Geen gratis energie zonder gratis woning
Krijg je van je bedrijf naast cash een goed gratis ter beschikking voor privégebruik, dan word je op dat ‘voordeel in natura’ belast. Omdat de werkelijke waarde van het voordeel vaak moeilijk te bepalen en voer voor discussie is, worden de bedragen van de meeste voordelen forfaitair bepaald. Dat is zo voor een auto, een woning, maar ook voor energiekosten die een bedrijf voor zijn personeel betaalt.
Voor ‘kosteloze verstrekking van elektriciteit en verwarming’ zijn de belastbare bedragen bij wet vastgelegd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen leidinggevend personeel, bijvoorbeeld een bedrijfsleider of directielid, en ander personeel zoals ‘gewone’ werknemers. Leidinggevend personeel krijgt dit jaar een belastbaar voordeel van 3.190 euro aangerekend (2.130 euro voor verwarming en 1.060 euro voor elektriciteit) als het bedrijf de energiefactuur betaalt. Het andere personeel betaalt belasting op een veel lager forfaitair bedrag: 1.440 euro (960 euro voor verwarming en 480 euro voor elektriciteit). De bedragen hebben het voordeel van de duidelijkheid, voor de fiscus en de belastingbetaler. Ze vermijden eindeloze discussies en geschillen over het aandeel privé- en beroepsgebruik in de energiefactuur en over wat de reële waarde van het voordeel dan wel mag zijn. Die forfaitaire benadering heeft dus in de eerste plaats een groot praktisch nut, al decennialang.
De forfaitaire benadering heeft in de eerste plaats een groot praktisch nut, al decennialang.
Terwijl het bedrijf de energie-uitgaven als beroepskosten inbrengt voor het werkelijke bedrag, betaalt het personeelslid belasting op het forfaitaire bedrag. Dat kan in vergelijking met het werkelijke voordeel te hoog zijn, bijvoorbeeld omdat het personeelslid zelf investeerde in zonnepanelen. Maar dat zal, gezien de huidige energiecrisis, ook vaak te laag zijn; zeker als je rekening houdt met het lage forfait van 1.440 euro voor ‘ander personeel’. En dat onevenwicht is nu net waar een werkgever op inspeelde, waarmee die onbewust een kettingreactie op gang bracht. De werkgever in kwestie financiert, in uitvoering van zijn cafetariaplan, als extralegaal voordeel de energiekosten van de privéwoning van zijn werknemer, via een energiebudget, waarbij de werkgever een contract sluit met een bekende energieleverancier en de energiefactuur van zijn werknemer rechtstreeks betaalt aan die leverancier. De werknemer krijgt zo zijn energiekosten gefinancierd door zijn werkgever voor een bedrag van mogelijk 3.000 euro, terwijl hij toch maar belasting betaalt op 1.440 euro. Reken het voordeel uit.
De minister van Financiën was er als de kippen bij om dit in zijn ogen oneigenlijke gebruik van het forfaitaire voordeel van alle aard te counteren. Dat is vorig jaar op de valreep ook gebeurd met een nieuw koninklijk besluit. De forfaits voor verwarming en elektriciteit mogen vanaf dit jaar nog enkel worden toegepast als het bedrijf naast het voordeel van ‘gratis energie’ ook het voordeel van ‘gratis woning’ aan zijn bedrijfsleider of werknemer toekent. Met andere woorden, geen voordelige energieforfaits meer (van 3.190 of 1.440 euro) zonder dat ook de woning waar die energie wordt verbruikt voor privégebruik ter beschikking wordt gesteld. Dat voordeel wordt trouwens eveneens forfaitair vastgelegd. Het voordeel van ‘gratis energie’ zonder ‘gratis woning’ moet zo vanaf dit jaar worden vastgelegd op zijn werkelijke waarde, wat bij gemengd energieverbruik – deels beroepsmatig en deels privé – geen sinecure is en menig boekhouder of accountant nu al kopzorgen bezorgt.
De minister gooit niet het kind met het badwater weg – hij schaft de forfaits niet af – maar veel blijft er niet over in het bad. Werknemers wonen meestal niet in een woning van het bedrijf. Dat geldt trouwens ook voor heel wat bedrijfsleiders. Voor hen gelden de voordelige energieforfaits niet langer. Die mogen nog enkel worden toegepast als het personeelslid naast ‘gratis energie’ ook ‘gratis woonst’ krijgt van het bedrijf. Van een mattheuseffect gesproken.
De wetgever hanteert zo een nieuw, discutabel onderscheid tussen belastingplichtigen met en zonder gratis woonst, om “in afwachting van een fiscale hervorming (welke? wanneer?) de forfaitaire waardering alvast te beperken tot de gevallen waarin die waardering momenteel in de regel wordt gebruikt”, namelijk tot een selecte groep van hoofdzakelijk bedrijfsleiders die woont in de woning van hun vennootschap. De wet is er voor iedereen, maar nu haar toepassing te ruim dreigt te worden, moet die worden beperkt tot enkelen. Qua motivering kan dat tellen. Ook de Raad van State heeft serieuze bedenkingen bij dat onderscheid, waarvan het de vraag is of het redelijk te verantwoorden valt en strookt met het gelijkheidsbeginsel.
De wet is er voor iedereen, maar nu haar toepassing te ruim dreigt te worden, moet die worden beperkt tot enkelen. Qua motivering kan dat tellen.
De minister had ook een andere denkspoor kunnen bewandelen, namelijk de forfaits verhogen “om ze de werkelijke waarde van het voordeel zoveel als mogelijk te laten benaderen”, zoals de Raad van State al jaren bepleit. Alleen al de forfaits voor ‘ander personeel’ – nu slechts 1.440 euro voor een jaar verwarming en elektriciteit – meer marktconform maken, lost het ‘probleem’ van het oneigenlijke gebruik grotendeels op. Maar een ‘zwart op wit’ belastingverhoging ligt gevoelig. Daarom wellicht de gevolgde piste die voor betrokkenen de facto op hetzelfde neerkomt, een belastingverhoging, én op nieuwe disputen tussen fiscus en belastingbetaler over de ‘werkelijke waarde van het voordeel’.
De auteur is fiscalist bij Wolters Kluwer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier