Handel is oorlog
In Kosovo strijden Europa en Amerika zij aan zij. Maar commercieel stapelen de conflicten zich op: na de bananen nu het hormonenvlees. Staan nog op het menu: genetisch gewijzigd voedsel, geluiddempers voor vliegtuigen, bescherming van persoonlijke gegevens. Wat rest er van de transatlantische samenwerking? Blijven de markten open of keren we terug naar het protectionisme?
Begin mei kregen diverse journalisten eindelijk het lang verwachte rapport over schadelijk hormonenvlees van Europees commissaris voor Consumentenzaken Emma Bonino in handen. Maar Donald Kursch, hoofd van de Amerikaanse delegatie bij de Europese Unie, moest nog een volle week geduld oefenen, voor hij zijn exemplaar in handen kreeg. “En er staat dan nog niets nieuws in. Totaal onvoldoende,” windt Kursch zich op. “Het is nóg maar eens een bewijs van de ondoorzichtige manier waarop de Europeanen hun onderzoek uitvoeren. Wij willen dat wetenschappelijke experts aan beide kanten van de oceaan onbelemmerd over de mogelijke risico’s van hormonenvlees kunnen discussiëren.”
Washington is kwaad op Brussel. Kwaad voor het zoveelste handelsconflict. Terwijl in Kosovo Navo-partners eensgezind de Servische vijand bestrijden, worden de transatlantische commerciële relaties steeds troebeler. Het jongste hoogtepunt in de strijd is het met hormonen behandeld rundvlees. Reeds in 1989 verbood de Europese Unie de invoer van alle hormonenvlees. Een schoolvoorbeeld van protectionisme, protesteerde de Amerikaanse National Cattlemen’s Beef Association. De maatregel betekende voor de veeboeren een verlies van jaarlijks 500 miljoen dollar, op een omzet van 36 miljard dollar.
De Europese Commissie verwierp die protectionistische klacht. Hormonenvrij vlees uit de Verenigde Staten mocht tot voor kort wél binnen: de 7000 ton in 1998 waren goed voor een omzet van 20 miljoen dollar (zie tabel: Export van Amerikaans vlees). Uit de hele wereld werd 400.000 ton hormonenvrij vlees ingevoerd. Bovendien gaf de Wereldhandelsorganisatie ( WTO) – de internationale organisatie die waakt over de wereldwijde liberalisering van de handel in zijn 134 lidstaten – de Europese Unie in februari vorig jaar niet helemaal ongelijk. De Verenigde Staten hadden het verbod immers voor het geschillenpanel van de WTO gebracht. Import mag worden verboden, wanneer er gevaar dreigt voor de volksgezondheid, oordeelde de WTO. Maar dat moet dan wel wetenschappelijk bewezen worden. Het geschillenpanel eiste binnen de vijftien maanden meer bewijsmateriaal over de gevaren van hormonenresidu’s. Die termijn liep af vorige donderdag, 13 mei.
De Europese Unie kwam slechts met voorlopige resultaten op de proppen. De definitieve resultaten komen er niet voor eind 1999. De twee voorlopige rapporten tonen aan dat één van de gebruikte hormonen, 17 beta-oestradiol, kankerverwekkend is. Hoe gevaarlijk het hormoon is, zegt het rapport er niet bij. “Vier decennia wetenschappelijk onderzoek in de Verenigde Staten hebben nog nooit een sluitend bewijs opgeleverd dat het Europees verbod rechtvaardigt,” zucht Rita Hayes, hoofd van de Amerikaanse handelsdelegatie bij de WTO in Genève. Maar de Europese Commissie speelt het hard: op vier mei werd het elf jaar oude verbod op hormonenvlees verlengd.
“Wij zullen natuurlijk voor de gepaste acties zorgen,” dreigt Donald Kursch. “Dit vlees is gekeurd door onze zeer strenge Food and Drug Administration. Beweer dus niet dat het onveilig is. De consumenten moeten de keuze hebben, de Europeanen moeten hun markt opengooien. Het heeft geen zin om het verbod te omzeilen via compensaties voor andere sectoren. Nee, de Amerikaanse runderfokkers moeten hun vlees op de Europese markt kwijt kunnen.”
Cultuurverschillen
In zijn Leuvense kantoor haalt Noël Devisch, voorzitter van de Boerenbond, enkele statistieken uit de la. Slechts 1,8% van het Europese rundvlees komt uit de Verenigde Staten. “Heel dit conflict is een principiële zaak, het blijft economisch zeer beperkt. In de Verenigde Staten beslissen wetenschap en overheid, maar in Europa is er minder vertrouwen in die twee. Europa heeft nog altijd een trauma door de dollekoeienziekte. Eerst zeiden de specialisten dat BSE voor de mens geen problemen opleverde. Later bleek het wél schadelijk. Zal de wetenschap zich ook met de hormonen misrekenen?”
Is de kloof tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten dan meer cultureel dan economisch? De jongste geschillen (zie ook kader: Het conflict breidt uit) wijzen er alvast op dat zaken als volksgezondheid, milieu en dierenwelzijn verschillend benaderd worden. Algemeen boert de handel tussen beide continenten uitstekend. Sinds 1991 ging de handel met 62% vooruit: de Verenigde Staten exporteerden in 1998 voor 5700 miljard frank naar de Europese Unie. De Unie op zijn beurt exporteerde 6740 miljard frank naar de Amerikanen.
Hormonen, en dat andere mediatieke conflict, bananen, zorgen voor amper 2% van die handel. Maar wanneer toltarieven en quota’s verdwijnen, komen andere problemen aan de oppervlakte. Een vrije wereldhandel weegt niet op tegen nationale verschillen en lokale culturen. Europese consumenten zijn bang voor genetisch gewijzigd voedsel en hormonen, terwijl Amerikanen dat voedsel als volstrekt veilig binnenspelen. Wetten, die decennia lang uitsluitend voor binnenlands gebruik waren bestemd, geven eveneens aanleiding tot hoog oplopende ruzies. Kenschetsend is het verbod van de hush kits voor vliegtuigen, om lawaai rond luchthavens te weren. De Europeanen noemen het een milieuvriendelijke maatregel, de Amerikanen een aanslag op hun luchtvaartindustrie.
Bananen
Voor de Amerikanen wordt Europa het Japan van de jaren tachtig: handelsbarrières, een complexe regelgeving, een zwakke binnenlandse vraag die gecompenseerd wordt door een stijgende export. In de jaren tachtig beklemtoonden ook de Japanners maar al te graag dat ze anders waren. Dat gold zelfs voor de Japanse sneeuw, als weerwerk tegen het openen van de Japanse markt voor skimateriaal.
Dat de hevigste conflicten gevoerd worden rond landbouwproducten, hoeft niet te verbazen. Geen enkele sector wordt wereldwijd zo sterk ondersteund als de landbouw (zie tabel: Subsidies landbouw). Ironisch genoeg gaat één van de hevigste disputen over bananen, een product dat Europeanen, noch Amerikanen in eigen land kweken. Maar het bananenregime is voor de Amerikanen hét schoolvoorbeeld van Europees protectionisme. Wanneer de Wereldhandelsorganisatie de Unie begin april nogmaals op de vingers tikt, is dat de vijfde veroordeling in zes jaar. De WTO besluit dat Washington wel degelijk schade lijdt door het Europese bananenregime. En geeft de Amerikanen het fiat om jaarlijks sancties te heffen ter waarde van 7,1 miljard frank.
In 1998 consumeerden de Europeanen vier miljoen ton bananen, waarvan 38% uit de zogenaamde ACS-landen. Dat zijn 71 met de Europese Unie geassocieerde landen, uit Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan. Bananen uit die landen, vooral ex-kolonies van Europese landen, mogen gratis binnen. De zogenaamde dollar-bananen (uit Midden- en Zuid-Amerika, en hoofdzakelijk gekweekt door Amerikaanse bedrijven), zijn daarentegen aan een invoerheffing onderworpen: 3025 frank per ton bananen. Dat maakt de dollar-bananen op de Europese markt duurder dan die op de wereldmarkt, maar de Europeanen hebben een historische plicht ten aanzien van hun armoedige gewezen kolonies, vindt de Europese Commissie.
