Hardnekkige gewoontes

Bedrijfsleiders kunnen niet zelf bepalen hoe de voordelen die zij ontvangen, worden belast. De fiscus blijkt bovendien minder geduldig dan voorheen. Waakzaamheid is dus geboden.

Elk beroep heeft zijn hardnekkige, bijna onuitroeibare gewoontes. Dat is bij de beoefenaars van het fiscale metier niet anders. Neem bijvoorbeeld de manier waarop men staat tegenover de voordelen van alle aard die door vennootschapsmandatarissen verkregen worden.

De principes zijn nochtans zeer eenvoudig. Bij nader inzien komen ze zelfs volledig overeen met de principes die van toepassing zijn op de voordelen die door “werknemers” verkregen worden. Als een bestuurder van een vennootschap naast zijn bezoldiging nog een ander voordeel van zijn vennootschap ontvangt, dan is hij daarop in principe belastbaar. Zoals dat ook bij werknemers het geval is.

De voorbeelden zijn legio : een bestuurder krijgt een firmawagen ter beschikking, waarmee hij ook privé-verplaatsingen doet. Hij krijgt gratis een woning ter beschikking. Of een voorschot. Enzovoort.

EENVOUDIG.

Die principiële belasting houdt in dat de vennootschap het belastbare voordeel men noemt dat een voordeel van alle aard op de individuele loonfiches vermeldt. En dat de genieter in casu de bestuurder dat voordeel ook in zijn aangifte in de personenbelasting opneemt.

Eenvoudiger kan nauwelijks. De praktijk is nochtans beduidend anders. Omdat veel vennootschappen nooit gewoon geweest zijn om in hoofde van hun bestuurders veel voordelen van alle aard in rekening te brengen.

OORZAAK.

Wat daarvan de oorzaak is, valt moeilijk te achterhalen. Ongetwijfeld heeft het onder meer te maken met de manier waarop de omvang van deze voordelen moet worden geraamd. Zoals men weet, wordt een aantal voordelen van alle aard forfaitair geraamd. Dit is onder meer het geval voor het privé-gebruik van firmawagens, de terbeschikkingstelling van woningen, het verstrekken van leningen enzovoort.

Die forfaitaire ramingsregels waren tot eind de jaren tachtig evenwel voor het grootste gedeelte alleen maar toepasselijk in de relatie van werkgever tot werknemer. En niet bijvoorbeeld in een relatie van bestuurder tot zijn vennootschap. Het is pas sedert enkele jaren dat die forfaitaire raming in de algemene zin van toepassing is verklaard. Inclusief op de bestuurders van vennootschappen.

Dit wil niet zeggen dat voordelen van alle aard die door een vennootschap aan haar bestuurders werden toegekend, voorheen niet belastbaar waren ; wel dat de omvang van het belastbaar bedrag erg onzeker was.

PALAVEREN.

Het gevolg daarvan was dat in hoofde van bestuurders slechts bij mondjesmaat voordelen in rekening werden gebracht ; en dat men ze ook dikwijls gewoon achterwege liet. Men keek de kat uit de boom. Totdat de belastingcontroleur op visite kwam.

Naar aanleiding van het onderzoek van de fiscale toestand van de vennootschap, werd dan wat over en weer gepalaverd, waarna “onder grote mensen” een oplossing werd gezocht, die vervolgens steevast met een feestelijke maaltijd beklonken werd.

Die oplossing kon verschillende kanten uitgaan. De zaak gewoon zo laten, of een bedrag afspreken dat alsnog in hoofde van de bestuurder zou worden belast.

TECHNIEK.

Er waren bovendien nog twee andere technieken die in de praktijk veelvuldig werden (en nu soms nog worden) aangewend. Van een voordeel van alle aard kan slechts sprake zijn als de bestuurder werkelijk een voordeel ontvangt. En dus niet als hij voor het voordeel moet betalen. Betalen wil evenwel niet zeggen dat er ook meteen geld op tafel moet komen. Als men een bedrag boekt op het debet van de rekening-courant van een bestuurder, dan heeft hij ook betaald. Door die boeking is er immers een zekere en vaststaande schuld ten opzichte van de vennootschap ontstaan.

Een veelgebruikte techniek bestond (en bestaat) er dan ook in, het afgesproken bedrag van het voordeel van alle aard niet toe te voegen aan het belastbaar inkomen van de bestuurder, maar het vooralsnog te boeken op het debet van de rekening-courant die hij bij zijn vennootschap heeft.

TWEE.

De tweede techniek bestond erin het afgesproken voordeel niet te belasten in hoofde van de bestuurder, maar het wel te voegen bij de verworpen uitgaven van de vennootschap. Zodat niet de bestuurder, maar wel zijn vennootschap op het voordeel werd belast.

Maar meer dan ooit moet met deze twee technieken uitgekeken worden. De fiscus of minstens het hoofdbestuur is immers niet langer bereid om zich zonder meer bij deze oplossingen neer te leggen.

De techniek waarbij de voordelen op het debet van de rekening-courant worden geboekt, is een legitieme techniek. Door deze boeking zal de bestuurder immers vroeg of laat effectief moeten betalen. Er is dan inderdaad geen voordeel meer.

VERLEDEN.

Maar anders dan voorheen blijkt de fiscus niet langer geneigd om deze oplossing op eender welk moment te aanvaarden. Tot voor kort liet men toe dat voordelen van alle aard op deze manier werden “weggewerkt”, zelfs wanneer die voordelen bij een belastingcontrole ontdekt werden. Maar dat lijkt stilaan verleden tijd te zijn.

De fiscus blijkt er immers van langsom meer moeite mee te hebben dat vennootschappen een belastingcontrole afwachten vooraleer zij boven water willen komen met de voordelen van alle aard die zij aan hun bestuurders toekennen. Meer dan een jaar geleden heeft hij dan ook bij monde van de minister van Financiën laten verstaan dat zijn geduld ongeveer op is : wegwerken van in principe belastbare voordelen via debitering van de rekening-courant kan, maar dat moet dan wel tijdig gebeuren ; dit wil zeggen, op het ogenblik dat de voordelen toegekend worden.

CLEMENTIE.

En met de andere techniek heeft de fiscus in het geheel geen clementie meer. Bij herhaling heeft de minister van Financiën immers laten weten dat er voortaan geen sprake meer kan zijn van een oplossing waarbij de voordelen niet belast worden in hoofde van de bestuurders, maar wel in de vorm van verworpen uitgaven aan het fiscaal resultaat van de vennootschap worden toegevoegd.

Met het wetboek in de hand houdt hij vol en als men eerlijk wil zijn, kan men dit alleen daar beamen dat er geen keuzemogelijkheid bestaat. Het wetboek bevat geen enkele bepaling die toelaat voordelen van alle aard (die bij de genieter een beroepsmatig karakter vertonen) niet te belasten in hoofde van de genieters, maar wel toe te voegen aan het belastbaar inkomen van de verstrekker van het voordeel (die in casu de vennootschap is).

UITROEIEN.

Gezien het verleden, moet men evenwel niet verwachten dat deze jarenlang ook door de fiscus op ruime schaal gedoogde, en diep in de beroepstradities ingebakken gewoontes, snel uitgeroeid zullen worden. Het is dan ook voorspelbaar dat over deze problematiek nog veel gediscussieerd en geprocedeerd zal worden.

Getuige daarvan een (eerste) dossier dat onlangs in verband met deze materie voor het Hof van Beroep te Antwerpen ter sprake kwam.

De feiten waren klassiek : ook weer een vennootschap die voordelen van alle aard aan haar bestuurder had toegekend ; en dat daarom jarenlang in samenspraak met de belastingcontroleur een bepaald bedrag aan haar eigen fiscaal resultaat had toegevoegd (in plaats van die voordelen in hoofde van haar bestuurder te laten belasten). Op een bepaald ogenblik was de belastingcontroleur daar evenwel niet meer toe bereid. En vond hij dat het voordeel wel degelijk in hoofde van de bestuurder moest worden belast. Het Hof van Beroep te Antwerpen had uiteraard geen keuze. De wet is de wet. En dus kon het alleen maar vaststellen dat de toegekende voordelen van alle aard niet thuishoorden in de vennootschapsbelasting, maar wel in de personenbelasting (arrest van 30 juni 1997).

VENNOTEN.

De bestuurders van vennootschappen zijn overigens niet de enigen die met deze problemen geconfronteerd worden. Hetzelfde geldt voor de werkende vennoten van personenvennootschappen. En aangezien de bestuurders en de werkende vennoten sedert eind vorig jaar voor belastingdoeleinden samengebracht zijn in de ene categorie van de bedrijfsleiders, zijn het voortaan dus de fiscale bedrijfsleiders die met deze problemen rekening moeten houden.

Overigens zij niet alleen. Ook hun vennootschappen. Want als zij niet doen, wat zij moeten doen dat wil zeggen, de voordelen zoals het hoort op de individuele loonfiches van hun bedrijfsleiders vermelden lopen ze het risico een astronomisch hoge factuur te moeten betalen. Voordelen die in hoofde van de genieter in principe als beroepsinkomen belastbaar zijn, en niet op de individuele loonfiches worden vermeld, kunnen immers als geheime commissielonen worden belast. Wat betekent dat zij niet alleen in principe in hoofde van de genieter belastbaar zijn (in de personenbelasting) ; maar dat zij bovendien in de sfeer van de vennootschapsbelasting aangeslagen kunnen worden tegen het bijzonder geheimecommissielonentarief. Dat bedraagt “slechts” 309 %.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiscalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content