Voor het eerst bedroeg het aandeel van hernieuwbare energie vorig jaar 30 procent van alle elektriciteit die wereldwijd geproduceerd wordt. In de Europese Unie stijgt dat aandeel zelfs tot 44 procent. Dat blijkt uit een studie van de denktank Ember. De snelle groei van hernieuwbare energiebronnen “heeft de wereld op een cruciaal kantelpunt gebracht, waar de productie van energie op basis van fossiele brandstoffen waarschijnlijk dit jaar wereldwijd zal afnemen”.
Het is vooral de zonne-energie die een hoge vlucht neemt en “sneller versnelt dan iemand voor mogelijk had gehouden”, aldus Ember, een onderzoekscentrum in Londen dat de overgang naar schone energie wil helpen versnellen.
Om de snelle ontwikkeling van hernieuwbare energie te illustreren wijst de denktank erop dat de cumulatie van de capaciteit van zonne-energie tussen 2000 en 2010 elke twee jaar verdubbelde en tussen 2010 en 2023 elke drie jaar verdubbelde.
De geïnstalleerde zonne-energiecapaciteit steeg vorig jaar met meer dan 23 procent tot 1.631 TWh, of 5,5 procent van de wereldwijde elektriciteitsproductie. Windenergie was goed voor 7,8 procent van de elektriciteitsproductie wereldwijd, waterkracht voor 14,3 procent en bio-energie voor 2,4 procent. Kernenergie was goed voor 9,1 procent, steenkool voor 35,4 procent en gas voor 22,5 procent.
Richting 60 procent hernieuwbaar
De denktank schat dat de bliksemsnelle groei van hernieuwbare energie tegen dit jaar zou kunnen leiden tot een daling van 2 procent van de elektriciteit die opgewekt wordt uit fossiele brandstoffen. De daling had vorig jaar al kunnen plaatsvinden als de productie van elektriciteit op waterkracht de voorbije vijf jaar niet had gesputterd wegens droogte in China, India, Vietnam en Mexico.
Tijdens de klimaattop COP28 eind vorig jaar in Dubai heeft de internationale gemeenschap als doel gesteld om de capaciteit van hernieuwbare energie wereldwijd te verdrievoudigen tegen 2030. Als dat lukt, zal hernieuwbare energie goed zijn voor 60 procent van de wereldwijde energieproductie.
