Harde tijden op komst
De bedrijven voelen zich langs alle kanten belaagd.
Bankiers zijn het er misschien niet mee eens, maar voor de bedrijven eindigden de goede tijden niet met de financiële crisis van 2008. De overheid en de centrale banken trokken alle registers open, wat de aandelen de hoogte in stuurde en de ondernemingen toeliet geld te lenen tegen historisch lage rentes. Terwijl de broze arbeidsmarkt een neerwaartse druk uitoefende op de lonen, rezen de winstcijfers van de bedrijven de pan uit. Maar in 2016 moeten de ondernemingen onder ogen zien dat het feest nu echt voorbij is.
Laten we beginnen bij China en de ontwikkelingslanden. Jarenlang konden bedrijven bezorgdheid over de groei sussen door de investeerders hun strategie voor de opkomende markten aan te praten: al die mensen, al dat potentiële verbruik van de middenklasse. Dat veranderde de spreiding van de bedrijfsinkomsten: volgens McKinsey was in 1980 20 procent van de bedrijfsinkomsten in de wereld afkomstig van opkomende markten; tegen 2013 was dat 40 procent geworden. Nu lijkt de opkomende wereld veel minder aanlokkelijk. De groeivoet is er gedaald van 7,7 procent in 2010 tot ongeveer 4,5 procent in 2015 en een verbetering is in 2016 onwaarschijnlijk.
Bedrijven zijn niet zoals financiële beleggers, die het ene moment geld uit een regio wegrukken en het er het volgende moment weer instoppen. Westerse managers zullen niet gemakkelijk de rug keren naar gevestigde markten als China en veelbelovende markten als India. Toch zal de aandacht in de bestuurskamers in 2016 westwaarts verschuiven. Meer bepaald naar Europa, waar het lusteloze herstel steviger wordt, en naar de Verenigde Staten. Banken als HSBC en Standard Chartered, die na de crisis hoog opliepen met hun filialen in de opkomende markten, denken er niet langer aan hun hoofdkwartier over te brengen naar Azië. Er verlaten steeds meer firma’s discreet delen van de ontwikkelingslanden die niet echt resultaat opleverden. Ze volgden het voorbeeld van Best Buy, een Amerikaans elektronicabedrijf dat in 2014 zijn activiteiten in China stopzette, en van de Franse mediaonderneming Vivendi, die zich in 2015 terugtrok uit Brazilië. Westerse managers hebben het dan over focussen op de kernmarkten.
In de rijke wereld wordt het leven in 2016 niettemin gecompliceerder. Een van de redenen is dat westerse bedrijven niet de enige zijn die anders beginnen te denken over de opkomende markten. Ook ondernemingen in de ontwikkelingslanden zelf doen dat. Omdat hun binnenlandse groei vertraagt, kijken zij naar het buitenland. China leidt daarbij de aanval. Vermoed werd dat in 2015 meer uitgaande buitenlandse investeringen gedaan werden door Chinese ondernemingen, dan er geld in de omgekeerde richting vloeide. Deals die tot stand kwamen, waren onder meer de overname van de Italiaanse bandenmaker Pirelli door de China National Chemical Corporation, Ninebots aankoop van Segway, zijn concurrent op de markt van de elektrische scooters, en een investering van de taxi-app Didi Kuaidi in Lyft, een Amerikaanse rivaal van Uber. In 2016 mogen we nog meer van dat verwachten, inclusief de eerste Chinese acquisitie van een Europese bank. Dat zal de concurrentie voor activa, werknemers en klanten alleen maar verscherpen.
Een tweede bron van onbehagen zijn de veranderende renteomstandigheden. De Federal Reserve heeft de rente al licht verhoogd. En ook aan het lange wachten op een verhoging van de rente door de Bank of England komt een einde in 2016. Heel wat bedrijven kunnen dat van zich afschudden, maar heel wat bedrijven ook niet. Ook al gaan de rentes maar geleidelijk omhoog, de wijziging van de leningskosten weegt vooral aan de onderzijde van de kredietschaal. Het is daar dat de leningactiviteit het meest uitgesproken was in de voorbije jaren. Vier van de vijf nieuwe Amerikaanse bedrijven die tussen 2012 en 2014 obligaties uitgaven, werden door de kredietbeoordelaars geclassificeerd als ‘junk’. Analisten bij Standard & Poor’s gaan ervan uit dat in 2016 dubbel zoveel van die schuldenaars in insolventie verzeilen als in 2014. Alle ogen zijn gericht op de Amerikaanse schalieolieproducenten. Lage olieprijzen en een hoge schuldenlast zullen daar een shake-out teweegbrengen.
Schuilen kan niet meer
In theorie vormen stijgende rentes een goednieuwsshow. Ze suggereren dat de economie sterk genoeg is om inflatoire druk te genereren. Na jaren van stagnerende lonen is dat goed nieuws voor consumenten en bedrijven. Nieuwe regelgeving geeft evenwel in sommige sectoren de lonen een grotere duw dan gewoonlijk. In Groot-Brittannië komt er in april een ‘leefloon’ voor werknemers ouder dan 25. In de Verenigde Staten boeken campagnevoerders voor een minimumloon overwinningen in de strijd voor forse loonsprongen. Er bestaan stevige argumenten om laagbetaalde arbeidskrachten een hoger loon te bezorgen, maar deze verhogingen zijn ongebruikelijk scherp en veroorzaken kopzorgen in sectoren als de kleinhandel en de sociale verzorgingssector.
In de eerste helft van dit decennium waren heel wat ondernemingen afgeschermd van de economische beproevingen rondom hen. In 2016 valt er niet meer te schuilen. De opkomende markten worden moeilijker, de rijke wereld concurrentiëler. De arbeidskosten nemen geleidelijk toe, net als de hyperlage rente. Het tijdperk van de recordwinsten begint stilaan af te lopen.
De auteur is redacteur bedrijven van The Economist.
Andrew Palmer
De ondernemingen moeten onder ogen zien dat het feest nu echt voorbij is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier