Gevaarlijk spel

De eersteklasseclubs trappen dit weekend het nieuwe voetbalseizoen op gang in de wetenschap dat ze 34 speeldagen verder ruim 131 miljoen euro (5,3 miljard frank) zullen hebben uitgegeven. Dat is meer dan 15 miljoen euro (625 miljoen frank) meer dan de verwachte inkomsten, vóór transferverrichtingen. Dat blijkt uit een enquête van Trends bij de achttien topklassers.

En ten tweede: terwijl de meeste bedrijfsmanagers mikken op winst op de resultaatrekening, telt voor Verschueren & co. enkel winst op het veld. Ook de Londense City heeft begrepen dat voetbalclubs hun laatste euro liever stoppen in een extra spits dan uit te keren aan de aandeelhouders. De dalende aandelenkoersen van de Engelse beursgenoteerde clubs zijn daar het bewijs van.

Voetbal is geen normale business, het is een stammenoorlog. Alle beschikbare middelen dienen om de ploeg te versterken. Dat is een overlevingsstrategie. AA Gent-voorzitter Yvan De Witte verwoordt de eerste wet van de voetbaleconomie als volgt: “Eén frank minder uitgeven betekent minimum één frank minder inkomsten.”

Patrick Orlans, de manager van Lokeren, kent wet twee: “Eén frank meer uitgeven staat niet garant voor één frank meer inkomsten. De ambitie is steeds groter dan de portemonnee. Een te dure ploeg haalt vaak het vooropgestelde sportieve resultaat niet, met alle financiële gevolgen van dien.”

Wet één en wet twee van de voetbaleconomie dicteren dat een professionele voetbalclub zelden winst maar eerder verlies maakt. Nu hoeft een club niet per se winst te maken _ de Belgische eersteklassers zijn meestal nog vzw’s _, maar het opstapelen van verliezen is uit den boze. Winstgevendheid is in zoverre belangrijk dat het de mogelijkheid van de club weerspiegelt om te investeren _ in spelers, de jeugd, infrastructuur _ of om een sportief tegenvallend seizoen financieel op te vangen.

Het Belgische eersteklassevoetbal stapelt echter te veel verliezen op. De clubs moeten elk jaar activa _ spelers _ verkopen om de putten te vullen. Dat zal niet anders zijn op het einde van dit seizoen. En dat is gevaarlijk spel.

Standard voert het klassement aan

De achttien eersteklasseclubs trappen dit weekend het nieuwe voetbalseizoen op gang in de wetenschap dat ze 34 speeldagen verder ruim 131 miljoen euro (5,3 miljard frank) zullen hebben uitgegeven. Dat is 15,5 miljoen euro (625 miljoen frank) meer dan de verwachte inkomsten (vóór transferverrichtingen). Dat blijkt uit een enquête van Trends uitgevoerd bij de achttien topklassers. Het gros van dat verlies komt op rekening van Standard Luik. De club zelf wil geen commentaar geven, maar in de jaarrekening van het seizoen 1999-2000 staat zwart op wit een bedrijfsverlies van ruim 10 miljoen euro (400 miljoen frank). Gesaneerd is er in Luik intussen nog niet, zodat we voor dit seizoen eenzelfde verlies verwachten.

Nog een tiental andere eersteklassers budgetteert een verlies, schommelend tussen een half miljoen euro (20 miljoen frank) en 1,25 miljoen euro (50 miljoen frank). AA Gent geeft bewust 1,25 miljoen euro (50 miljoen frank) meer uit dan de penningmeester zal ontvangen. “Omdat spelen zonder deficit sportief niet haalbaar is,” zegt Yvan De Witte. Jacques De Nolf, de algemeen secretaris van Club Brugge, vertaalt dat zo: “De Belgische competitie is altijd verlieslatend.” De clubs gehoorzamen dus aan wet één: ze maken verlies om nog meer verlies te vermijden. Kan het anders?

Opvallend is dat enkel de clubs met de kleinste budgetten zeggen te zullen rondkomen dit seizoen. Houden zij wel voldoende rekening met wet twee? Uit de eindafrekening van vorig seizoen bleek het exploitatieverlies voor de Belgische topklasse uiteindelijk 23,5 miljoen euro (945 miljoen frank) te zijn. In dit cijfer is geen rekening gehouden met de 10 miljoen euro (400 miljoen frank) winst die Anderlecht boekte dankzij een uitzonderlijke campagne in de Champions League _ goed voor circa 13,6 miljoen euro (550 miljoen frank) extra inkomsten. Voor de rest maakte bijna elke club, ook de clubs met de kleinste budgetten, een exploitatieverlies.

Hoe diep zijn de putten intussen? De brutoschuld van de achttien bedraagt bijna 70 miljoen euro (2,8 miljard frank). Het gros van die schuld zit wederom bij Standard met 32,2 miljoen euro (1,3 miljard frank). Ook GBA en KRC Genk torsen meer dan 12,4 miljoen euro (500 miljoen frank) schulden. Dat hoeft geen ramp te zijn. Elk bedrijf heeft schulden. Zolang het eigen vermogen positief is (dat is het geval als de activa groter zijn dan de schulden) én er voldoende cashflow is om de rentelasten te dragen, drijft er geen wolkje in de lucht.

Neem het voorbeeld van KRC Genk. De club stak zich diep in de schulden om in het stadion te investeren. Er moet nog 12,6 miljoen euro (509 miljoen frank) worden afgelost. De club heeft echter een positief eigen vermogen en houdt na betaling van de rentelasten een half miljoen euro (20 miljoen frank) over op de exploitatierekening.

Wel moet Genk de komende vijf jaar telkens weer 2,5 miljoen euro (100 miljoen frank) kapitaal aflossen. Genk wil dat financieren met uitgaande transfers. Dat is gevaarlijk spel, want lukt dit niet, dan duikt het resultaat meteen onder nul. Genk zal de komende jaren in elk geval moeten rekenen op de trouwe steun van zijn ruime supportersschare om de schuldenlast te dragen.

In het geval van GBA en Standard is de toestand ernstiger: het eigen vermogen is negatief én de resultaatrekening kleurt dieprood. GBA debuteerde in 1999-2000 met een bedrijfsverlies van liefst 4 miljoen euro (160 miljoen frank). Hoeveel verlies er afgelopen seizoen werd geleden, wou de club niet kwijt. Vaststaat dat GBA in januari een kapitaalinjectie van 0,74 miljoen euro (30 miljoen frank) kreeg om een negatief eigen vermogen te vermijden. Hoofdaandeelhouder Ajax liet ook al verstaan dat zijn dochter na dit seizoen geen geld meer mag verliezen.

Het mag een verrassing heten, maar bij de meeste clubs blijft de schuldenlast onder controle. Een aantal clubs, zoals Lokeren, heeft zelfs een spaarpot. Onder druk van het licentiesysteem daalden de RSZ-schulden van alle eersteklassers van 3,6 miljoen euro (145 miljoen frank) naar 1,61 miljoen euro (65 miljoen frank).

Hoe valt de beperkte schuldenlast bij de meeste clubs te rijmen met de jaarlijkse exploitatieverliezen? De voetbalsport kan in de eerste plaats rekenen op gulle fanatici. Standard leeft bij de gratie van Robert Louis Dreyfus. De Adidas-topman pompte in het tussenseizoen nog maar eens 11,6 miljoen euro (470 miljoen frank) in de club via de transfer van Daniel van Buyten naar Marseille. Gezien Dreyfus ook eigenaar van Marseille is, ging het in feite om een herkapitalisatie van de Rouches.

Anderlecht kon in de magere jaren rekenen op de steun van de familie Vanden Stock. In Beveren stoppen een aantal clubmensen nog eens 1,49 miljoen euro (60 miljoen frank) in de club. In Aalst hoesten investeerders 1,24 miljoen euro (50 miljoen frank) op. Bij RWDM hielden de clubbazen uit eigen zak een profclub in tweede klasse overeind. Ook de lokale overheden zijn vaak voetbalgek genoeg om in hoge nood bij te springen.

Lucratieve handel in spelers

Maar hét middel om de boel draaiende te houden is de verkoop van spelers. Clubs aarzelen niet het huis af te breken om te kunnen stoken. AA Gent financiert het jaarlijkse tekort van 0,62 euro (25 miljoen frank) met transfers. Is dat een gezond beleid of gevaarlijk spel? “Het is ons de laatste vijf jaar gelukt,” zegt Yvan De Witte. Nu was er de transfer van Ahmed Hossam naar Ajax. Nauwelijks een tiental wedstrijden in de eerste ploeg van AA Gent en verkocht voor 185 miljoen frank. Jackpot. “Deze transfer geeft ons een buffer van vijf jaar,” rekent Yvan De Witte. Dankzij transfers wist Gent de schuldenlast op enkele jaren tijd af te bouwen van ruim 18,5 miljoen euro (750 miljoen frank) tot 4,19 miljoen euro (169 miljoen frank).

Voor veel clubs is de handel in spelers een hoofdactiviteit geworden. Elke club speculeert om een grote slag te slaan, genre Hossam. Gemiddeld genomen is een batig saldo op de transferverrichtingen goed voor 10% tot 20% van de inkomsten, wat niet toevallig gelijk loopt met de gemiddelde exploitatietekorten van 10% tot 20% op de uitgaven. Genk rekent dit seizoen op 2,5 miljoen euro (100 miljoen frank) netto-inkomsten uit transfers om de schuldenlast af te betalen. Lierse verkocht in het tussenseizoen voor 7,4 miljoen euro (300 miljoen frank) spelers en wist zo de nieuwe tribunes te financieren en de put van 2,23 miljoen euro (90 miljoen frank) te vullen die het voorbije slechte seizoen in de clubkas werd geslagen. Lokeren draait op de in- en export van Afrikaans talent om te overleven. Club Brugge teert op West-Vlaamse koopmanskunst; het gratis vertrek van een sterkhouder als Sven Vermant moet dus pijn doen. Sint-Truiden ziet zijn financiële toekomst verzekerd door zijn getalenteerde jeugdspelers.

Anderlecht verdiende 25 miljoen euro (1 miljard frank) aan de transfers van Jan Koller, Bart Goor en Thomasz Radzinski naar clubs uit rijke voetballanden en pompte de helft terug in het Belgische voetbal door hier en daar spelers weg te kopen. Menig clubleider hoopt dat paarswit straks opnieuw aan de vetpotten van de Champions League kan zitten en het manna herverdeelt in België.

Het Belgische beroepsvoetbal heeft de dood in de ogen gekeken toen de Europese Commissie vast van plan leek helemaal komaf te maken met het transfersysteem. Maar de Commissie deed (veel) water in de wijn en werkte een akkoord uit met de Fifa, de wereldvoetbalbond, dat het transfersysteem allesbehalve opblaast (zie kader: Een nieuw transfersysteem). De Commissie heeft er blijkbaar rekening mee gehouden dat het transfersysteem de levenslijn voor kleinere profclubs is. Consultant Deloitte & Touche schat trouwens dat 90% van de Europese profclubs rekent op een batig transfersaldo om rond te komen.

Dat belet niet dat teren op transferinkomsten een risicovolle overlevingsstrategie blijft. “Té risicovol,” klinkt het verrassend genoeg vooral bij de kleinere clubs. Ze zeggen dit seizoen te willen rondkomen zonder transfers te moeten doen. Dat komt wellicht omdat de clubs met de kleinste budgetten financieel niet in staat zijn de goede spelers aan te trekken die met een fikse meerwaarde kunnen worden doorverkocht. Anderlecht kan de beste Belgische spelers aantrekken en duurder versassen naar het buitenland; Eendracht Aalst bijvoorbeeld kan dat niet.

In het Belgische voetbal is een goede neus voor jong talent daarom meer waard dan een goeie linker. En als het de minder gefortuneerde clubs een troost mag zijn: de oude voetbalwijsheid die zegt dat succes niet te koop is, staat als een huis. Onderzoek in Engeland en Italië heeft aangetoond dat het verband tussen grote transferuitgaven en succes op het veld klein is. Gericht kopen levert meer succes op dan veel kopen.

Besparen op de uitgaven is een structurelere sanering dan speculeren op meer inkomsten. Maar welke club durft wet één met voeten treden en besparen op de loonlast? Nood breekt wet. “Voetbal kan pas rendabel zijn als je de kosten beheerst,” zegt Abbas Bayat, de voorzitter van Charleroi. De topman van Chaudfontaine moet bij de Karolo‘s een exploitatieverlies van 1,5 miljoen euro (60 miljoen frank) wegwerken. “Dat vraagt drie tot vier jaar tijd.”

Genk had geen andere keus dan 2 miljoen euro (80 miljoen frank) te besparen op de loonlast om genoeg cashflow over te houden om de rentelasten te betalen. De Limburgse club doet het nu met een loonlast van 4 miljoen euro (200 miljoen frank). Het noodlijdende Eendracht Aalst bespaart 0,87 miljoen euro (35 miljoen frank). “Met een kern van 42 spelers leek het hier wel AC Milan. Aalst toont dat het met minder moet en kan,” zegt crisismanager Patrick De Cock.

Besparen kan ook op een onrechtstreekse manier. Nogal wat clubs kijken uit naar een samerwerkingsverband met een grote buitenlandse club in de hoop spelers (gratis) ter beschikking te krijgen. In Beveren staat het water aan de lippen dat de club deels verkocht wordt aan het Britse Arsenal en de Ivoriaanse voetbalschool van makelaar Jean Marc Guillou. Belgische clubs riskeren gedegradeerd te worden tot opleidingscentra en doorvoerhavens voor de rijke clubs, om de eenvoudige reden dat Belgisch profvoetbal de inkomstenexplosie in de rijke voetballanden gemist heeft.

Buitenspel door televisierechten

“Onze clubs moeten hun inkomsten bij elkaar harken op een kleine nationale markt, maar moeten met die schamele geldbeugel op een internationale spelersmarkt concurreren met de rijke clubs,” schetst Olivier Charon, voetbalconsultant bij Deloitte & Touche, de rattenval waarin het Belgische voetbal gevangen zit.

De voetbalmarkten van Engeland, Spanje, Italië, Duitsland en Frankrijk _ de grote vijf _ draaien steeds meer op tv-geld. In Engeland is er per jaar ongeveer 750 miljoen euro (30 miljard frank) aan tv-geld te verdelen onder de profclubs, in Spanje 320 miljoen euro (13 miljard frank), in Frankrijk 22 miljoen euro (9 miljard frank). Een Spaanse, Italiaanse of Engelse club haalt al de helft van zijn budget uit tv-rechten. Het gemiddelde budget van een Engelse topklasser is 70 miljoen euro (2,8 miljard frank). Aston Villa en Sunderland halen samen meer inkomsten dan het totaal van de achttien Belgische clubs. Die tv-inkomsten zijn bijzonder aangenaam voor kleine clubs uit grote voetballanden _ Leicester, Lecce of Las Palmas_ maar het zet de grote clubs uit de kleinere voetbalmarkten _ Ajax, Glasgow Rangers, Porto of Anderlecht _ buitenspel.

Het tv-contract in België is per jaar 12,9 miljoen euro (520 miljoen frank) waard en is per kijker zelfs een van de laagste van Europa. De profliga wil voor het nieuwe contract (2002-2005) 25 tot 40 miljoen euro (1 tot 1,5 miljard frank) per seizoen, zoals het geval is in Zwitserland, Oostenrijk en Israël. Zonder het manna van het kleine scherm moeten de clubs uit de kleine voetbalmarkten _ dat zijn 46 van de 51 Europese voetbalmarkten _ vooral rekenen op inkomsten uit Europees voetbal. Deze inkomsten kunnen tot de helft van het budget vormen.

Anderlecht vormt daar geen uitzondering meer op. De competitie is voor Anderlecht niet meer dan een 34 wedstrijden durende voorronde op de Champions League. Want wie investeert om Europeees te spelen, moet dat ook doen om een financiële kater te vermijden.

Terwijl de jongste vijf jaar de inkomsten van de clubs uit Spanje met gemiddeld 28% stegen, en de inkomsten in Engeland, Frankrijk en Italië met gemiddeld 22% tot 24% stegen, is de inkomstengroei voor de Belgische clubs veel bescheidener. Zonder transferinkomsten hopen de achttien dit seizoen 117 miljoen euro (4,7 miljard frank) te puren uit de Belgische markt. Vorig seizoen was dat ongeveer 106,5 miljoen euro (4,3 miljard frank) en het seizoen daarvoor 104 miljoen euro (4,2 miljard frank). Er is dus een lichte stijging, maar niet in het tempo van de grote voetbalmarkten.

Net deze relatieve inkomstengroei beslist over winst of verlies, omdat zoals gezegd de spelersmarkt mede door het Bosman-arrest _ dat eindecontractspelers toeliet gratis van club te veranderen _ een internationale markt geworden is waar de Belgische clubs rechtstreeks moeten opboksen tegen de rijke clubs. En volgens wet één van de voetbaleconomie geven de rijke clubs de inkomstengroei volledig uit aan lonen en transfersommen. Het gevolg is een looninflatie, want meer geld jaagt op hetzelfde talent. Belgische clubs kunnen aan deze jacht niet meer meedoen. De Champions League-miljoenen kunnen niet verhelpen dat Anderlecht een kneusje is op de internationale spelersmarkt. En in tegenstelling tot de transferuitgaven rendeert het betalen van hoge lonen wel op de grasmat. De kans op Europees succes voor Belgische clubs verkleint daarom elk jaar. De manier op het tij te keren ligt voor de hand: vergroot de thuismarkt.

De BeNe-liga

De koek vergroten kan door het aantal clubs in de hoogste klasse te verlagen. Fusies zijn één manier om dat te doen, maar deze piste is moeilijk. De voetbalwereld moet zijn eerste geslaagde fusieproject nog meemaken. Wat met de schulden? Wie wordt voorzitter? Waar zal de nieuwe club spelen? Welke club verdwijnt? Deze hete hangijzers torpederen steevast het project. Toch zijn fusies de techniek om tot een ideale spreiding van veertien eersteklasseclubs te bekomen.

Een tweede piste die zoden aan de dijk zet, is de vorming van een Belgisch-Nederlandse competitie _ een BeNe-liga _ of zelfs een Euroliga die verschillende kleine voetbalmarkten groepeert. Een Euroliga botst echter op het veto van de Uefa, de Europese voetbalbond, omdat die in zo’n liga een te grote concurrent voor de Champions League ziet.

Een BeNeliga kan wel en ook in Nederland groeit de interesse. Ajax, PSV en Feyenoord kunnen ook niet meer mee met de clubs uit de grote vijf. Ook het Nederlandse profvoetbal voetbalt in het rood en teert op transfers. In het seizoen 1999-2000 was er een exploitatietekort van 34 miljoen euro (1,36 miljard frank), na transfers nog een tekort van 5,35 miljoen euro (216 miljoen frank), zo meldt de Nederlandse voetbalbond. Het wordt een lagelandencompetitie of anders zien we topvoetbal in België enkel nog dinsdag en woensdag op tv.

Daan Killemaes

“Halen we opnieuw de Champions League, dan zitten we dit seizoen financieel op rozen. Halen we die niet én raken we niet ver in de Uefa-cup, dan kijken we tegen honderden miljoenen verlies aan.”

“Voetbal kan pas rendabel zijn als je de kosten beheerst. Dat vraagt drie tot vier jaar tijd.”

Dreyfus herkapitaliseerde Standard door Daniel van Buyten voor 11,6 miljoen euro te transfereren naar Dreyfus’ andere club, Olympic Marseille.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content