Hagelands landhuis. De brede kijk van een collectioneur
Achttien jaar geleden bouwden Ann en Marcel Cornille in het Hageland een fermette met rode baksteen en eiken balken. Weinig origineel, vonden ze later. Stap voor stap bouwden ze hun eigen woonst om tot een origineel landhuis dat als het ware het verhaal vertelt van hun zoektocht naar goede smaak.
HENK VAN NIEUWENHOVE
JAN VERLINDE
Het landhuis ligt aan het eind van een doodlopende bosweg, verborgen achter hagebeuk en een groene gordel van buxusplanten, in alle vormen, groot en klein. De bolle planten liggen schijnbaar chaotisch voor en rond het huis als overblijfsels van een oud bollenspel waarvan we de regels al lang vergeten zijn. Een pad van grote plaveien kronkelt tussen de groene bollen die tot tegen het huis gerold zijn. Hier en daar een blauwe rots, vergroeid met een grillig geknipte buxus die de vormen van het ruwe gesteente verderzet.
De gevel van het huis is ‘gekaleid’ (met kalk bepleisterd) en nadien zandkleurig beschilderd, de houten ramen en eiken balken hebben dezelfde kleur gekregen, de rode dakpannen werden er weer afgegooid en vervangen door donkergrijze oude pannen. Het huis straalt rust uit. De sobere tinten doen het groen van de tuin volledig tot zijn recht komen. “Huis en tuin moeten één worden”, is het credo van Marcel Cornille, een jonge vijftiger die een vijftal jaar geleden zijn publiciteitsfirma verkocht om ‘anders te gaan leven’. “De publiciteitswereld is zeer stresserend”, zegt hij. “Ik wou weg uit het vaste stramien en een leven leiden dat een bredere kijk biedt. “
Marcel Cornille ruilde de reklamebusiness voor de snoeischaar. De passie voor zijn tuin en zijn buxusplanten, brachten hem op het idee om ook anderen hierin te laten delen, zodat hij zich nu met recht en reden de eerste Belgische buxusantiquair mag noemen. Overal te lande, in oude tuinen en domeinen, gaat hij oude buxusplanten opsporen om ze in een nieuwe omgeving een nieuw leven te schenken.
Wandelend
door huis en tuin vallen de achterliggende denkpatronen meteen op. De aankleding van het huis en de objekten die erin leven, getuigen van een uitgesproken voorkeur voor strakke lijnen en zuivere vormen, die niet door versiering of kleur ‘bezoedeld’ worden. Dezelfde lijn wordt in de tuin doorgetrokken. Het groen in al zijn tinten, van buxus, taxus, cryptomeria en bamboe rond de vijverpartij, wordt alleen onderbroken door de grijsblauwe vlekken van reusachtige, megalitische rotsblokken uit Henegouwse steen, die als dolmens overeind staan. Zo krijgt de tuin iets universeels, verwijst hij als een kunstwerk naar abstrakte waarden. “Dit effekt kan je niet verkrijgen met skulpturen”, zegt Cornille. De stenen getuigen van de kracht van de aarde en verwijzen naar sakrale momenten uit oertijden. Hier waant men zich in een onbestaand universum waar ruwe rotsen en geometrische planten slechts met moeite een bloem, een neerduikende eend of een wandelende mens in hun omgeving dulden. De tuin is volgens architekturale patronen opgebouwd, met aandacht voor het spel van vertikale en horizontale lijnen, diagonalen, cirkels, kubussen en andere geometrische figuren en dimensies. De vertikale dennestammen van het omliggende bos, die willekeurig naar de hemel reiken, zijn noodzakelijk in het geheel. Deze bomen, die tot een meter van het huis komen, binden de tuin met het bij voorkeur grijze wolkenspel van de hemel.
“In het huis heerst orde”, zegt Marcel Cornille wanneer hij volgens de regels van de kunst een gerijpte Saint-Estèphe ontkurkt. “De orde wordt voortgezet in de tuin, maar gaat geleidelijk aan over in natuurlijke chaos. Er is geen grens tussen het bos en de tuin. Een tuin is een reproduktie van de natuur in miniatuur. De grens tussen huis en tuin willen we ook vervagen. De tuinkamer en de serre brengen de sfeer van buiten naar binnen. “
De L-vormige
woonkamer heeft iets aristokratisch met een schouwmantel in Franse zandsteen, statige zetels met hoge rug en twee 17de-eeuwse Hollandse portretten in hoge kraag die vanuit hun tijdperk op de gasten lijken neer te kijken. Voor de schilderijen staat een reeks marmeren zuilen in divers kleuren- en vlammenspel. Het meubilair is overwegend Engels, ondermeer een zeldzaam tafeltje met schildpadschildinleg. Maar er staat ook een imposante vroeg 17de-eeuwse kast uit Lyon. Verder Chinese voorraadpotten in groene tinten, als een verwijzing naar de groene buxusvormen die men door het raam op het terras ziet. De vloer is van Boergondische herbruiksteen en harmonieert met de kloostertafel waarop vroeg 18de-eeuws zilverwerk en allerlei antieke gadgets zijn uitgestald, ondermeer een ivoren teerling met 36 kanten. Boven de tafel hangt een groot 17de-eeuws wildtafereel van Paul De Vos, met een bloeddorstige jachthond die zich in zijn prooi heeft vastgebeten.
Er wordt in het huis op verschillende plaatsen gegeten, al naargelang het seizoen, het aantal personen en het karakter van het diner. In de zomer wordt (uiteraard) de voorkeur gegeven aan de tuin, waar ofwel op ruwe stenen tafels, ofwel op houten antieke tafels wordt gegeten. De stemmige tuinkamer doet het ook biezonder goed bij zomeravonden of in het tussenseizoen. Binnen kan men zowel in de woonkamer terecht voor een formeel diner bij het haardvuur, als in een kleinere, intiemere kamer met houten balken op de mezzanine. Ann kookt op een Aga-fornuis, in een keuken met alle moderne komfort, gebouwd rond een centrale werktafel. De orginaliteit zit hem in de kasten, die afkomstig zijn uit een Engels hotel, waarin het porselein uit Baudour bewaard wordt. De wijnfles die Marcel uit zijn rijk gestoffeerde, gewelfde kelder heeft opgediept, wordt geschonken in handgeblazen glazen uit de 18de eeuw. “Geen twee glazen zijn dezelfde en geen twee stoelen zijn dezelfde in dit huis”, zegt de gastheer.
Zeg mij welke
boeken u leest en ik zal u vertellen wie u bent. Bij Marcel Cornille is een variant van dit gezegde van toepassing. Zeg mij hoe uw biblioteek eruit ziet… De biblioteek is opgevat als een galerij, een passage tussen woongedeelte enerzijds, garage, wijnkelder en tekenkamer anderzijds. Het is geen zitkamer, waar men een boek ter hand neemt en ter plekke ‘konsumeert’. Er staan immers geen stoelen. In de tot het plafond reikende kast, ontworpen als aanvulling bij de 18de-eeuwse alkoof die het middenstuk vormt, staan kunstboeken en allerlei collector’s items. “Ik verzamel niet alle titels van Het Mercatorfonds”, zegt Marcel Cornille. “Een biblioteek moet de weerspiegeling zijn van wat men tussen de twee oren heeft. ” We vinden in de nissen vooral boeken over 17de- en 18de-eeuwse schilderkunst, meubelen, glaskunst, zilverwerk, het oude Egypte, naast Engels tazza-glaswerk uit het begin van de 18de eeuw, marmeren vazen, en Grieks-Romeinse busten en koppen, fragmenten van beelden en versierde kapitelen. Twee mooi geaderde Venetiaanse zuilen uit de 16de eeuw omkaderen het zicht op terras en buxustuin. Tegen de zijmuur staat een 17de-eeuwse doopvont in grijze arduinsteen. De vloer is van zwart en wit marmer, in geometrische patronen gelegd. Tegen de andere zijwand staan een aantal antieke narwalshoorns op sokkels. De narwal is een walvisachtig zoogdier dat één twee meter lange gedraaide hoektand draagt, die wellicht geïnspireerd heeft tot de legende van de eenhoorn. De gedraaide vorm werd ook overgenomen in Engelse meubelstijlen.
Wandelstokken
verzamelen is de grote passie van Marcel Cornille. Twintig jaar geleden begon hij zijn kollektie met drie stuks die hij op een vlooienmarkt op de kop tikte. Inmiddels heeft hij er meer dan vijfhonderd die de gang en de traphal dekoreren. De ‘koppen’ zijn door zeelui (en gevangenen) tijdens lange oceaanreizen geskulpteerd uit walvisbeen of tanden van een walrus, het zogenaamde marine-ivoor. Vaak worden dezelfde motieven in oneindige variaties voorgesteld : een hand, een kolom, een hondekop of een gewikkelde tulband, de zogenaamde Turkish head. De meeste zijn van Engelse origine en dateren uit de vorige eeuw. Sommige canes werden vervaardigd uit narwalshoorn en dienden eerder als harpoen. De wandelstokken staan in lange rijen opgesteld. Tientallen hondekoppen, uiterst verfijnd gesneden, kijken de gast soms boosaardig, soms vriendelijk in de ogen, al naargelang van de aard van het beestje. Andere stokken hangen aan de wand en vormen vreemde geometrische patronen, als stralen van denkbeeldige gefragmenteerde cirkels. Wanneer men de trappen opwandelt, kan men de kollektie in detail bewonderen.
De inrichting
van de slaapkamers is nog niet volgens wens voltooid. “Men moet geduldig tewerk gaan”, zegt Ann Cornille. “Een huis leeft : het moet langzaam groeien. Een huis vorm geven is een levenswerk. ” Op de bovenverdieping heeft de badkamer de prioriteit gekregen, omdat men toevallig een marmeren bad voor een prikje heeft kunnen kopen. Het meer dan duizend kilogram wegende pronkstuk, dat met een kraan werd binnengehesen, heeft een centrale plaats gekregen, tussen twee wastafels. Het licht valt binnen langs een halfrond venster. De kamer loopt uit tot in de nok van het dak, dat door beschilderde balken gedragen wordt. Dezelfde driehoekige struktuur wordt hernomen door het schijnsel van het kunstlicht boven de wastafels. Het geometrische karakter van de badkamer wordt speels onderbroken door grote en zeldzame schelpen, koraal en sponzen uit alle oceanen die her en der achteloos uitgestald liggen.
Verwijst de badkamer
naar de zee, dan verwijst de serre uiteraard naar de natuur. In deze serre, die een doorgang vormt naar het logeerhuis, vinden we tussen riet en papyrus, tal van oude bloempotten, in alle vormen, vijzels met stampers om kruiden te vermalen, zuilen in marmer, een oude werktafel die gebruikt wordt om planten te verzorgen en bloemboeketten samen te stellen, een verweerde Provençaalse grafsteen, een paar zogenaamde heksenstenen die in de kastelen werden aangebracht om kollen te verjagen, ronde stenen bollen die vroeger de inkompoorten beschermden tegen te brede karren en een grappige buste van een illustere onbekende Fransman, kompleet met pruik voorzien van pijpekrullen.
De tuinkamer
vormt een uitsprong op het terras achter de keuken. Het is de uitgelezen plaats om bij zachte strijkersmuziek te genieten van het leven rond de vijver. Hier zit men in majestatische Engelse stoelen aan een 16de-eeuwse kloostertafel in zwarte leisteen. Het plafond is met een oude gebleekte plankenvloer aangekleed. De tuinkamer is omzoomd door een groene kraag van klimop die het binnenvallende licht tempert. Twee Arabische windhonden, zeldzame sloughi’s, bewegen als levende skulpturen in het grijs-groene decor van de tuin. De sloughi is de oudst gekende hond ter wereld. In Egyptische grafkamers heeft men er afbeeldingen van gevonden. De wind ruist in het bamboe en doet de stammen van de pinus silvestris en de sequoia zachtjes wuiven. Met een beetje geluk kan men de zwarte specht met zijn knalrode kuif waarnemen. Staartmezen, ijsvogels, gorzen en kwikstaarten worden aangetrokken door de waterplas en het groen eromheen. Een taling landt spectaculair op het water. De eenden werden speciaal voor hun kleur gekozen : wintertaling, baikalttaling en roodschoudertaling. Af en toe durft wel eens een wilde eend neerstrijken tussen de drijvende lisdodden.
Het landhuis
en de tuin vormen een natuurlijke harmonie. “Weet je dat wij begonnen zijn met het klassieke grasperk met mix-border. Dit huis en deze tuin zijn het werk van bijna twintig jaar”, zegt de gastheer wanneer een tweede fles wijn aanzet tot filozoferen. De strenge en verfijnde tuin heeft duidelijk een Japanse origine. Het huis heeft een solied en krachtig Vlaams karakter. De inrichting is overwegend Engels geïnspireerd, met opvallende reminiscenties naar Italiaanse en Franse stijlen. Invloeden uit diverse kulturen werden behoedzaam tot een geheel versmolten. “We komen van heel ver”, zucht Ann Cornille.
Info : Garden Power, Berkenlaan 63-66, Rotselaar. Tel : (016) 58.01.76.
Wandelstokken met hondekoppen, gesneden uit ‘marine-ivoor’.
Het landhuis met de ‘gekaleide’ buitenmuren. Rotsen, buxusplanten en een Arabische windhond als levende sculptuur.
Het salon met aristokratische Hollandse portretten, marmeren zuilen en Chinese voorraadpotten.
Boven : kloostertafel met antieke gadgets en een 17de-eeuws bloeddorstig schilderij van Paul De Vos. Onder : traphal met wandelstokken in geometrische motieven.
Biblioteek met zilver- en glaswerk, antieke kunstvoorwerpen, een Franse doopvont en een kollektie narwalshoorns.
Badkamer met massieve marmeren badkuip. Kollektie schelpen uit alle oceanen.
De groene serre, met oude bloempotten, vijzels, heksenstenen en een Franse buste als originele noot.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier