Gezonde en ongezonde concurrentie
Vorige week dinsdag, 18 februari, verslikten Philippe Muyters, gedelegeerd bestuurder van het Vlaams Economisch Verbond, en Kris Peeters, gedelegeerd bestuurder van Unizo, zich in hun ochtendkoffie. “VEV en Unizo werken aan werkgeversfront,” titelde de respectabele De Financieel-Economische Tijd op zijn eerste pagina. Het artikel insinueerde tot driemaal toe dat een intensere samenwerking wel eens tot een of andere vorm van structurele samenwerking of zelfs fusie zou kunnen leiden.
Het VEV reageerde nog dezelfde dag met een persbericht: het “gerucht over samengaan met Unizo” werd daarin ontkend. Het zou om niet meer gaan dan een gesprek op initiatief van een “vooraanstaand ondernemer” om na te gaan in welke dossiers beide organisaties gemeenschappelijke standpunten naar buiten zouden kunnen brengen.
Dat is niets wereldschokkend. Unizo doet dat op federaal vlak al jaren met het Verbond van Belgische Ondernemingen en de Boerenbond. Kris Peeters en Philippe Muyters zien elkaar bijna wekelijks. Om tot gemeenschappelijke standpunten te komen is er zeker geen geheim overleg op initiatief van een vooraanstaand ondernemer nodig.
Er is echter meer aan de hand. Het VEV is volop bezig met het realiseren van zijn koepelstructuur tussen VEV en de verschillende kamers van koophandel. Voka wordt de nieuwe beweging die de 2000 leden van het VEV en de 22.000 leden van de kamers moet groeperen. Tot nu toe kon Unizo zich vrij goed positioneren tegenover het VEV. Het VEV was in de eerste plaats de vertegenwoordiger van de grote ondernemingen; Unizo van de middenstand, van zelfstandige ondernemers en kleine bedrijven. De kamers speelden ook in die speeltuin, maar hadden niet hetzelfde wettelijk-representatieve karakter van Unizo. Maar aan dat verhaal komt nu plots een einde: Voka zal zowel de grote als de kleine ondernemingen groeperen.
En dus moet Unizo zich positioneren. Daar is het volop mee bezig. Het heeft een groot onderzoek gedaan naar de organisatie en naar de 80.000 leden. Een derde daarvan zijn leden zonder personeel, twee derde met personeel. Dat zijn dus 53.000 leden, die nog weinig te maken hebben met de bakker en de slager om de hoek. Unizo weet perfect van al haar leden welke andere lidmaatschappen ze hebben. Die zitten allemaal in een databank. Klaar om gebruikt te worden. Want Unizo wil groeien.
Volgens Kris Peeters blijft de sociaal-economische realiteit nood hebben aan twee werkgeversorganisaties: een voor de grote bedrijven en een voor de kleine bedrijven. Met het ontstaan van Voka wordt dat model bedreigd. Maar tegelijk kunnen er nieuwe kansen ontstaan. Voka kan immers ook averechtse effecten hebben. Zullen kleine ondernemingen die nu alleen maar lid zijn van een kamer van koophandel zich ook thuis voelen in het grotere Voka? Zal het Voka-lidgeld niet te veel stijgen zodat kleinere ondernemingen afhaken?
Concurrentie is gezond, ook onder werkgeversverenigingen. Maar te veel concurrentie, laat staan een open oorlog om leden, is niet gezond. Dat zou alleen maar in het voordeel van de vakbonden kunnen spelen. Gesprekken tussen Philippe Muyters en Kris Peeters zouden dus wel eens veel verder kunnen gaan dan het mogelijk maken van gezamenlijke standpunten in concrete dossiers. Een fusie staat zeker niet op het programma – daarvoor zou Unizo haar filosofie te veel moeten verloochenen. Maar het zoeken naar een gezonde vorm van concurrentie, waarbij de krijtlijnen tot waar men gaat, worden afgesproken, daar is niets verkeerd mee.
Guido Muelenaer [{ssquf}]
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier