Giften nog één jaartje aftrekbaar vanaf 1000 frank
Wie een fiscaal aftrekbare gift wil doen, zou eigenlijk minstens 30 euro moeten storten. Maar de minister houdt het nog een jaartje op 1000 frank.
Cultuurfilosoof Peter Singer heeft in Knack van vorige week laten weten dat een goed mens royaal aan liefdadigheid moet doen. Wat hij er niet bij vertelde, was dat milde schenkers in België op een behoorlijke fiscale stimulans kunnen rekenen.
Giften zijn onder bepaalde voorwaarden immers aftrekbaar van het belastbare inkomen. Dit heeft tot gevolg dat giften eigenlijk niet zo veel kosten. Het marginale tarief van de progressieve personenbelasting bedraagt al gauw zo’n 50% (zeker als men rekening houdt met de aanvullende gemeentebelasting en de aanvullende crisisbijdrage). Een aftrekbare gift van bijvoorbeeld 2000 frank zal in de meeste gevallen niet meer kosten dan de helft.
Erkenning. Een basisvoorwaarde is dat de instelling aan wie de gift wordt betaald, erkend is. Sommige instellingen zijn door de wetgever zelf erkend, zoals het Rode Kruis van België en de Koning Boudewijnstichting.
Voor de meeste instellingen geldt dat zij door de bevoegde minister(s) erkend moeten worden. Dat is onder meer het geval voor culturele instellingen en instellingen die oorlogsslachtoffers bijstaan. Die erkenningsprocedure loopt in de praktijk dikwijls niet van een leien dakje. Dat komt door de talrijke voorwaarden die aan de erkenning worden gesteld en aan de vele overheidsorganen die bij die erkenning hun zegje hebben.
De procedure begint met het indienen van een erkenningsaanvraag bij de minister van Financiën. Die geeft de aanvraag door aan de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, die een eerste onderzoek voert. In de Kamercommissie voor de Financiën liet de minister van Financiën onlangs nog verstaan dat dit onderzoek in de praktijk zeer lang kan duren. Vooral voor nieuwe vzw’s en ingeval er wijzigingen bij de vzw zijn doorgevoerd. Volgens de minister is het immers niet altijd eenvoudig om een volledige en precieze documentatie van de betrokken vzw’s te krijgen.
Een kopie van de aanvraag gaat vervolgens naar de lokale belastingadministratie, die de boekhouding van de aanvragende instelling zal moeten bekijken. Tegelijk gaat een kopie naar de federale of gewestelijke overheden die in voorkomend geval bij de erkenning moeten worden betrokken.
Voor de erkenning van culturele instellingen bijvoorbeeld zal de centrale administratie vervolgens nog een laatste onderzoek doen, waarna nog het akkoord moet worden verkregen van de Inspectie van Financiën, die tegelijk verantwoording aflegt aan de minister van Financiën en aan die van Begroting.
Wijzigingen. Wat de erkenningsprocedure betreft, zijn onlangs enkele niet onbelangrijke wijzigingen aangebracht.
Een eerste wijziging betreft de culturele instellingen. Zij moeten uiteindelijk door de Koning worden erkend. Tot voor enkele jaren stond in de wet te lezen dat deze koninklijke erkenning pas kon worden verleend op basis van een “in ministerraad overlegd” koninklijk besluit. Dat wil zeggen dat de minister van Financiën niet op eigen houtje een koninklijk besluit aan het staatshoofd ter ondertekening kon voorleggen, maar dat hij het voorgenomen besluit eerst aan de ministerraad moest voorleggen. Die handelswijze heeft in de praktijk tot enkele incidenten geleid. Zo is het gebeurd dat een instelling volgens de diensten van het ministerie van Financiën weliswaar in aanmerking kwam voor erkenning, maar die erkenning toch niet door de ministerraad raakte omdat sommige ministers louter om partijpolitieke redenen dwars lagen. Dat leidde dan weer tot procedures voor de Raad van State, waarna alles weer van voor af aan kon beginnen.
Allicht om die moeilijkheden te vermijden, heeft de wetgever een tweetal jaar geleden beslist dat de Koning het voortaan alleen voor het zeggen heeft. Het koninklijk besluit moet niet meer in de ministerraad worden overlegd. Wat wil zeggen dat de minister van Financiën de beslissingen zelf kan nemen en aan het staatshoofd ter ondertekening kan voorleggen.
Termijn. Een andere vereenvoudigingsmaatregel betreft de erkenningstermijn. Tot voor kort konden de instellingen die hun erkenning niet aan de wet zelf onleenden, in de regel voor ten hoogste drie opeenvolgende kalenderjaren worden erkend. Het gevolg was dat zij in ieder geval na verloop van drie jaar telkens opnieuw een erkenningsdossier moesten samenstellen en de hele erkenningsprocedure moesten doorlopen. Om daaraan tegemoet te komen, is onlangs beslist dat de erkenningsduur in de regel op zes jaar wordt gebracht.
Maar dat betekent niet dat alle instellingen ook meteen voor zes jaar zullen worden erkend. Kort daarna heeft de administratie immers laten weten dat de nieuwe regeling slechts progressief zal worden ingevoerd. Een instelling die haar erkenning voor de eerste keer aanvraagt, wordt in een eerste fase slechts voor twee jaar erkend. Bij de daaropvolgende erkenningsaanvraag – en op voorwaarde dat de instelling haar verplichtingen nauwgezet is nagekomen – zal de erkenning in de regel voor vier jaar worden verleend. Pas vanaf de daaropvolgende erkenningsaanvraag (en ook weer onder voorbehoud dat op de instelling niets aan te merken is) zal de erkenning zes jaar bedragen.
Euro. Om fiscaal aftrekbaar te zijn, is ook vereist dat de gift een bepaalde omvang heeft. Totnogtoe staat in het wetboek te lezen dat de gift minimaal 1000 frank moet bedragen. Die grens wordt van jaar tot jaar aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Maar door het spel van de afrondingsregels heeft die indexatie in de loop van de voorbije jaren geen enkel effect gehad op het minimumbedrag van de aftrekbare giften. Dat is sinds mensenheugenis nog altijd gelijk aan het (ongeïndexeerde) bedrag van 1000 frank.
Met de invoering van de euro komt daar nu verandering in. Het minimumbedrag van 1000 frank is, als je dat omrekent naar euro, gelijk aan 24,79 euro. Maar omdat een dergelijk onafgerond getal in de praktijk weinig handig is, heeft de Koning het basisbedrag van de minimaal aftrekbare giften afgerond naar 25 euro. Die afronding is in principe van toepassing met ingang van het aanslagjaar 2002 (inkomsten van 2001).
Maar er is nog meer. Het in euro uitgedrukte minimumbedrag van de aftrekbare giften is, zoals gezegd, het basisbedrag. Dat moet nog aan de evolutie van het indexcijfer worden aangepast. Hoe dit precies gebeurt, laten we hier even terzijde. We onthouden wel dat de indexatie – door het spel van de nieuwe afrondingsregels die van toepassing zijn op de indexatie van de in euro uitgedrukte bedragen – nu wel effect heeft op het minimumbedrag van de aftrekbare giften. Voor het aanslagjaar 2002 (inkomsten van 2001) is het geïndexeerde bedrag verrassend genoeg meteen gelijk aan 30 euro (de afronding van de bedragen die op het gebied van de inkomstenbelastingen geïndexeerd moeten worden, gebeurt nu immers naar het hogere tiental zodra het cijfer van de eenheden ten minste vijf bedraagt). Dertig euro betekent dat een gift in principe voortaan minimaal 1210 frank (30 x 40,3399) zou moeten bedragen.
Respijt. Maar zover komt het voorlopig niet. Naar verluidt heeft men immers vastgesteld dat veel instellingen die aftrekbare giften ontvangen absoluut niet klaar zijn om rekening te houden met de nieuwe minimumgrens. De begiftigde instellingen moeten aan de milde schenkers immers een fiscaal attest uitreiken.
Daarvoor is uiteraard vereist dat hun computerprogramma’s rekening (kunnen) houden met de nieuwe grens. Dat zou in veel gevallen nog zware problemen scheppen. Daarbij komt dat het grote publiek nog niet goed op de hoogte is van de nieuwe grens en nog niet gewend is om al in euro te denken en te rekenen.
Vandaar dat de minister van Financiën iedereen een jaar respijt heeft gegeven. Voor het inkomstenjaar 2001 (aanslagjaar 2002) is de minimumgrens weliswaar gelijk aan 30 euro, maar de gift zal niettemin voor aftrek in aanmerking komen als hij, zoals vroeger, minimaal 1000 frank (24,79 euro) bedraagt.
Vanaf het aanslagjaar 2003 (inkomsten van 2002) valt deze tolerantie weg. Wie vanaf begin volgend jaar nog fiscaal aftrekbare giften wil doen, zal een beetje dieper in de geldbeugel moeten tasten. De gift zal vanaf dan minimaal 30 euro moeten bedragen (en misschien nog veel meer als de inflatie in de volgende maanden plots steil de hoogte zou ingaan).
Het voordeel is dat de begiftigde instellingen allicht wat meer gaan incasseren en dat de Belgische staat onrechtstreeks gedwongen zal worden om een extra duit in het zakje te doen. Want hoe hoger het minimumbedrag van de aftrekbare gift, hoe hoger de belastingbesparing en dus hoe hoger de onrechtstreekse financiering door de Belgische schatkist.
De auteur is advocaat bij Dauginet & Co. en hoofdredacteur van Fiscoloog.
Jan Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier