Geld voor werk

Lokale netwerken van investeringsengelen kunnen de werkgelegenheid opkrikken. Een Europese studie legt uit waarom.

Zij treden op als privé-persoon, ze hebben geld, ervaring en zakentalent zat en hun aantal in Europa wordt geschat op zo’n 125.000. Samen vertegenwoordigen ze een investeringsportefeuille die geraamd wordt op pakweg 10 tot 20 miljard ecu’s (400 tot 800 miljard frank). Het fenomeen business angels – ook wel investeringsengelen of informele investeerders genaamd – kan voor de EU-Commissie een geschikte hefboom worden om de werkgelegenheid op te krikken. Dat bleek uit een studie die vorige maand door EBAN ( European Business Angels Network) op een conferentie in Torquay, zuidelijk Engeland, werd voorgesteld (*).

De knelpunten zijn gekend. Het drama van starters en kmo’s op het Oude Continent is dat zij voor kleine investeringsbedragen enkel terecht kunnen bij de banken. Er ligt een equity gap tussen de persoonlijke financiële middelen van de entrepreneur (of het geld dat van zijn familie afkomstig is: love money) en het professionele durfkapitaal. In de studie wordt erop gewezen dat informeel durfkapitaal kan zorgen voor de nodige overbrugging.

“Banken rekenen te veel aan voor hun kredieten, ze zijn afkerig van risico, vragen te veel waarborgen en geven de voorkeur aan leningen op korte termijn,” zegt Rudy Aernoudt, een gewezen Belgische bankier die zich nu bij het DG XXIII toelegt op de financieringsproblematiek van kmo’s. “Er is sprake van een vertrouwenskloof.”

BRITS ROLMODEL.

De oorzaak hiervan ligt voor een deel in de onkunde van (jonge) bedrijven om eigen vermogen aan te trekken. Uit een enquête die in 1996 onder 17 miljoen Europese kmo’s werd gehouden, bleek dat er slechts 4600 een beroep hadden gedaan op durfkapitaal. En in de meeste gevallen diende dit geld dan nog om minder risicovolle technieken zoals management buy-outs te financieren. Slechts in 6% van de gevallen werd kiemgeld gebruikt om het opstarten van een bedrijf te realiseren.

Op de conferentie van Torquay werd er daarom gepleit voor de oprichting van lokale netwerken van informele investeerders in alle Europese lidstaten. De Britse economie, waar naar schatting meer dan veertig dergelijke “business angels networks” actief zouden zijn, dient hierbij als rolmodel.

Daar nam het Department of Trade and Industry vijf lokale investeringsnetwerken – zogenaamde Informal Investment Demonstration Projects – onder de loep. In de periode 1994-1995 schreven niet minder dan 250 investeringsengelen in bij deze vijf netwerken: samen goed voor een potentiële investeringspot van 1,5 miljard frank. In dezelfde tijdspanne werden aan hen 500 dossiers voorgelegd: meestal start up– of early stage-projecten voor een bedrag van 3 tot 6 miljoen frank. Niet minder dan 64 dossiers kregen het licht op groen, goed voor een directe investering van 228 miljoen frank.

Dit toont aan hoe dergelijke investeringsnetwerken een substantiële hoeveelheid aan informeel risicokapitaal, dat vroeger gefragmenteerd en onzichtbaar was, kunnen mobiliseren. “Er is een kentering merkbaar bij de Europese Commissie,” zegt Rudy Aernoudt. “Het besef groeit dat bepaalde vormen van bedrijfsfinanciering een impact kunnen hebben op de werkgelegenheid. Het concept van de investeringsengel is daarom opgenomen in de voorbereidende documenten voor de Europese top van Cardiff in juni 1998. We wachten op een politiek signaal om de haalbaarheid van dit concept overal uit te testen en hiervoor de nodige obstakels uit de weg te ruimen.”

STILLE DOOD.

In België botste de GOM Vlaams-Brabant al in 1990 op zo’n obstakel toen ze het project Investpool van de grond wilde krijgen. De bedoeling was dat kmo-entrepreneurs die op zoek waren naar vers geld hun gegevens in een databank konden stoppen en zo in contact werden gebracht met geïnteresseerde investeerders. “We werkten als een soort huwelijksbureau,” legt GOM-stafmedewerker Rudy Van Mellaert uit. “De vraag en het aanbod in de wereld van het durfkapitaal werden dichter bij mekaar gebracht.” Eén probleem. Investpool mocht van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ( CBF) geen publiciteit voeren. Na drie jaar stierf het initiatief een stille dood.

Op dit ogenblik onderhandelt de West-Vlaamse financier Fernand Cloet met CBF-voorzitter Jean-Louis Duplat om zijn idee van een “Business Angels Club” erdoor te krijgen (zie Trends, 22 januari 1998). “Er is nog steeds geen concrete beslissing,” bekent Fernand Cloet. “Maar ik heb wel al vier interessante dossiers die aan het netwerk zouden kunnen worden voorgesteld.”

Rudy Aernoudt blijft al bij al nuchter. Zegt hij: “Het initiatief moet nog altijd van de investeringsengelen zelf uitgaan. Wij kunnen als overheid enkel een gunstige biotoop creëren waarin bedrijven en financiers mekaar sneller kunnen vinden.”

Ook de Brabantse particuliere investeerder Leo Billion liet in die zin een waarschuwing horen op de conferentie van Torquay. “Een investeringsengel moet op zijn of haar kennisterrein blijven,” benadrukte hij. “En slechts in de mate dat er een wil is tot netwerking, zal een soort van virtueel investeringsfonds ontstaan.”

(*) “European Business Angels Network: dissemination report on the potential of business angels investment and networks in Europe”, EBAN/EURADA, febr. 1998

tel.: (00-44)1872.223.883,

fax: (00-44)1872.242.470.

PDP

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content