. Een miserabel soort van de vele kapitalismen is het biefstukkenkapitalisme: het streeft even plat en geesteloos naar villa’s, dolle wagens, chique lidmaatschappen en adellijke titels.
Het biefstukkenkapitalisme is vandaag in Vlaanderen een bloeiende uiting van de vrijemarkteconomie. Het biefstukkenkapitalisme geneert zich niet voor bedrog. Lernout & Hauspie begon als een meeslepende technologiedroom van twee waaghalzerige plattelanders met goesting om Ieper opnieuw hoog te stoten. Het gedurfde HQ aan de stadsrand concurreerde met de lakenhalle van de vorige bloeiperiode. De droom werd een poel van dubbelhartigheid, onbekwaamheid en zelfoverschatting, en beschadigde een land, een generatie, een netwerk. Het HQ, gekocht door Picanol, werd snel opnieuw het schouwtoneel van grotesk gedrag. O, Jan Coene, hoe een naam tot pap wordt.
De ontgoocheling van de ondernemers
Mag men de Belgische economie bekritiseren wegens enkele zwarte schapen? Neen. Zij moeten wel genoemd worden om de perceptie, een woord dat verklaart waarom Balthasar Boma bij de Vlaming de natuurgetrouwe ondernemer is en blijft. Dat kunnen megafoonacties van de regeringen van dit land (“Start met een bedrijf, word ondernemer, wij bidden u op onze knieën”) niet verhelpen. Temeer omdat in de jongste vijf jaar van de dertig van Trends de ontgoocheling van de ondernemers over het beleid is gegroeid. Van regeringen met een zware liberale inslag werd meer verwacht dan eenzelfde fiscale druk, een diarree van stunts, de stopzetting van de kernenergie, een kniebuiging voor de syndicaten en angstzweet om de problemen die ertoe doen aan te pakken: de toekomst van onze industrie, de vergrijzing, de vitalisering van de universiteiten, de alloch-tonenkwestie.
Niet elke ondernemer hoeft een filosoof te zijn, een militant van het VKW of een bestuurslid van Voka, maar meer inzet en belangstelling voor de wereld en het nut van het algemeen zijn essentieel. In 1975 én in 2005 lokte/lokt in Vlaanderen een seminarie over het invullen van formulier 332bis meer deelnemers dan een seminarie over de internationalisering.
Frans Crols
De strijd om de verankering werd verloren. België is in zijn 175ste jaar een werkhuis voor het buitenland.
Een miserabel soort van de vele kapitalismen is het biefstukkenkapitalisme: het streeft plat en geesteloos naar villa’s, dolle wagens, chique lidmaatschappen en adellijke titels.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier