Het andere Wallonië ligt klaar voor gewiekste noorderlingen
Guido Fonteyn, de meest Waalse onder de Vlaamse journalisten, blijft peilen naar de rijkdommen van het zuiden. Een onverschrokken analyse.
TRENDS. U blaast nu al jaren warm en koud over de inertie en de rijkdom van Wallonië. Steeds vaker warm trouwens, meer bepaald als het over de provincie Luxemburg gaat.
GUIDO FONTEYN. “Onlangs nog werd ik door de gouverneur van de provincie Luxemburg, Bernard Caprasse, uitgenodigd om eens diepgaand kennis te maken met ‘een ander Wallonië dan dat van de PS-staat en de historische as langs Samber en Maas’. Ik word voortdurend in mijn mening gesterkt en ik blijf al het goede herhalen dat ik kan toeschrijven aan die provincie, die ik op dit ogenblik grondiger leer kennen. En ik sta ook in bewondering voor wat er zich op cultureel vlak afspeelt in Bergen. Dat is een verhaal dat in schril contrast staat met de grillen in Charleroi. Die kant van Wallonië stelt me teleur.”
Er bestaan dus echt twee gezichten van Wallonië, zoals beweerd wordt in Libramont of Aarlen?
FONTEYN. “Nee. Dat ‘andere Wallonië’, dat onderneemt en wint, heeft altijd bestaan. Ik stel dat tot in de verste uithoeken vast, zelfs in de vallei van de Viroin, waar ik een buitenverblijf heb. Overal in Wallonië zijn er sporen te vinden van een oude, welvarende industrie die deel uitmaakt van de plaatselijke genen. En vandaag nog zijn die genen wel degelijk present. In de industriezone van Vielsalm bijvoorbeeld.”
Bent u niet een van de enigen die op die manier preken in de geregionaliseerde woestijn?
FONTEYN. “Helemaal niet. Ik sta daarmee steeds minder alleen: het verwondert mij om te zien hoeveel ondernemers en industriëlen uit Vlaanderen zich in de provincie Luxemburg komen vestigen en er hun toekomst te verankeren. Ik heb de jongste tijd een aantal onder hen geïnterviewd. Ze zijn opgetogen, verrukt over de ruimte waarover ze beschikken om te ondernemen en over hun bereikbaarheid langs de autosnelwegen, maar ook over het gemak waarmee ze in contact kunnen treden met de Waalse beslissingnemers.”
Gaat het echt al zover?
FONTEYN. “Aan de ene kant hebt u Vlaanderen, dat zo vol is als een ei en waar men tijd en geld verliest in de files rond Brussel en Antwerpen, waar de administratie zo hiërarchisch en gelaagd is opgebouwd dat het erg ingewikkeld is om in contact te treden met de politieke autoriteiten. Als u hier een provinciegouverneur of een gewestminister wil ontmoeten om te spreken over een investering, dan is de afspraak op een dag of twee gemaakt.”
Hoe luiden de getuigenissen van die ‘vliegende Vlamingen’?
FONTEYN. “De meesten spreken positief over de plaatselijke arbeidskrachten en, zoals ik al zei, over de toegankelijkheid. Dat is niet niks. Men heeft berekend dat in Zaventem de tewerkstelling in vergelijking met de lokale bevolking 274 % bedraagt. U kunt zich inbeelden welke gevolgen dat heeft voor de leefruimte en het milieu. Libramont of Vielsalm is een eldorado voor het Vlaanderen dat nog wil ondernemen. Het ligt overigens bij de deur. Waarom zijn ze niet sneller afgezakt, kan men zich afvragen.”
Kunt u een recent voorbeeld geven van een Vlaams verhaal in Wallonië?
FONTEYN. “Een Vlaamse onderneming, marktleider in de aanmaak van panelen in houtcomposiet, heeft onlangs haar activiteiten overgebracht naar de bron van haar productie in de bossen van Vielsalm. Het hout is op het ogenblik dat het verwerkt wordt goed nat, wat essentieel is om kwaliteit te brengen. De plaatselijke werkkrachten zijn bovendien bekwaam en goedkoper. Op hetzelfde ogenblik kwamen in Oignies inwoners uit Vlaanderen samen om een front te vormen tegen de plannen voor een industriële varkenskwekerij die ingediend waren door een Vlaming.”
Dan toch een vlekje op de noord-zuidpartituur zonder valse noten?
FONTEYN. “Ja, en nog wel een van formaat. Ik ga misschien vijanden maken, maar ik heb in Namen gewoond en ik vraag me nog altijd af wat de Waalse verantwoordelijken bezield heeft om van dat gat hun hoofdstad te maken. Een onvergeeflijke blunder. Die kleine provinciestad is een muur tussen Luxemburg en Brussel. Zelfs geen stopplaats.”
Philippe Coulée
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier