Handig instrument voor successieplanning
De opbrengsten van levensverzekeringen zijn door de bank genomen belastbaar. Maar als u goed uitkijkt, bestaan er formules die fiscaal interessant kunnen zijn. Een overzicht.
De meesten van ons weten best hoe een klassieke levensverzekering werkt. U sluit een overeenkomst waarbij een levensverzekeringsmaatschappij zich ertoe verbindt om bij het overlijden van de verzekeringsnemer een som uit te keren aan een derde persoon. Binnen dat opzet is die derde persoon in beginsel geen contracterende partij. Hij is de begunstigde en ontvangt gratis een uitkering bij de dood van de verzekeringsnemer. Zo’n overeenkomst wordt ook wel een “beding ten behoeve van een derde” genoemd.
Op die manier zou men een belangrijk deel van zijn vermogen aan de nalatenschap, en dus ook aan het successierecht, kunnen onttrekken. Tijdens zijn leven kan de verzekeringsnemer immers tal van overeenkomsten sluiten waarbij hij zijn vermogen op die manier helemaal of gedeeltelijk aan derden kan schenken. Alleen heeft de fiscale wetgever dat óók ingezien. Hoewel zo’n contract tijdens het leven wordt afgesloten, zijn er voor de “genieter” successierechten verschuldigd op het ogenblik dat de verzekeringsnemer overlijdt. Naar aanleiding van het overlijden verkrijgt de derde immers een eigen recht (namelijk op een som, rente of waarde) zonder dat hij een beroep moet doen op een andere “hoedanigheid” (bijvoorbeeld als erfgenaam).
Kortom, als de voordelen van een levensverzekeringspolis bij het overlijden van de verzekerde betaalbaar zijn aan een derde, dan moeten die worden opgenomen in de aangifte “nalatenschap”. Die aangifteverplichting geldt zowel voor Belgische als voor buitenlandse polissen. De enige voorwaarde is dat de verzekeringsnemer/overledene zijn laatste hoofdverblijfplaats in België had.
Hoe belastingen vermijden?
In het klassieke levensverzekeringsscenario zal de verzekeringsnemer ook de premies betalen. Het verzekerde kapitaal zal bij zijn overlijden aan de derde persoon (de niet-contracterende partij) worden uitgekeerd. De mogelijkheden zijn echter legio.
Zo kan de verzekeringsovereenkomst worden gevestigd op het hoofd van een andere persoon, waarbij de verzekeringsmaatschappij het destijds gevormde kapitaal niet zal uitkeren aan een derde/begunstigde, maar aan de contracterende partij (verzekeringsnemer) zelf. In dat geval is het niet langer een beding ten behoeve van een derde, maar een beding ten behoeve van zichzelf. De uitkering van het kapitaal, op het ogenblik van het overlijden van degene op wiens hoofd men de levensverzekeringsovereenkomst heeft afgesloten, zal niet aan het successierecht onderworpen zijn.
De wijze waarop deze levensverzekeringspolissen worden afgesloten, vindt men ook terug in sommige planningstrategieën. In een eerste fase wordt geld geschonken aan degene die men wil begunstigen. Die schenking zal meestal in de vorm van een handgift/bankgift gebeuren. Vervolgens onderschrijft de begiftigde een levensverzekeringspolis op het hoofd van de schenker. Bij het onderschrijven van de polis worden de geschonken gelden als enige premie gebruikt. Als de schenker meer dan drie jaar na datum van de schenking overlijdt, zal het kapitaal belastingvrij aan de verzekeringsnemer worden uitgekeerd. Sterft de schenker binnen de drie jaar, dan zijn mogelijk successierechten verschuldigd.
De fiscale voordelen van “tak 23”
Sommige levensverzekeringscontracten zijn onder bepaalde voorwaarden fiscaal vrijgesteld van inkomsten (art. 21, 9° WIB92). Het zijn onder meer polissen die voorzien in een uitkering van minstens 130% bij overlijden, die een minimale looptijd kennen van acht jaar of die geen enkele garantie bieden qua rendement of meerwaarde. In het bijzonder gaat het hier over polissen die zijn ondergebracht in de zogenaamde “tak 23”. Het zijn levensverzekeringspolissen met een flexibele premie, uitkering en einddatum, zonder enig gegarandeerd rendement, en die gekoppeld zijn aan beleggingsfondsen.
In de praktijk wordt deze verzekeringspolis, die tijdens het leven van de verzekerde veel fiscale voordelen oplevert, ook in veel successieplanningen gebruikt. Zoals we al aanstipten, gebeurt er in een eerste fase ook een handgift/bankgift. Vervolgens onderschrijft de begiftigde een levensverzekeringscontract “tak 23”. Gezien de interessante fiscale voordelen van de verzekeringspolis, wil de milde schenker zo lang hij leeft ook de opbrengsten of het lucratieve rendement van die polis voor zich houden. Daartoe kan een schenker enkele garanties in de schenking inbouwen.
Wat als de schenker zijn vermogen overdraagt, maar de controle wil behouden over de bestedingen van de begiftigde? De begiftigde schrijft na de schenking in op een verzekeringspolis “tak 23”. Maar hoe kan de schenker nog greep hebben op wat hij al heeft weggeschonken? Het Franse adagium donner et retenir ne vaut is een axioma in de Belgische schenkingsreglementering, en verzet zich tegen een dergelijke feitelijke controle. Een schenking van een geldsom die gebruikt wordt om een levensverzekering te onderschrijven, waarbij de schenker inspraak zou hebben in het beleid van de levensverzekeringsovereenkomst, lijkt dan ook te ver te gaan.
Het beheer van dergelijke polissen moet gebeuren door een financiële instelling of door een vermogensbeheerder, op exclusieve aanwijzing van de verzekeringsmaatschappij of de persoonlijke voorkeur van de verzekeringsnemer. U moet zich dan ook hoeden voor kunstgrepen waaruit een daadwerkelijke heerschappij van de schenker over het beheer van de polis zou blijken.
Bedrijfsleiders- of groepsverzekering?
Zoals we al zeiden, zijn niet alle uitkeringen belastbaar. Zo kan het ook zijn dat de derde begunstigde zelf destijds de premies heeft betaald, omdat de verzekeringsnemer bijvoorbeeld niet in staat was om ze zelf te betalen. In dat geval zou het immers niet opgaan de derde te belasten voor iets waar hij zelf direct of indirect voor heeft betaald.
Denk ook aan de schuldsaldoverzekering gekoppeld aan een hypothecaire lening. Hierbij wordt een levensverzekering afgesloten in het voordeel van de schuldeiser (bijvoorbeeld een financiële instelling) van de overledene, die dient als dekking van het nog openstaande saldo van de hypothecaire lening. Het verzekerde bedrag wordt aan de schuldeiser uitgekeerd om het openstaande saldo op het ogenblik van overlijden te delgen. Op die uitkering zijn geen successierechten verschuldigd, behalve op het gedeelte dat na de aflossing van de schuld nog overblijft en aan een andere derde zou worden uitgekeerd.
Om de uitkering met successierecht te kunnen belasten, moet de verzekeringspolis van de overledene uitgaan. In sommige gevallen zullen bepaalde overeenkomsten níét van de overledene uitgaan, maar zal men toch aannemen dat de erflater (direct of indirect) de geldelijke last van de overeenkomst heeft gedragen. Denk aan de zogenaamde bedrijfsleidersverzekeringen. Hierbij wordt de verzekering gesloten in het voordeel van de vennootschap, om die te vrijwaren voor de eventuele schade die het overlijden van haar bedrijfsleider zou kunnen veroorzaken. In dat geval is er geen sprake van een beding ten behoeve van een derde, maar heeft de vennootschap uitsluitend in haar eigen voordeel bedongen.
Anders wordt het wanneer die contracten zijn afgesloten door een vennootschap op het leven van haar bedrijfsleider en waarbij een aanvullende overeenkomst wordt afgesloten ten behoeve van nabestaanden van de bedrijfsleider-verzekerde. Uiteindelijk is het in deze context de nabestaande (bijvoorbeeld de weduwe van de bedrijfsleider) die de uitkering zal genieten. In dat geval zijn er wél successierechten verschuldigd.
In het geval van vennootschappen worden ook groepsverzekeringsovereenkomsten afgesloten. In tegenstelling tot bepaalde bedrijfsleidersverzekeringen waarbij de uitkering aan de nabestaande van de bedrijfsleider wordt uitgekeerd, zijn de toegekende voordelen van een groepsverzekeringscontract niet belastbaar.
Toch zijn er enkele voorwaarden. Om van deze vrijstelling te kunnen genieten, moet er een bindend reglement bestaan voor álle personeelsleden. Het is echter niet vereist dat het groepsverzekeringscontract onderschreven wordt door het voltallige personeel. Wel moeten bepaalde categorieën (arbeiders, bedienden of kaderleden) verplicht aan het reglement onderworpen zijn, met mogelijk verschillende modaliteiten voor elke categorie. Voorts moeten de begunstigden in het reglement zelf bepaald zijn. Niet iedereen komt in aanmerking voor de vrijstelling. De begunstigden mogen niemand anders zijn dan de overlevende echtgenoot van de overledene, of als die er niet is: de kinderen van de overledene die nog geen 21 jaar zijn. Bovendien moet het contract goedgekeurd zijn door de Controledienst der Verzekeringen.
De toepassing van verzekeringsformules voor successierechten biedt mooie perspectieven, maar zal in elke concrete situatie correct en nauwgezet moeten worden toegepast.
Jos Ruysseveldt [{ssquf}]
De auteur is professor aan de Fiscale Hogeschool en estate consultant.
Verzekeringspolissen uit de zogenaamde “tak 23” kunnen een nuttig instrument in de successieplanning zijn.
De uitkeringen van bedrijfsleidersverzekeringen of groepsverzekeringen zijn onder bepaalde voorwaarden niet belastbaar.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier