Grootschalig farmaonderzoek in een klein land
België is in zijn privéonderzoeksinspanningen sterk afhankelijk van wat zich afspeelt binnen de wereldwijde farma-industrie. Met aan de ene kant Janssen Pharmaceutica, onderdeel van het Amerikaanse Johnson & Johnson (J&J) in Vlaanderen en aan de andere kant het Britse Glaxo Smith Kline (GSK) in Wallonië. Zij domineren de geneesmiddelen- en vaccinindustrie in het Belgische onderzoekslandschap sinds decennia.
Dat is ook een weerspiegeling van het niveau van het wetenschappelijk onderzoek van zowel de Vlaamse als Franstalige universiteiten en academische ziekenhuizen. Met de overname van Janssen Pharmaceutica kwamen de grote onderzoekslaboratoria in Vlaanderen allemaal in handen van wereldwijde farmabedrijven met alle gevolgen van dien. In 2010 verdwijnen 318 vaste posities, de jaren nadien nog eens 240 op een totaal van 4000. De concurrentie met de andere onderzoekslabs van J&J in Europa is moordend.
Daarmee vergeleken was Nederland altijd minder afhankelijk van big pharma. Het had slechts één groot eigen farmabedrijf: Organon, onderdeel van Akzo-Nobel, tot het in 2007 verkocht werd aan Schering-Plough voor 11 miljard euro in plaats van naar de beurs te worden gebracht, zoals oorspronkelijk bedoeld. 11 miljard was uiteraard een heel mooi bedrag voor de Akzo-Nobel-aandeelhouder, maar hoeveel een Organon-beursgang had opgebracht in de financiële hausse van toen, blijft onbekend.
De onvrede bij de Organon-directie was dan ook bijzonder groot. Dat de 11 miljard van Akzo-Nobel toeliet het Britse ICI op te kopen en zo wereldleider te worden in de verfsector, heeft de Nederlandse kenniseconomie ook weinig opgebracht. Tegenwoordig verricht Akzo nog voor amper 67 miljoen euro aan onderzoek, Organon Biosciences daarentegen 400 miljoen euro. Met verf wordt Akzo misschien rijk, Nederland niet.
Vorig jaar werd het Amerikaanse Schering-Plough zelf overgenomen door concurrent Merck Sharp & Dohme (MSD) en de rest laat zich raden. Deze zomer werd bekend dat MSD de volledige onderzoeksafdeling van Organon in Nederland sluit en overbrengt naar de VS, Frankrijk en Zwitserland. Voor Nederland een verlies van zo’n 1200 hoogwaardige onderzoeksposities. Welke lessen kunnen we hieruit trekken?
Eerst en vooral dat de farmasector in volle beweging is wegens toenemende onzekerheden in het farma-onderzoek. De farmasector is er één waarvan de uitkomsten van onderzoek gemakkelijk kopieerbaar zijn. De ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen is slechts rendabel dankzij de toekenning van octrooien.
In principe gedijt privaat onderzoek goed in zo’n omgeving. Bedrijven zijn bereid te investeren in zeer risicovolle activiteiten zoals O&O omdat er bij succes in de beperkte periode van het octrooi, en zeker als het om breed toepasbare geneesmiddelen gaat, forse monopoliewinsten mogelijk zijn.
Maar een blockbuster ontdekken en op de markt brengen, wordt steeds moeilijker; de onderzoeksrisico’s ook steeds groter. Zo wordt het steeds complexer voor bedrijven om voldoende nieuwe medicijnen te ontwikkelen om de steeds grotere onderzoeksomvang uit eigen winsten te financieren.
In tegenstelling tot andere hightechsectoren is onderzoek ook veel minder incrementeel. Succes in het verleden biedt weinig garantie op toekomstige successen.
De schaalvergroting die de farmabedrijven nastreven, biedt dan ook weinig garantie op toekomstige winstgevendheid. In die zin biedt de verdwijning van grote onderzoekslaboratoria, zoals in het extreme geval Organon, ook nieuwe mogelijkheden.
Mogelijkheden voor kleine farmabedrijven om zich te richten op specifieke niches, zelfs als toeleverancier van nieuwe moleculen richting grote farmabedrijven en zo de obsessie met schaalvergroting in de sector te doorbreken. Kleine hightechbedrijven ingebed in kleine hightechlanden, het lijkt op eerste gezicht ook een veel logischere match.
Maar er is een tweede verklarende factor: het falende kennisbeleid in Europa dat steeds meer weg heeft van een beggar thy neighbour-beleid. Dat de Franse president succes had met zijn telefoontje naar de topman van Merck om de Franse onderzoekslabs van MSD niet te sluiten, had wellicht weinig van doen met wat er gezegd werd, maar wel dat de onderzoekskosten in Frankrijk de laagste zijn in Europa. Dankzij belastingsaftrek op onderzoekskosten liggen die kosten zo’n 35 procent lager lager in Frankrijk dan in Nederland en België. Benieuwd hoe lang J&J nog in Vlaanderen en GSK nog in Wallonië blijven…
DE AUTEUR IS PROFESSOR ECONOMIE AAN DE UNIVERSITEIT VAN MAASTRICHT.
Luc Soete
De schaalvergroting die de farmabedrijven nastreven, biedt weinig garantie op winst.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier