HANS DE BELDER
VRAGEN.
Hans De Belder, gewezen directeur-generaal van de Vlaamse Dienst voor Buitenlandse Handel (VDBH), heeft een hectische én een paradoxale week achter de rug. Hectisch, want eerst vloog hij richting Tel Aviv om er een VDBH-zending te leiden, vervolgens richting Brussel voor een briefing over de audit van Ernst & Young, en tenslotte opnieuw richting Midden-Oosten voor een verdere follow-up van de Vlaamse handelszending. Een paradoxale week ook want in Brussel kregen de VDBH en De Belder een negatieve beoordeling mee, terwijl de meegereisde Vlaamse bedrijven in Israël aan het einde van de handelsmissie omzeggens unaniem positief waren over de VDBH en zijn voorman. “Ik voel me dan ook onrechtvaardig behandeld,” zegt Hans De Belder. “Na vijf jaar intensief werken is er vooral het gevoel dat we te weinig een doelgerichte actie konden voeren. Het is abnormaal dat ons personeel nog steeds geen eigen aangepast Vlaams statuut heeft. Er werden ons, voor het werk in de regionale kantoren, exportadviseurs beloofd door de opeenvolgende (3) ministers. Eerst 25, later 5. Welnu, we wachten er nog steeds op. Ernst & Young spreekt over de demotivatie van ons kader. Als er al demotivatie was wat ik betwijfel dan is dat omdat we van meet af aan in een moeras terechtgekomen zijn. In de voorbije vijf jaar hebben wij zo’n 650 bedrijven mee op missie genomen, waarvan de meerderheid zich ruim voldaan verklaarde. Evenveel bedrijven namen deel aan onze Vlaamse groepsstanden of internationale jaarbeurzen.
Dat we een moeilijke start hebben gekend, was niet onze fout. Er was een onduidelijke wetgeving, we erfden veel Belgische ziektes en de Vlaamse overheid had ook nog geen ervaring met een dienst zoals de onze.”
Het Ernst & Young-rapport maakt een analyse van de VDBH, maar slechts 17 procent van de aangeschreven bedrijven verleenden hun medewerking. Voor Hans De Belder een reden om mee te twijfelen aan de gegrondheid van de conclusies. Of Ernst & Young comform de opdracht werkte, moet trouwens nog uitgemaakt worden (later deze maand door de raad van bestuur). “De audit zegt ook niet hoe exportpromotie er zou moeten uitzien, of hoe de relatie VDBH-bedrijven optimaal moet functioneren,” aldus De Belder. “Wat verlangen de bedrijven nu werkelijk van hun VDBH ? Dat weten we vandaag nog steeds niet. Ik verklaar mij ook voorstander van een tarifering van de diensten. Dat gebeurt nu al partieel : bedrijven die inschrijven voor een zending, betalen mee voor de dienstverlening van de VDBH. Luc Van den Brande denkt na over een apart beheerscontract voor de VDBH, maar onder politieke supervisie. Of met andere woorden : een partiële autonomie. In het buitenland heeft men veel radicalere stappen gezet.
Ernst & Young vindt ook dat we te veel aan buitenlands beleid deden. Hoe kan je nu met een VDBH-handelszending of een VDBH-groepsstand in het buitenland komen zonder Vlaanderen te situeren op de wereldkaart ? De Vlaamse export bevorderen én Vlaanderen promoten, gaan onvermijdelijk hand in hand. Het échte probleem is dat we een Vlaams minister van Buitenlandse Betrekkingen (Luc Van den Brande) hebben die echter alleen onvoldoende tijd heeft voor die polyvalente en permanente aanwezigheid vergende job.”
Wat de dienstverlening aan de bedrijven betreft, betreurt De Belder dat de beschikbare budgetten om bedrijven daadwerkelijk te steunen in hun buitenlandse acties (amper 150 miljoen frank), al te stringent aangepakt worden. “De VDBH-administratie krijgt nauwelijks enige armslag. Met als resultaat dat amper 100 miljoen frank daadwerkelijk ingezet wordt, de resterende 50 miljoen blijft ongebruikt achter en vloeit terug naar de staatskas. Buitenlandse naties hebben pakken geld veil voor hun exporteurs.”
HANS DE BELDER (VDBH) Het échte probleem is dat de Vlaamse minister die verantwoordelijk is voor Buitenlandse Betrekkingen, onvoldoende tijd heeft voor die job.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier