Groene kaart voor migranten

Terwijl u straks met Kerstmis de kalkoen aansnijdt en eventueel sentimenteel wordt over de stal in Bethlehem, trachten weer enkele duizenden migranten Fort Europa binnen te dringen. Voor hen vaak zelfs geen stal. De Europese regeringen pakken ze steeds strenger aan. De illegaliteit wordt daardoor sneller het alternatief. Tegelijk zijn meer en meer werkgevers op zoek naar werkkrachten die ze niet vinden. Een einde van de migratiestop kan een oplossing zijn. En kan meteen de asielstroom uitzuiveren en verlichten.

In de Europese Unie zijn er momenteel 500.000 vacatures in de sector van de informatietechnologie die niet kunnen worden ingevuld. Tegen 2002 zou dat tekort oplopen tot 1,2 miljoen.

De cijfers komen uit een rapport van Europees commissaris voor Sociale Zaken Padraig Flynn. In België zouden er volgens Fabrimetal minstens 10.000 ingenieurs te kort zijn. Ook voor beroepen als lasser of metser stijgt het aantal niet-ingevulde vacatures.

Om die gaten op te vullen, moeten de betrokken opleidingen aantrekkelijker worden gemaakt, en moeten werklozen worden herschoold. “Dat is allemaal perfect, maar wat tijdens de overgangsperiode?” vraagt Baudouin Velge, econoom van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). “Als er nu meer studenten starten, dan zijn die pas over vier jaar beschikbaar. Ik pleit daarom voor het soepeler aantrekken van buitenlanders.” Over een zestal maanden verwacht Velge dat het VBO hierover een stelling zal innemen. Julien De Wilde, topman van Alcatel en voorzitter van Fabrimetal, deed al een gelijkaardige oproep in De Standaard van 13 oktober 1998. Hij vroeg buitenlandse ingenieurs, niet voor tijdelijke contracten maar voor permanente tewerkstelling. En hij verwees naar de Verenigde Staten, waar onlangs een maatregel werd goedgekeurd die de komende drie jaar 142.000 hooggeschoolde buitenlanders extra een permanente verblijfsvergunning geeft.

Baudouin Velge wil vooral creatieve mensen naarhier brengen. “Buitenlanders die kennis aanbrengen, zijn geen bedreiging,” zegt hij. “Ze nemen geen jobs weg, maar creëren er. Voor hen willen we een systeem van green cards met targets.” Green cards zijn de Amerikaanse werk- en verblijfsvergunningen (zie kader: Het Amerikaanse voorbeeld?).

De huidige wetgeving

geeft al mogelijkheden. Een bedrijf dat een buitenlander wil aanwerven, moet een verblijfsvergunning aanvragen en daarvoor aantonen dat hier niemand voor die functie beschikbaar is. De procedure is echter erg administratief en weinig efficiënt. Het heeft er veel van weg dat de administratie vooral ontmoedigend werkt. Want het vreemdelingenbeleid – als dat al bestaat – gooit alles op een hoop. Talrijk zijn de voorbeelden van bedrijven die hun Turkse, Russische of Chinese zakenpartner hier zelfs niet kunnen uitnodigen omdat de administratie als doel heeft Turken, Russen en Chinezen buiten te houden.

Het voorstel van Baudouin Velge en Julien De Wilde komt natuurlijk op een erg ongelegen moment. Door de asielproblematiek is er een duidelijke verstrenging van het migratiebeleid. En hoe kan je nu pleiten om de wetgeving soepeler te maken voor kansrijke vreemdelingen en ze te verstrengen voor hun kansarme collega’s? Waarom is de ene welkom en de andere niet? Is dit de duale samenleving in zijn meest cynische vorm?

Neen, vindt Baudouin Velge. Voor de werkgeversvertegenwoordiger is het systeem van green cards één zaak, dat van de vluchtelingen een andere. “Beide mogen niet worden gekoppeld,” zegt Velge. Het VBO moet wel opletten dat het niet in Vlaams Blok-stellingen terechtkomt waarbij alleen de “goede vreemdelingen” binnen mogen.

Beter legaal dan illegaal

De migratie is een systeem met verschillende pijlers (zie grafiek: Types van migranten). Het asielbeleid is gestoeld op de Conventie van Genêve die alleen individuele overwegingen erkent. Oorlogssituaties zijn daarin niet voorzien. Daarvoor wordt nu het zogenaamde B-statuut ontwikkeld, waarbij oorlogsvluchtelingen tijdelijke verblijfsvergunningen krijgen. Ten slotte heb je de arbeidsmigratie. Op hooggekwalificeerde jobs na, bestaat er daarvoor sinds 1974 een migratiestop.

Sindsdien is het aantal asielzoekers enorm gestegen. Met alle gekende problemen vandien. Makkelijk 90% van de asielzoekers zijn economische vluchtelingen. Ze gebruiken de asielprocedure omdat er geen andere mogelijkheden bestaan. Wordt arbeidsmigratie opnieuw mogelijk, dan zal de druk op de asielketel verminderen, argumenteren sommige wetenschappers. Ook al moet men zich geen illusies maken dat dit in dezelfde verhouding zal gebeuren. x aantal legale arbeidsmigranten meer is zeker niet x aantal asielzoekers minder. “Als men alleen aan arbeidsmigratie van hooggeschoolden denkt, verandert er zelfs helemaal niets, want de laaggekwalificeerden zullen oneigenlijk gebruik blijven maken van de asielprocedure en in de illegaliteit verdwijnen,” zegt Johan Wets, onderzoeker aan het Hoger Instituut van de Arbeid (KU Leuven) en auteur van een geografische atlas van de migratie.

“Zolang er vraag is naar goedkope zwarte arbeid, zal er illegaliteit zijn,” zegt Johan Wets (zie kader: Regularisaties). “In dat opzicht is het beter de grenzen te openen, want dan creëer je een wettelijk kader in plaats van illegaliteit.”

Wie een meer open migratiebeleid wil voeren, mag zeker niet over één nacht ijs gaan. De arbeidsrekrutering in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Turkije in de jaren zestig is geen succes geworden. “Als we opnieuw arbeidsmigratie overwegen, dan moeten we daar eerst een maatschappelijk debat over voeren,” zegt Johan Wets. “Vervolgens moeten we een goed integratiebeleid hebben voor de migranten en een sensibiliseringsbeleid voor de Belgen.”

De grenzen openen

betekent voor Johan Wets ook niet dat we van Europa een ongecontroleerde duiventil moeten maken. De vraag is met welke instrumenten men de arbeidsmigratie binnen de perken moet houden. De jongste tijd maken quotasystemen naar Amerikaans voorbeeld veel opgang. In Duitsland heeft Otto Schily, de socialistische minister van Binnenlandse Zaken, de idee gelanceerd van een miljoen arbeidsmigranten voor Europa die dan worden verdeeld over de verschillende landen. Er moeten volgens hem quota’s worden ingesteld per beroep of sector. Als selectiecriteria denkt hij aan leeftijd, kwalificatie en beroepservaring. In eigen land pakte Agalev onlangs uit met de idee van een quotum. Zelfs Alexandra Colen van het Vlaams Blok toonde zich onlangs gewonnen voor quota’s. Telkens wordt verwezen naar de VS met zijn green card-systeem. Vaak wordt daarbij voorbijgegaan aan het feit dat wie zijn quota’s wil handhaven, ook een streng terugwijzings- en uitwijzingsbeleid moet voeren.

Bovendien moet men zich realiseren dat hoe meer men de migratie inperkt qua kwalificatie, hoe groter de druk zal blijven op de asielprocedure. Maar om het systeem werkbaar te houden, zal men niet buiten zo’n inperking kunnen. Zoveel is duidelijk, de migratieproblematiek is zo complex dat een perfecte oplossing jammer genoeg niet bestaat.

Alleen de welvaartsstijging in de ontwikkelingslanden zal een einde maken aan de migratie. Econoom Jan Tinbergen heeft begin jaren negentig berekend dat, als er niets aan het beleid gebeurt, de ontwikkelingslanden nog 536 jaar nodig zullen hebben om op het niveau van de westerse landen te geraken. We zijn dus nog goed voor 536 jaar migratiestromen.

Droevig migratiebeleid

536 jaar migratie. Daar zouden onze ministers toch wel eens over moeten nadenken. Momenteel is het migratiebeleid herleid tot repressie. Niet dat repressie onnodig is, maar als ze geen deel uitmaakt van een omvattend migratiebeleid, is het risico groot dat Samuel Huntington met zijn theorie over ” the clash of civilisations” gelijk krijgt. Elk fort dat zijn poorten gesloten houdt, wordt ooit aangevallen.

“Het migratiebeleid staat op een bedroevend niveau,” zegt Johan Wets. “We kennen de feiten niet,” voegt Ben Vermeulen, verbonden aan het Centrum voor Migratierecht van de KU Nijmegen, eraan toe. “De behoefte aan arbeidskrachten binnen twintig jaar is onduidelijk. We weten niet hoeveel illegalen er zijn. We weten niet of een opvangbeleid echt meer migranten aantrekt. Dat maakt een beleid erg moeilijk.”

België heeft geen migratiebeleid, maar op Europees vlak is het al niet veel beter gesteld. Het asielbeleid is momenteel nochtans een van de meer gevoelige thema’s. De basis is nog steeds de Conventie van Genêve, die in 1951 vooral werd geschreven op maat van dissidenten die wilden ontsnappen uit het communistische blok. Sindsdien krijgt Europa – dat een historische traditie van emigratie heeft – een stroom migranten uit Oost-Europa, Afrika en Azië over zich heen. Die stroom wordt erg ongelijk verdeeld. Duitsland is de absolute koploper. Relatief gezien evenwel – in verhouding tot de oppervlakte – is Nederland met 76,1 asielaanvragen per 100 vierkante kilometer een koploper. België haalt 44,5, Duitsland 19,4, Frankrijk 2,9 (zie grafiek: Asielaanvragen per 100 km²). Een tendens die zelfversterkend is, want de voornaamste reden voor het aantrekken van asielzoekers zou het reeds bestaan van migrantengemeenschappen zijn.

Als reactie

op die toenemende stroom en de ongelijke verdeling ervan hebben de meeste EU-landen, ook de meest liberale, hun reglementering verstrengd. In 1995 werd bepaald dat men een migrant kan terugsturen naar het eerste “veilige land” dat hij op zijn tocht heeft aangedaan. Maar die interpretatie is erg rekbaar. Voor Oostenrijk bijvoorbeeld zijn Iran en Irak veilige landen. De interpretatie van “een land aandoen” is ook erg verschillend: van een half uur transit op de luchthaven tot drie maanden verblijf.

Deze zomer nam Oostenrijk het voorzitterschap van de EU op zich en het stelde een “strategiepapier” op. De Oostenrijkers noemden het verlenen van asiel een politieke keuze en geen humanitair recht. Waarmee de Conventie van Genêve in de wachtkamer werd gezet. Oostenrijk voert zelf een erg streng asielbeleid: verblijfsvergunningen bijvoorbeeld worden ingetrokken wanneer buitenlanders te klein wonen of minder dan 26.000 frank verdienen (plus 8000 frank per gezinslid).

Het protest tegen de Oostenrijkse stellingname was groot en begin december op de jongste bijeenkomst van de EU-ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken werd het “strategiepapier” van tafel geveegd. Tijdens de dertien uur durende vergadering was minister van Binnenlandse Zaken Luc Van den Bossche (SP) een kwartier aanwezig, Justitieminister Tony Van Parys (CVP) hield het drie uur uit. Er werd beslist dat de EU-landen de vingerafdrukken van asielzoekers gaan uitwisselen om te vermijden dat ze in verschillende landen een aanvraag indienen. Ook werd een speciale multidisciplinaire werkgroep opgericht die asiel en immigratie in Europa in kaart moet brengen. “Wat de verschillen zijn in het beleid van de landen? Die gegevens hebben we nog niet eens,” kloeg Jean-Louis de Brouwer, hoofd van de afdeling Asiel en Immigratie van de Europese Commissie onlangs in het Nederlandse Elsevier. Hoe dan ook, op 15 oktober 1999 moet op een speciale EU-top in het Finse Tampere over Justitie en Binnenlandse Zaken, een stap gezet worden naar een geharmoniseerd Europees asiel- en migratiebeleid.

Ben Vermeulen (KU Nijmegen) ziet weinig gebeuren. “Men zal niet veel verder geraken dan minimumnormen voor de procedure en minimumvoorwaarden voor de opvang.” De belangrijkste opvanglanden (Duitsland en Nederland bijvoorbeeld) willen wel een uniform beleid, maar Frankrijk en de Zuid-Europese landen voelen daar niets voor.

Een spreiding van het aantal asielzoekers over de verschillende landen is nauwelijks denkbaar. “Wel zouden we het aantal asielzoekers dat landen opnemen, kunnen verrekenen in de bijdrage aan Europa,” zegt Ben Vermeulen. Nederland heeft veel asielzoekers en krijgt dus een afcentiem op zijn Europees lidgeld. Denemarken – dat een erg streng beleid voert – heeft er weinig en moet dan maar meer betalen. Het Verdrag van Amsterdam geeft trouwens die mogelijkheid.

Europa als immigratieland

Europa zal in Tampere zeker niet tot de grotere gewetensvraag komen of het misschien geen immigratieland moet worden zoals de Verenigde Staten of Canada. Nochtans is Europa dat al de facto met zijn 20 miljoen vreemdelingen. Jaarlijks stromen er bijna evenveel migranten toe als in de VS. Maar van een constructief beleid is geen sprake.

Toch vinden velen dat Europa geen immigratieregio kan worden. In tegenstelling tot de VS en Canada is hier de bevolking niet te klein voor de oppervlakte. Bovendien spelen andere factoren, zoals hoge werkloosheid, verborgen arbeidsreserves en het weinig succesvol integreren van de bestaande migrantengroepen, mee om te zeggen dat Europa geen immigratieland moet worden.

Maar die opstelling heeft haar nadelen. De migrantengroep wordt nu volledig bepaald door het aanbod. Er is geen controle over opleiding, scholing of leeftijd. Immigratielanden selecteren veel meer en trachten de voordelen van immigratie te maximaliseren. Tegenstanders beweren wel dat de immigratie in de VS na 1965 van een heel andere natuur is, voornamelijk lagergeschoold. Een recente studie van de denktank Rand (http://www.rand.org) over de bijdrage van immigratie aan de Californische economie (waar een derde van alle Amerikaanse migranten leeft) zegt dat die nog steeds positief is, maar wel afnemend. Rand wil meer aandacht voor de integratie en wil het aantal toegelaten migranten verminderd zien naar een gemiddelde tussen de 300.000 van de jaren zeventig en de 800.000 van de jaren negentig.

Studies

als die van Rand gaan alleen uit van de noden van de westerse landen. De situatie van de uitsturende landen wordt niet mee bekeken. De gekwalificeerde krachten die men daar gaat weghalen, zijn de hefboom van de lokale ontwikkeling. Een actieve arbeidsmigratiepolitiek heeft dus ook een humanitair aspect. En is dan toch weer verbonden met de humanitaire vluchtelingenproblematiek. Want wanneer de ene migratie de ontwikkeling in het thuisland vertraagt, zal de andere migratie daardoor versterkt worden. Migratiepolitiek is een moeilijke evenwichtsoefening die niet zonder gevaar is.

GUIDO MUELENAER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content