Geen stroom zonder vuur

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Onze verre voorouders wisten het al: bij het verbranden van biologisch materiaal komt bruikbare energie vrij. Vyncke Energietechniek maakt er een internationale business van. Door zijn alliantie met het Zwitserse Schmid wordt Vyncke zelfs marktleider in Europa.

V yncke Energietechniek uit Harelbeke is gespecialiseerd in biomassaverbrandingsinstallaties met energierecuperatie. Eenvoudiger uitgedrukt: Vyncke maakt installaties waarin plantaardige en dierlijke afvalstoffen (‘biomassa’, zoals hout en mest) worden verbrand. Hierbij komt bruikbare energie vrij.

Wie denkt dat Vyncke hiermee een marginale bron van energie aanboort, vergist zich. Om te beginnen is het verbranden van biomassa historisch gezien de oudste vorm van energie- en warmteproductie. De methode is nu terug van nooit helemaal weggeweest. In de Verenigde Staten staan houtgestookte installaties die samen zo’n 9000 MW produceren en in Zweden zorgt de verbranding van biomassa al voor 14% van de totale energievoorziening. In Frankrijk zijn er al een duizendtal ketels in werking voor de verwarming van overheidsgebouwen. De hernieuwbare energie is niet duur, produceert geen zwavel en draagt niet bij tot het broeikaseffect. Bovendien is de uitstoot van vervuilende gassen (koolstof- en stikstofoxides) met 80% gedaald.

Biomassa is de

hernieuwbare energiebron van de toekomst, zegt gedelegeerd bestuurder Dirk Vyncke van Vyncke Energietechniek: “Het materiaal is CO2-neutraal en nagenoeg onuitputtelijk. Door gericht bosbeheer en snelgroeiende aanplantingen wordt een nieuwe, schone energiebron aangeboord die aan een deel van de stijgende energievraag kan voldoen. Biomassa kan dus de fossiele brandstoffen vervangen in thermische energiecentrales. Op dat vlak werken we mee aan pilootprojecten van diverse universiteiten en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek ( Vito).”

Vyncke (53) heeft onlangs een strategisch samenwerkingsakkoord met zijn Zwitserse collega Schmid gesloten. Samen zijn ze nu Europees marktleider in de bouw van ‘bio-energetische’ installaties. Nu we de hoge kosten in energieonderzoek kunnen delen, kan de schone verbrandingstechnologie verder worden ontwikkeld.

Dirk Vyncke gloeit ervan. Met het samenwerkingsakkoord op zak lonkt de ecomarkt. Na de Europese goedkeuring van het Kyoto Protocol – dat een vermindering van de broeikasgassen met 7,5% tegen 2008-2010 nastreeft – gelooft nu ook de Vlaamse regering in de toekomst van biomassa als alternatieve energie (zie kader: Groene st(r)oom). Dat betekent nieuwe kansen voor Vyncke. Zijn bedrijf, met een geconsolideerde omzet van zo’n 600 miljoen frank en een personeelsbestand van 110 medewerkers wereldwijd, is immers actief in energie, afval en milieu, drie groeipijlers van de 21ste eeuw.

“Met Schmid zitten we snor,” knikt Dirk Vyncke zelfverzekerd. “Onze gamma’s vullen elkaar uitstekend aan. Zij spitsen zich toe op gestandaardiseerde, kleinere ketels van 0,1 tot 3 megawatt (MW), terwijl wij ons op grotere installaties van 3 tot 50 MW concentreren. Bovendien gebruiken zij een luchtgekoeld rooster – uitermate geschikt voor nat verbrandingsmateriaal – terwijl wij een waterkoeling hanteren die eerder op droge brandstoffen is afgestemd.” Ook de regio’s waarin ze werken, zijn complementair. Schmid staat sterk in de Duitstalige gebieden en Italië. Vyncke verkoopt vooral in de Benelux, Frankrijk, Tsjechië en Zuidoost-Azië.

Aan een eventuele beursgang denken beide familiebedrijven niet. Met hun respectieve zonen – Peter Vyncke (29) en Roland Schmid (35) – is de opvolging verzekerd. Ook de onderlinge taakverdeling verloopt vlot: senior is verantwoordelijk voor nieuwe initiatieven, terwijl junior de projecten commercieel opvolgt.

Beide partijen leerden elkaar vorig jaar persoonlijk kennen op de belangrijke LIGNA-vakbeurs in Hannover (Duitsland). Na de eerste gesprekken over een mogelijke samenwerking besloten de twee familiebedrijven om geen officieel huwelijkscontract te sluiten. Ze wensten hun financiële onafhankelijkheid te bewaren en hielden het daarom bij een lat-relatie. In maart werd de alliantie afgesloten. Voortaan bieden Vyncke en Schmid hun klanten elkaars producten aan. Dit gebeurt op basis van wederzijds vertrouwen.

Dirk Vyncke: “Dat is toch de basis van goed ondernemerschap. Zonder enige aandelenoverdracht, werken en prospecteren Vyncke en Schmid nu samen aan een netwerk. Op de eerste wereldconferentie over biomassa voor energie en industrie, van 5 tot 9 juni in Sevilla (Spanje), komt er één gemeenschappelijke stand. En mocht de samenwerking niet de verhoopte groei brengen, dan kan ieder zijn eigen weg gaan zonder al te veel papierwerk.”

Vyncke en Schmid schrijven soms samen in op aanbestedingen, afhankelijk van het project. Adjunct-directeur Peter Vyncke, na vier jaar aan het hoofd van de Maleisische afdeling van de groep, nu verantwoordelijk voor de coördinatie van de projecten: “Als eerste samenwerkingsproject bouwen wij momenteel in opdracht van Etea, een Italiaanse energieproducent, gezamenlijk een biomassaketel van 33 ton voor de verbranding van rijstkaf in Crova (Italië). Met de gegenereerde stoom kunnen we 6 MW electriciteit opwekken. Kost maar 22 miljoen frank.”

Traditioneel is Vyncke

echter voornamelijk actief in de houtverwerkende nijverheid. Het bedrijf leverde in maart tot nu toe zijn grootste verbrandingsketel met energierecuperatie (45 MW) voor vezelplatenfabrikant Unilin in Bazeilles (Frankrijk). Kostprijs: 210 miljoen frank. Vorige maand sleepte de groep nog een Chinees project in de wacht voor de restafvalverwerking van de lokale spaanplatenproducent in Chuzhou (provincie Anhui) ter waarde van 78 miljoen frank.

Peter Vyncke: “We zijn ook actief in de landbouw- en de voedingsindustrie. Wij zetten reststoffen – zoals zonnebloempitten, kokosnootschalen, koffiepeulen, bagasse, tabak- en katoenafval – om in milieuvriendelijke energie. We hebben al bio-energieketels voor onder meer Cargill (Indonesië), Palm Oil Research Institute of Malaysia (Maleisië), Sampit (Borneo) en Supercoffee (Singapore) gebouwd.” Zelfs afval van wegwerpluiers en ander hygiënisch materiaal op basis van papier wordt ecologisch verwerkt en omgezet in groene energie.

Rest echter één knelpunt, en geen kleintje: de dioxinenorm. Sinds begin dit jaar moet de houtverwerkende industrie een strenge verplichting naleven. Alle houtkachels vanaf het niveau van de schrijnwerkerijen moeten permanent hun dioxine-uitstoot meten en zich aan de algemene norm van 0,1 nanogram houden.

Vyncke: “Deze maatregel is een domper op de ontwikkeling van onze alternatieve energie. We worden aan dezelfde voorwaarden als de grote afvalverbrandingsinstallaties onderworpen. Dat is strenger dan de staalproductie van Sidmar bijvoorbeeld. Om de uitstoot te beperken moeten we filters installeren die minimum 20 miljoen frank kosten. Dat is zowat het dubbele van de kostprijs van een gemiddelde ketel. Dit is het einde van onze kleinschalige installaties.” De houtfederatie Febelhout onderhandelt nu met de overheid over een aangepaste regeling.

eric pompen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content