Heerlijk karren
Voor de Europeaan lijkt het alsof Ford zijn gamma uitbreidt met een nagelnieuw model, maar niets is minder waar. De Ecosport bestaat al een poos. Niet in onze contreien, weliswaar. De vorige generatie van het model reed vooral rond in Zuid-Amerika. Met behoorlijk wat succes overigens. Van die eerste generatie werden er niet minder dan 700.000 exemplaren gebouwd en verkocht. Normaal zou de tweede generatie ook alleen voor Zuid-Amerika en Azië zijn, maar ondertussen is het segment van de kleine SUV in Europa zo populair geworden dat Ford de nieuwe Ecosport dus ook hier wil verkopen. Zo heeft het merk nu een concurrent voor populaire auto’s als de Mokka van Opel, de 2008 van Peugeot of de Captur van Renault. Stuk voor stuk modellen die in een nog altijd behoorlijk sombere markt opvallend goed verkopen.
Zo vlot ging die Europese introductie van de Ecosport nu ook weer niet. De vraag overal elders in de wereld was zo groot, dat de productie nauwelijks kon volgen. Daardoor werd hij maar mondjesmaat uitgerold, land na land. Zo kregen we de Ford Ecosport al in het begin van het jaar te zien, maar pas nu verschijnt hij eindelijk ook in de Belgische showrooms. Het is heerlijk karren met de Ecosport. Weinig kleine SUV’s weten stabiliteit (een ‘hoge’ auto heeft de neiging te wiegen in bochten) en comfort (wiegen kun je mijden door de vering stugger te zetten, maar dan verlies je comfort op slechte wegen) zo perfect te verzoenen. Of hoe Ford zich na de Fiesta, de B-Max en vooral de Focus opnieuw onderscheidt als uitstekende chassisbouwer.
Uiterlijk onderscheidt de Ecosport zich van de concurrentie met zijn opvallende achterdeur. Een ongewone keuze voor Europa, waar we een achterklep verkiezen. Houd er rekening mee dat de achterdeur bij het openen zwaarder aanvoelt dan een klassieke achterklep, en dat achter de auto nog eens 1,2 meter nodig is om ze helemaal te openen — veel meer dan met een achterklep dus. Ook specifiek voor de Ecosport is dat er maar één versie is: de Titanium. Het voordeel is dat de auto standaard zeer goed uitgerust is, het nadeel dat hij met een relatief stevige instapprijs begint.
In het vooronder van onze testwagen zat de eenlitermotor met turbo, een kleine driecilinder die zich laat voeden met benzine. Dat is perfect voor dit model: altijd voldoende power onder de voet, ongeacht het toerental. En op de autoweg reden we moeiteloos met het peloton mee. Alleen wie meer dan 35.000 kilometer per jaar rijdt of constant op de autoweg zit, gaat beter voor de 1.5 TDCi, een turbodiesel.
JO BOSSUYT
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier