Harvard aan de Dijle?

Universiteiten moeten steeds meer terugvallen op privé-financiering om de eindjes aan elkaar te knopen. Betekent dat ook hogere inschrijvingsgelden? De universiteit van Leiden meent alvast van wel. Wat denken Vlaamse universiteiten?

“Als je een goed product te bieden hebt, mag het wat duurder zijn.” Onder dat motto wil de Leidse universiteit de handen vrij om, naar Amerikaans voorbeeld, zelf het inschrijvingsgeld te bepalen. Maar Leiden wil nog meer. Uit vrees dat de overheidsfondsen in de toekomst niet langer zullen volstaan om het budget rond te krijgen, wil de universiteit de markt op. Alle ogen zijn gericht op de bedrijven, zij moeten de grote mecenas worden, veel meer dan ze dat nu al zijn. Is dat plan haalbaar? De gedachte van een grote mate afhankelijkheid van het bedrijfsleven doet de universiteiten huiveren.

Hoe staan de Vlaamse universiteiten tegenover dit voorstel? Krijgen we een Harvard aan de Dijle of een Massachusetts Institute of Technology aan de Schelde? Wat de inschrijvingsgelden betreft, in geen geval. Rector Jacques Willems van de Universiteit Gent schetst de situatie: “Het onderwijs financieren blijft de taak van de overheid. Het inschrijvingsgeld is geen bron van inkomsten, maar heeft de functie van remgeld.”

Maar de Vlaamse universiteiten teren steeds minder op de toelagen die de overheid hen toestopt om hun onderwijsopdracht te vervullen: bij de universiteiten van Gent, Leuven of Antwerpen beslaat die nog slechts 50% van de totale inkomsten. Tien jaar geleden bedroeg dat percentage in Leuven nog 75%. Sindsdien verlangt de maatschappij steeds meer van de universiteit in de vorm van onderzoek en dienstverlening. In zoverre dat vandaag al de helft van het universiteitsbudget wordt aangewend voor fundamenteel en toegepast onderzoek. Dit groeiende budget kan of moet de overheid niet alleen betalen, dat beseft ze maar al te goed.

Universiteiten wisselen het geweer van schouder: niet de onderwijs- maar de onderzoeksreputatie bepaalt steeds meer het gezicht van een instelling. Het onderzoeksdomein biedt bovendien de beste mogelijkheden om privé-financiers te strikken. Het overheidsbeleid dat streeft naar schaalvergroting, naar het uitbouwen van expertise-centra is daar niet vreemd aan. Rector René Verheyen van de Universiteit Antwerpen: “De druk om die extra inkomsten te vinden is groot. De middelen van de overheid zijn in verhouding tot ons takenpakket beperkt. Via dienstverlening kan je extra medewerkers aanwerven die de tekorten aan personeel op de onderwijspost wegwerken.”

BEDRIJVEN WINNEN VELD.

Overheidscontracten stofferen nog wel het meest de onderzoekstaart, maar contracten met de privé-sector winnen geleidelijk aan veld. Aan de Katholieke Universiteit Leuven zorgen bedrijven al voor goed 30% van het onderzoeksbudget, terwijl het vroeger slechts ging om een paar procent. Aan de Universiteit Gent staat tegenover 2 miljard overheidsgeld voor onderzoek, 1 miljard inkomsten gesprokkeld via privé-bedrijven en het Instituut voor Wetenschap en Technologie (IWT). De toenemende aandacht van de universiteiten voor de valorisatie van het onderzoekswerk uit zich ook in de steeds talrijker wordende spin-offs. Het Baekeland en Gemma Frisius Fonds in respectievelijk Gent en Leuven zijn daar de jongste vruchten van (zie ook blz. 82).

In de onderzoeksopdracht van de Vlaamse universiteiten is al heel wat marktwerking geslopen. Toch ziet rector André Oosterlinck van de KU Leuven nog rek in het aantrekken van privé-fondsen. Er is één grote maar. Jacques Willems: “Privé-fondsen voor onderzoek moeten een fractie blijven van het geheel. Fundamenteel onderzoek, het verleggen van de grenzen van de kennis blijft onze kernopdracht.” Els Witte, rector van de Vrije Universiteit Brussel, treedt hem daarin bij: “Een derde van het onderzoeksbudget verzamelen via bedrijven is het maximum. Anders komt de onafhankelijkheid van de universiteit in het gedrang.”

Betekent dit dat als de privé-financiering stijgt ook de overheid moet volgen? Jacques Willems: “Universiteiten kunnen ook selectiever zijn in de keuze van privé-projecten. Het is niet onze taak om loodgieter te spelen.” Al vindt André Oosterlinck ook dat fundamenteel onderzoek dat te ver van de bedrijven staat al even gek zou zijn.

Een verregaande privatisering van het universitair landschap is dus niet voor morgen. André Oosterlinck: “In Vlaanderen zijn we er nog niet aan toe. De vraag is ook of we daar wel naartoe moeten. Al wordt daarover binnen de Vlaamse Universitaire Raad (Vlir) wel eens van gedachten gewisseld. Bijvoorbeeld of je je financiering niet moet herbekijken als je een universiteit wil op Europees topniveau.”

KDA

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content