Gevleugelde klanken

Van het pianospel en, door Hineindenken, van het instrument zelf een imposant meubel met mysterieuze witte en zwarte toetsen gaat een onmiskenbare betovering uit. Een piano en vooral een vleugel geeft een cachet aan het huis en aan zijn bewoners. Hoe is dat door de eeuwen heen gegroeid ?

TEKST : MILO DERDEYN / FOTO’S : KRISTIEN BUYSE

Voorlopers van de moderne piano zijn : het clavichord, het clavecimbel, het virginaal, het spinet en de pianoforte, het eerste instrument waarmee men de geproduceerde klank zeer uitgesproken piano (zacht) of forte (luid) kon laten klinken. Pianoforte werd later afgekort tot piano. Zo weet iedereen waarover we het hebben…

De ‘echte’ piano werd uitgevonden rond 1700 door ene Bartolomeo Cristofori, hierin zeer snel opgevolgd door de Duitser Gottfried Silbermann. Met uitzondering van het clavicitherium uit de 15de eeuw en het verticale clavecimbel liggen de snaren van al die instrumenten in een horizontaal vlak. Naarmate het gebruikte materiaal (koper en staal) voor de snaren evolueerde met het oog op een groter bereik en dito dynamiek werd de ‘achterbouw’ van het instrument groter en groeide de vleugel of staart ( queue) tot respectabele afmetingen (tot 2,70 meter voor een concertvleugel).

Een gigantisch ‘ding’ om in huis te halen. Precies om plaats te winnen, werden ook verticale vleugels gebouwd : de zogenaamde giraf-, piramide-, of de zeer speciale Janko-piano (naar Paul von Janko, anno 1882). De eerste buffetpiano was een vondst van John Hawkins (Philadelphia, 1801). Anno 1825 bracht Alpheus Babrock het systeem op de markt waarbij de verticaal op een (houten en later stalen) kader geplaatste snaren in twee groepen (bas en discant) en in twee lagen schuin achter elkaar gespannen werden. Zo vond de piano definitief z’n weg naar de huiskamer, ook bij mensen die niet over een klein fortuin beschikten of over voldoende ruimte voor een vleugel. Tussenoplossingen vormen de compacte vleugel (1/4) of de zogenaamde halve vleugel (respectievelijk toch nog 1,65 en 1,80 tot 2,10 meter lang).

Om technische, pianistieke redenen, die we hier niet uit de doeken doen, blijft een vleugelpiano verkieslijk boven een buffetpiano. Hoewel in laatstgenoemde categorie zeer goede instrumenten gebouwd worden die bovendien ook ‘n hele smak geld kosten : de duurste tot 980.000 frank.

Wie koopt

tegenwoordig zoal een vleugelpiano ? Het meest voor de hand liggende antwoord ligt op ieders lippen : pianisten natuurlijk. Maar wat blijkt…

We duiken opnieuw in de geschiedenis. In het begin van de 18de eeuw konden alleen rijke mensen zich een piano veroorloven. Componisten en pianisten werden gesteund door een mecenas, maar naarmate de musici beter betaald werden, hadden ze ook hun eigen instrument… vaak op een zolderkamer. Vandaar de vraag naar compacte piano’s. Toen na de eerste industriële revolutie de burgerij zich wilde onderscheiden van het (zogeheten) plebs, was het bezit van een vleugelpiano het statussymbool dat wellicht nog het meest herinnerde aan de échte adel (die er in vroegere tijden ook een huisorkest-met-componist op nahield). Elke dochter van goeden huize leerde piano spelen en gaf vóór, tijdens of na het koffiekransje een staaltje van haar kunnen ten beste.

Uit archieven blijkt dat rond de jaren twintig van deze eeuw ook de nieuwe rijken en een bepaalde culturele aristocratie, massaal piano’s als statussymbool in huis haalden. Met de uitvinding van radio, fonograaf en (later) televisie en digitale klankweergave werd ernstig gevreesd dat het uit zou zijn met zelfgemaakte muziek in de huiskamer. De concertzaal werd voor iedereen toegankelijk en dankzij een groeiende mobiliteit konden ook mensen van te lande erheen. Bovendien brachten radio, tv en hifi een min of meer aanvaardbaar surrogaat relatief goedkoop tot in praktisch ieder hoekje van de woning. En iedereen was gelukkig, dacht men. Want, toegegeven, de meeste mensen horen het verschil niet tussen Maurizio Pollini op het podium en een anonieme pianist op een cd… of omgekeerd.

Maar tot ieders grote verbazing is de verkoop van muziekinstrumenten inclusief die van vleugelpiano’s nooit echt stilgevallen. Ook nu, in volle crisis, vliegen die dure dingen bij wijze van spreken de deur uit.

De vraag

naar het juiste aantal wordt beleefd omzeild. Het zijn niet allemaal nieuwe piano’s die men verkoopt n er is de laterale (lees : zwarte) markt van “de Russische maffia, met archi-slechte maar spotgoedkope vleugels”, dixit een kenner.

“Ik droom al heel m’n leven van een piano. Als kleine jongen al wilde ik pianist worden, maar vader vond dat geen serieus beroep”, hoor ik een klant zeggen. “Ik word nooit een Rubinstein, dat weet ik, maar nu ik een piano kán kopen…” Het zijn dus niet alleen doorgewinterde pianisten die een vleugel in huis willen hebben.

Marianne Hanlet, erfgename van het oudste pianohuis in België, gesticht in 1846 : “Wie een vleugel koopt, heeft die op een of andere manier verdiend. Ofwel omdat hij of zij jarenlang gestudeerd heeft en die volgehouden inspannning wil belonen met een zeer goed instrument, ofwel omdat iemand jarenlang gespaard heeft om zelf aan de slag te kunnen of z’n kinderen het allerbeste te bieden.”

De stratificatie van de vleugelpianokopende bevolking is vrij eenvoudig. Rode draad is toch een minimum aan middelen. In de eerste plaats zijn er de professionele pianisten die het in feite aan zichzelf verplicht zijn. “Op een vleugel spelen is totaal anders dan op een buffetpiano”, vertelt een ervaren pianist. Dat conservatoria en muziekacademies belangrijke afnemers zijn van vleugelpiano’s, lijkt nogal wiedes. Maar hier heeft de crisis wèl toegeslagen. Er staat nog wel een vleugel al een halve eeuw misschien maar in de plaats van een goede buffetpiano wordt de elektronische variant ( Yamaha Clavinova bijvoorbeeld) gekocht als studie-instrument. Even goed ? Dat valt te betwijfelen, maar het is natuurlijk beter dan niets…

Een belangrijke groep

vormen de gefortuneerde amateurs. Mensen die vaak vrij goed piano spelen na studie aan een academie of met een privé-leraar soms tot op het niveau van een koninklijk conservatorium en die inderdaad zichzelf belonen met een vleugel(tje).

Martin Kaufmann, zaakvoerder van het gelijknamige bedrijf aan de Brusselse Koningstraat : “Die beloning maakt deze mensen onvoorstelbaar gelukkig. Vanaf dat ogenblik horen ze bij de happy few, een soort incrowd die weet wat ze bereikt heeft of nog wil bereiken en dat heeft niets met snobisme te maken.”

Snobisme ? “Jawel, er zijn ook mensen die mordicus een vleugelpiano in hun sjieke villa willen hebben. Het geeft ze een pseudo-intellectueel aura, zelfs al raakt niemand ooit het instrument aan. Dat is dan wel jammer, maar het is inderdaad een statussymbool : zoiets als een peperdure sportwagen, design meubilair of een Vermeer aan de wand. Als die mensen kinderen hebben een dochtertje van zes bijvoorbeeld hoeven ze niet verder een excuus te zoeken. Onze beroepsernst noopt ons ertoe hen te vertellen dat zo’n kind het net zo goed met een goede buffetpiano kan stellen. Maar sommigen zien de aanschaf van een vleugelpiano ook als een belegging.”

Belegging ? “In amper vijftien jaar tijd is de prijs van sommige goede piano’s bijna verdrievoudigd. In de veronderstelling dat je hem opnieuw zou willen verkopen, kan het inderdaad een goede belegging zijn. Een goede piano gaat namelijk wel honderd jaar mee, ook al wordt er intens op gespeeld. Een ander aspect van de markt als u mij dat oneerbiedig woord vergeeft vormen de collectiestukken. Bij ons staat bijvoorbeeld de piano van August De Boeck (nvdr : Vlaams componist (1865-1937) met wereldwijde faam, maar zoals zo vaak geen sant in eigen land), waarvoor Japanners, jawel, een hele hoop geld willen neertellen om hem mee te nemen naar Japan. Ik heb hartzeer, mijnheer, en ben op zoek naar een Vlaamse instantie die er iets voor over heeft om dat instrument in eigen land te kunnen houden. Ik ben zelfs bereid een deel van de waarde voor eigen rekening te nemen, als mijn bijdrage tot het cultureel patrimonium van dit land.”

Naast de piano van De Boeck staat in de toonzaal bij Kaufmann een Grotrian Steinweg uit 1871, eigendom geweest van Clara Schumann ! Op dit instrument heeft Johannes Brahms (1833-1897) nog gespeeld.

“In heel wat ambassades staat natuurlijk ook een vleugel. In plaats van telkens een piano te huren als er een ‘huisconcert’ plaatsvindt, wordt meteen geïnvesteerd in de aankoop ervan. Tenslotte blijft het instrument ter plekke en kunnen de opvolger en zijn bezoekers er blijvend van genieten. Studenten aan het conservatorium of kinderen boordevol talent krijgen van hun ouders soms ook wel een vleugelpiano cadeau. Ouders hebben heel veel over om hun kinderen je van het te kunnen schenken.”

Hoeveel

kost een piano eigenlijk ? Martin Kaufmann : “Een goedkope buffetpiano haal je in huis voor pakweg 80.000 frank. En zoals gezegd, kost het allerduurste model 980.000 frank. Een spotgoedkope vleugel heb je vanaf 200.000 frank, maar voor die prijs koop je een betere buffetpiano. Een concertvleugel kost zowat 3,8 miljoen frank en een zeer recente creatie, met elektronische (!) snufjes erbij, moet vijf miljoen kosten.”

Niet wat heet voor ieders beurs, maar toch een uitgebreid prijzengamma, voor de meest uiteenlopende categorieën van pianisten. Chris Maene, verdeler van piano’s, maar ook wereldwijd gekende specialist in het bouwen van kopieën van pianofortes : “Je hebt hier en daar ook wel een zonderling die zich, om door ons niet te achterhalen redenen, een vleugelpiano aanschaft : omdat het past in z’n interieur, hij een vriendin heeft met lang blond haar (sic), weet ik veel.”

Opnieuw Martin Kaufmann : “We voelen ons dan wel onwennig maar het doet er eigenlijk niet toe. Hier kwam ooit een man van 80 een vleugelpiano kopen. Hij had gewacht tot zijn echtgenote overleden was om piano te kunnen spelen… en heeft er nog ettelijk jaren plezier aan beleefd. Meestal hebben we een persoonlijk contact met de klanten, en begeleiden hen desgewenst ook bij hun studie of bij de restauratie van grootmoeders vleugel.”

Restauratie ? Alain Van Innis, specialist terzake : “Restaureren gebeurt in principe alleen als het nog de moeite loont. Een rats versleten honky-tonk-piano heeft wellicht nog charme als meubel, maar als piano ? Soms moeten we de grilligste wensen aanhoren. Als iemand een zwarte vleugel in glanzend blauw wil laten verven en de mechaniek van het instrument is nog in orde, dan zullen we dat ook doen. Het kost tijd en geld natuurlijk, maar de klant is tenslotte koning. Hoewel, té bruin moet hij het ook niet bakken. Onze beroepsernst gaat voor alles.”

De zonderlingen, jawel : ze zijn het zout van de wereld… Het ergste wat ik met eigen ogen heb mogen aanschouwen, was een prachtige witte vleugelpiano waarvan men oh shocking ! de snaren en de mechaniek had weggenomen… om er een bar van te maken.

Hanlet, Livornostraat 7, 1000 Brussel, (02) 537.88.24. Kaufmann, Koningstraat 161, 1210 Brussel, (02) 218.38.86. Van Innis, Gentsesteenweg 67, Mechelen, (015) 20.91.70. Maene, Aalterstraat 4, 8755 Ruiselede, (051) 68.64.37.

Een vleugelpiano geeft een ontegensprekelijk cachet aan elk interieur, modern of klassiek. Ontluikende magie : tien vingers op een klavier.

Een piano als een kalligrafisch silhouet in het uitgezuiverde interieur van Claire Bataille.

Tijdloze en passionele instrumenten, die eeuwen kunnen meegaan. Rechts : Alain Van Innis bij de restauratie van een 1/2-vleugel August Förster uit 1920, in een glanzend blauw kleedje.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content