Patrick Messerlin, professor aan het Parijse Institut d’Etudes Politiques, ontwaart achter het Europese bananenbeleid minder nobele motieven. De Europese consument betaalt jaarlijks twee miljard dollar extra voor de duurdere bananen. Dat geld vloeit niet in de loonzakjes van de arbeiders in de plantages van de ACS-landen. Patrick Messerlin maakt een eenvoudig rekensommetje: deel twee miljard door 25.000 arbeiders op de plantages, en je komt aan 80.000 dollar per jaar. Goed voor de aanschaf van een Rolls-Royce om de twee jaar. Maar Messerlin ziet weinig Rolls-Royces rijden in de plantages. Wat erop wijst dat het geld elders blijft plakken: licentiehouders, Europese fruitmultinationals en distributeurs, en het handvol grote Europese bananenproducenten.
“Patrick Messerlin zit er helemaal naast,” reageert Guy Legras, directeur-generaal van het Directoraat-Generaal VI-Landbouw van de Europese Unie. “Het bananenregime kost ons geen twee miljard dollar, maar 300 miljoen euro ( nvdr – 318 miljoen dollar) per jaar. Natuurlijk zijn de dollar-bananen goedkoop. Maar schaf dan meteen de hele Europese landbouw af. Als je de prijzen van de vrije markt toelaat, verdwijnen de zeven miljoen boeren van Europa.”
En dus doktert Europa alweer aan een gewijzigd bananenregime. Maar het geduld van de Amerikanen is op. Zij hebben ernstige twijfels bij de effectiviteit van de Wereldhandelsorganisatie. Washington vindt dat Europa zijn geschillen eindeloos rekt, door steeds kleine wijzigingen aan te brengen. “De Europese Unie heeft nog maar eens de gelegenheid om te tonen dat het de internationale handelswetgeving wil naleven,” zucht Charlene Barshefsky, de speciale handelsgezant van de Verenigde Staten. “Als de Unie nu niet reageert, moet haar houding ten aanzien van de WTO sterk in vraag worden gesteld.” Maar de WTO heeft de middelen niet om wereldwijd als handelsagent op te treden. En het Amerikaanse parlement zet Barshefsky onder druk om nu eens eindelijk resultaten te halen in het handelsconflict. Daarom wil Washington sancties. Dat kan perfect via het Super 301-artikel van de Amerikaanse handelswet, dat eenzijdige sancties tegen handelspartners toelaat. Voor de bananen mogen de Verenigde Staten dus 7,1 miljard frank sancties heffen van de WTO. Voor de hormonen ligt nog een lijstje klaar ter waarde van 7,2 miljard frank. De sancties voor de bananen zijn al op 3 maart gestart, die voor de hormonen gelden ten vroegste vanaf 15 juli.
Als het van de Amerikaanse vice-minister van Landbouw Richard Rominger afhangt, komen er ook voor het verbod op genetisch gewijzigd voedsel sancties. Rominger wil dat menu alvast op tafel tijdens de komende Millenniumronde, die eind november in Seattle opent. De opvolger van de Uruguay-ronde (1986-1994), moet tot een nog grondiger hervorming en liberalisering van de multilaterale handel leiden. “Eigenlijk zijn al die rituelen die je nu meemaakt een typische opwarmer voor de Millenniumronde,” bedenkt Noël Devisch. “De Amerikanen willen het handelsconflict helemaal niet op de spits drijven. Ze nemen enkel hun posities in voor de komende onderhandelingen.”
“Handelsgeschillen zorgen voor spanningen, zelfs als het maar om een heel klein deel van de wederzijdse handel gaat,” waarschuwt echter Donald Kursch. “De Verenigde Staten kampen met een enorm handelstekort, Europa heeft een overschot ( nvdr – volgens Deutsche Bank Research stevent Amerika in 1999 af op een tekort van 250 tot 310 miljard dollar, terwijl Europa een overschot op de lopende rekening van 85 miljard dollar heeft). Wij willen dat Europa zijn import stimuleert. Maar leidt dat tot een handelsoorlog? Ik gebruik dat woord niet graag, ik spreek liever over conflicten. Conflicten hebben we met vele landen, ze zijn onvermijdelijk om tot een oplossing te komen.”
WOLFGANG RIEPL
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier