GRIJZE HAREN
Jeanne Calment achterna
Begin deze maand ontviel ons de Arlésienne Jeanne Calment op de supergezegende leeftijd van 122 jaar. Stel u voor : haar pensioengerechtigde levensavond, 62 jaar, heeft stukken langer geduurd dan een gangbare actieve loopbaan van 40 jaar. Gelukkig denken we leeft niet iedereen zo lang als Jeanne Calment. Anders zou het probleem van de pensioenen helemaal onbeheersbaar worden.
Deze laatste gedachte is fout : op zich vormt een lange levensavond geen onoverkomelijk probleem voor de garantie van een pensioen. Stel dat onze Arlésienne de vrijheid had gehad zelf aan pensioensopbouw te doen en elk jaar van haar bruto-inkomen van 1 miljoen frank 100.000 frank opzij had gelegd en deze som had belegd tegen een intrest van 5 %. Dit had haar na veertig jaar een kapitaal opgeleverd van ongeveer 9 miljoen. Alleen al met de intrest hierop had ze kunnen genieten van een maandelijks pensioen van ongeveer 40.000 frank. Ze kon uiteraard allerlei mengformules kiezen en een deel van het kapitaal opleven, waardoor haar pensioen nog hoger zou zijn, maar waarbij de nalatenschap voor haar nazaten kleiner zou zijn.
ZELFVOORZIENING.
Dit voorbeeld leert ons dat in een normale politiek-economische constellatie de zelfvoorziening van pensioenen, ook voor modale inkomens, geen enkel probleem vormt. Onder een normale constellatie verstaan we : een stabiele rechtsorde die de contracten doet naleven, die weinig of geen inflatie kent en een redelijke fiscale en parafiscale druk van bijvoorbeeld 30 % oplegt nota bene een doelstelling uit de VLD-beginselverklaring. Keren we terug naar ons voorbeeld. Voor een maandelijks bruto-inkomen van 83.000 frank zou dit een belastingdruk uitmaken van ongeveer 25.000 frank. Van de resterende 58.000 frank moet er nog 8000 frank worden gespaard voor het pensioen, waardoor een beschikbaar inkomen overblijft van 50.000 frank. Dit is verre van utopisch !
OORSPRONG.
De huidige pensioensproblematiek wortelt echter in zware politieke interventies. De aankomende last van de ambtenarenpensioenen bijvoorbeeld vindt zijn oorsprong in de dwaze benoemingsrage van de jaren zeventig, geïnspireerd door de gevleugelde woorden van Edmond Leburton : “… pas un chômeur de plus.”
Voor het ontstaan van de tijdbom der werknemerspensioenen moeten we verder in de tijd terug. De hyperinflatie van de jaren twintig en twee krankzinnige oorlogen hadden het vermogen van zelfvoorziening van pensioenen bij de meeste gezinnen zwaar aangetast. Dit is dan ook een excuus geweest om in verscheidene fasen een via bijdrageplicht gefinancierd repartitiesysteem in te voeren. Zoals steeds roept een vorm van staatsinterventie andere vormen van staatsinterventie op.
KRAKEN.
Volgens het Federaal Planbureau zou de pensioenslast tegen 2034 aangroeien met 6,6 % van het bruto nationaal product (BNP). Dit alles binnen een optimistisch groeiscenario van 3 % BNP. We verwaarlozen hier de gestegen kosten inzake ziekte en invaliditeit. Zoals de waterpieken aan de Oder, zal de babyboom van de jaren vijftig en zestig het pensioenslandschap van de eerste helft der 21ste eeuw teisteren.
Voegen we de vermelde stijging bij het huidige overheidsbeslag op het BNP, dan komen we uit op een toekomstig overheidsbeslag van om en bij de 55 %. In de context van een geglobaliseerde economie zal de Belgische economie kraken onder een dusdanig fiscaal en parafiscaal gewicht. We kunnen, zoals in bepaalde scenario’s van het planbureau, hopen op een drastische daling van de rente-uitgaven op de openbare schuld om de stijgende pensioensuitgaven te compenseren. Maar dit zou betekenen dat de Maastricht-normen nog decennialang moeten worden aangehouden (geen ” retours du coeur” meer), zonder dat dit enig soelaas zal bieden voor de huidige, al huizenhoge parafiscale en fiscale druk. Een prettig vooruitzicht voor onze kinderen en kleinkinderen !
CONTRACT.
Het repartitiesysteem wordt door talrijke voorstanders ervan dikwijls voorgesteld als “een contract tussen generaties”. Dit is een grof voorbeeld van abusief woordgebruik. Bij de invoering ervan werd de mening van de toekomstige, nog niet-actieve generaties alvast niet gevraagd. Hoogstens kan men spreken van een deal tussen de generatie van huidige ontvangers en de generatie van huidige bijdragers om de pensioenslast van de huidige bijdragers af te wentelen op de volgende generatie. Voor zover er sprake zou zijn van een “contract”, gaat het om een contract ten laste van een derde, hetgeen in een normale rechtsorde ongeldig is.
MAATREGELEN.
Voor het merendeel van de uitstaande verplichtingen van het huidige repartitiestelsel bestaat geen verdwijntruc : ze zullen hoe dan ook moeten worden nagekomen. Het is echter wel mogelijk nu drastische maatregelen te nemen die ons voor een herhaling van de huidige pensioenskater zullen behoeden. We kunnen het grootste deel van de huidige pensioenslasten gewoonweg fiscaliseren en als een stuk staatsschuld beschouwen. Dit is tenminste eerlijk. De hoge spaarquote bij de bevolking, tengevolge van het wegvallen van de spaarillusie, biedt hierbij trouwens wat ruimte. De nieuwkomers op de arbeidsmarkt kunnen dan in een kapitalisatiesysteem stappen, terwijl voor de jongere werknemers bijvoorbeeld tot 45 jaar een gemengd stelsel geldt.
Eer de naweeën van het huidige systeem zullen zijn weggeëbd, zal er heel wat water door de Oder gevloeid zijn. Stel dat het kapitalisatiesysteem wordt ingevoerd en stel dat de laatste werknemer, die onder het gemengde stelsel valt, geboren werd in 1972 en even oud wordt als Jeanne Calment. Dan zal het nog tot 2094 duren vooraleer de laatste sporen van het huidige systeem zijn weggewist. Geduld is een schone zaak !
Boudewijn Bouckaert
Prof. dr. Boudewijn Bouckaert is voorzitter van de vakgroep Grondslagen van het Recht, faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier