GOOGLE VAN PAPIER
Met een smartphone ligt algemene kennis binnen handbereik. In de negentiende eeuw was dat anders. Twee visionaire Brusselaars ontwikkelden een internet van papier. Hun Mundaneum is de eerste erfgoedlocatie in ons land die het Europese Erfgoedlabel krijgt.
Een eindeloze muur met archiefschuifjes, dat is het Mundaneum kort samengevat. De stichters wilden alle kennis van de wereld samenbrengen in een gigantische fichebak. Ze stichtten een Palais Mondial en droomden van een wereldstad van waaruit al die wijsheid zich over de planeet zou verspreiden. Ze hebben dat plan ook grotendeels uitgevoerd. De 18 miljoen fiches in het Mundaneum getuigen daarvan.
Paul Otlet (1868-1944) en Henri La Fontaine (1854-1943) hielden zich hun hele leven bezig met de vraag hoe ze gegevens en kennis voor iedereen toegankelijk konden maken met een universeel classificatiesysteem. “Beiden waren ervan overtuigd dat uit betere kennis een betere wereld zou volgen”, vertelt Emilie Thiry van het Mundaneum. “Bovendien vatten ze het plan op de gegevens op die fiches tot bij de mensen thuis te brengen, via de telefoon. Die informatie zou dan op een scherm verschijnen. Ze bedachten dus tegelijk het concept van de televisie en van het internet. Geen wonder dat Google hen uitriep tot voorlopers van zijn zoekmachine.”
Dat lichtjes surrealistische universum staat sinds 1998 in Bergen, in de verkoophal van een gewezen coöperatief warenhuis uit de jaren dertig. In het midden van de hal prijkt een reusachtige wereldbol, ontworpen door de stripkunstenaar François Schuiten. De muren zijn bezet met duizenden houten archiefkastjes. Een tablet met app maakt bezoekers met kinderen wegwijs door dat papieren internet.
Wereldverbeteraars
Paul was de zoon van de succesvolle Brusselse industrieel Édouard Otlet, die in de hele wereld tramlijnen aanlegde. Hij kreeg thuisonderricht en groeide op tot een bedeesde jongen die veel tijd tussen de boeken doorbracht. In het middelbaar kreeg hij een baantje in de schoolbibliotheek. Later ging hij rechten studeren en kwam hij in het gerenommeerde advocatenkantoor van professor Edmond Picard terecht, waar de veertien jaar oudere Henri La Fontaine werkte.
Ook La Fontaine was jurist, maar hij was uit heel ander hout gesneden dan Otlet. Hij was een humanist die talloze internationale verenigingen oprichtte. Hij zette zich met hart en ziel in voor elk van de vele zaken waarvoor hij opkwam. Als pacifist streed hij voor het beslechten van conflicten door bemiddeling, het internationalisme, het universele stemrecht, het recht op onderwijs, vrouwenrechten en de arbeidsreglementering. In 1913 kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede. La Fontaine was ook tientallen jaren senator voor de Belgische Werkliedenpartij. In zijn vrije tijd maakte hij reizen, luisterde naar Wagner, beklom bergen en was vrijmetselaar.
Oneindige poging
Hoe verschillend de karakters van La Fontaine en Otlet ook waren, ze waren beiden idealisten en streefden hetzelfde na. Ze vatten het idee op alle informatie uit de hele wereld te inventariseren. In 1895 stichtten ze het Office International de Bibliographie (OIB). Een kolfje naar de hand van de minutieuze Otlet. “Classificeren is het hoogste proces van de geest, het betrekt alle andere processen. De geest verheft zich naarmate hij in staat is tot abstractie, systematisering en synthese”, schreef hij in 1934. Eerder bedacht hij een classificeermethode die tot vandaag wordt gebruikt in internationale instituten.
Het resultaat kon per definitie niet af zijn. “Het was een oneindige poging om de bronnen van alles wat beschreven was op fiches te zetten. En toch was dat gigantische bibliografische repertorium maar de eerste stap voor de beide utopisten. Ze wilden dat hun zoeksysteem voor iedereen beschikbaar zou zijn. Als je kennis breed kunt verspreiden, is dat de ideale basis voor wereldvrede, meenden ze. Als je de ander en zijn cultuur kent, zou het respect voor elkaar spontaan groeien”, vertelt Thiry.
Nieuw medium
In 1910 zaten er 10 miljoen fiches in de kaartjesbak van het OIB, maar er verschenen sneller boeken dan ze in het systeem konden worden ingeschreven. De groei van de kennis en de wetenschap impliceerde dat Otlet onvermijdelijk door de tijd zou worden ingehaald. Ondertussen besefte hij dat boeken alleen maar een deel van de realiteit uitmaakten. Daarom begon hij ook affiches, foto’s, pamfletten, postkaarten en objecten te verzamelen.
Otlet en La Fontaine waren vermogende burgers, maar met hun fortuin alleen redden ze het niet. Ze klopten bij de overheid en bij koning Albert I voor logistieke hulp aan. In de nadagen van de Eerste Wereldoorlog hoopte België de hoofdzetel van de pas opgerichte Volkenbond – de voorloper van de Verenigde Naties – naar Brussel te halen. Zo’n universeel, pacifistisch project was een mooi visitekaartje. Het OIB vervelde tot Palais Mondial-Mundaneum en kreeg een vleugel van het Brusselse Jubelpark ter beschikking.
“Otlet en La Fontaine stouwden het Mundaneum vol informatie. Onderzoekers uit de hele wereld stuurden hun vragen per brief of telegram. Vrijwillige medewerkers klommen ladders op en af, en stuurden de gevraagde informatie tegen een vergoeding op. Die informatie groeide zo snel dat de visionaire Otlet experimenteerde met een op papier gebaseerde computer, maar al snel zag hij het nutteloze van zijn pogingen in. Hij begreep dat hij het papier moest vervangen door een nieuw medium”, duidt Thiry. Volgens de Belgische medestichter van het wereldwijde web, Robert Caillau, “is het web geen uitvinding, maar veeleer een convergentie van ideeën van voorlopers, die elk een steen of een steentje bijdroegen aan het bouwsel dat we vandaag kennen. Daarvan getuigt ook het Mundaneum.”
Werelderfgoed
De hoofdzetel van de Volkenbond kwam in Genève. In de economisch magere jaren dertig verloor de Belgische overheid haar interesse in het project. Otlet en La Fontaine moesten op zoek naar een ander onderkomen. “Ze werden van hot naar her gestuurd en daarbij ging telkens een deel van de collectie verloren. Ze verzoop in wakke opslagplaatsen en werd zelfs gedeeltelijk in een bejaardentehuis en in de gangen van het Brusselse metrostation Rogier gestationeerd”, vertelt Thiry.
In 1998 werd het Mundaneum erkend als het archieven- en informatiecentrum van de Franse Gemeenschap en – na gelobby door de Bergenaar Elio Di Rupo (PS) – overgebracht naar Bergen. Het bevat allerhande fondsen en archieven, zoals het Internationaal Persmuseum, het Internationaal Instituut van de Fotografie (affiches, postkaarten, glasplaten en foto’s) en het universele repertorium met de naam Encyclopedia Universalis Mundaneum, een enorme fichier volgens schema’s die door Otlet waren uitgedacht. Daarin bevinden zich de Mundotheek, de persoonlijke archieven van La Fontaine en Otlet, de archieven van de Vrienden van het Wereldpaleis en thematische collecties gewijd aan het feminisme, het pacifisme en het anarchisme.
Sinds 2012 steunt Google het Mundaneum. In 2013 werden de archieven van het Mundaneum ingeschreven op de Unesco Werelderfgoedlijst voor documenten. Toen Bergen vorig jaar Culturele Hoofdstad van Europa was, kreeg het Mundaneum een facelift en heropende het de deuren, precies 120 jaar na de oprichting van het Office International de Bibliographie.
Het Mundaneum is ook de eerste erfgoedlocatie in ons land die het Europees Erfgoedlabel krijgt. Sites met dat label – een initiatief van de Europese Commissie – staan symbool voor de idealen, waarden en geschiedenis van Europa. Andere locaties zijn de abdij van Cluny, het hart van het oude Athene en het Vredespaleis in Den Haag.
www.mundaneum.org
FREDERIC EELBODE
“Als je kennis breed kunt verspreiden, is dat de ideale basis voor wereldvrede”
Google riep Paul Otlet en Henri La Fontaine uit tot de voorlopers van zijn zoekmachine.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier