Geen belastingconsulenten meer?
De uitvoering van de nieuwe beroepsreglementering inzake de belastingconsulenten kent een wat moeizame start.
Wie mag zich op dit ogenblik (nog) belastingconsulent noemen? Naar de letter van de wet, niemand. De gloednieuwe beroepsreglementering die op 29 juni van dit jaar in werking is getreden, zegt immers dat niemand zich nog “belastingconsulent” mag noemen (of een daarmee verwarring stichtende titel mag voeren), tenzij hij vooraf ingeschreven is op de lijst van de belastingconsulenten bij het Instituut van de accountants en de belastingconsulenten. Voorzover men kan zien, is die lijst op dit ogenblik nog leeg, zodat – als men de puntjes op de i zet – in feite niemand vandaag het recht heeft om zich “belastingconsulent” te noemen.
Wie zal de lijst bevolken? Dat zullen in het algemeen de kandidaten zijn die aan de wettelijke vereisten voldoen om – in de nieuwe regeling – als “belastingconsulent” door het leven te gaan. De voorwaarden die men daarvoor moet vervullen, zijn legio.
Om te beginnen, is vereist dat men Belg is, of minstens zijn woonplaats in België heeft. Voorts mag men het in dit leven niet al te bont gemaakt hebben. Men mag niet beroofd zijn van zijn politieke en burgerlijke rechten. Men mag niet failliet verklaard zijn (tenzij men inmiddels eerherstel heeft verkregen). Men mag niet strafrechtelijk veroordeeld zijn tot een (zelfs voorwaardelijke) gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens fiscale fraude, of nog bijvoorbeeld wegens overtreding van de vennootschaps- of boekhoudwet. Men moet over het juiste diploma beschikken, een stage doen, een bekwaamheidsexamen afleggen. En ten slotte moet men ook voor de rechtbank van koophandel de eed afleggen waarbij “getrouwheid aan de Koning” wordt gezworen, “gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk”, en waarbij de kandidaat ook moet beloven “de opdrachten die hem worden toevertrouwd, in eer en geweten getrouw te vervullen”.
Voorlopig is het evenwel nog wachten op kandidaten die op deze manier op de lijst van de belastingconsulenten ingeschreven zullen worden. Wie bijvoorbeeld pas afgestudeerd is, kan immers nog niet onmiddellijk ingeschreven worden. Hij moet eerst een stage volbrengen. In afwachting dat hij die met vrucht beëindigt en hij ook slaagt in zijn bekwaamheidsexamen kan hij maximaal als “belastingconsulent-stagiair” door het leven gaan.
Overgang.
Maar dit wil niet zeggen dat de lijst van de belastingconsulenten inmiddels “onbemand” zal blijven. Er is immers een (overigens onbekend) aantal personen dat vandaag al de functie uitoefent van belastingconsulent, en waarvoor de wetgever in een overgangsregeling heeft voorzien. Die komt hierop neer: wie erkend accountant is en kan aantonen dat hij ten minste vijf jaar fiscale beroepservaring heeft, hoeft geen diploma voor te leggen waaruit een fiscale opleiding blijkt; hij hoeft ook geen fiscale stage te lopen en hij moet ook geen fiscaal bekwaamheidsexamen afleggen. Voorzover hij aan de andere voorwaarden voldoet, zal hij op eigen verzoek – in de overgangsregeling – automatisch ingeschreven worden op de lijst van de belastingconsulenten.
Voor personen die geen erkend accountant zijn, maar die op dit ogenblik ook reeds als belastingconsulent bedrijvig zijn, is eveneens in een overgangsregeling voorzien. Op voorwaarde dat zij vijf jaar fiscale beroepservaring kunnen bewijzen, én op voorwaarde dat zij over het juiste diploma beschikken, hoeven zij ook geen fiscale stage te lopen, en moeten zij ook geen fiscaal bekwaamheidsexamen afleggen. Voor hen volstaat eveneens de Belgische nationaliteit (of het inwonerschap), de vereiste professionele eerbaarheid en het afleggen van de eed.
De overgangsregeling die enerzijds ten aanzien van erkende accountants, en anderzijds ten aanzien van andere personen geldt, loopt dus grotendeels gelijk. Het essentiële verschil is dat de accountants geen diploma moeten voorleggen, de andere kandidaten wel. De overgangsregeling loopt gedurende achttien maanden, te rekenen vanaf 29 juni 1999 en dus tot 29 juni 2000. Men heeft dus nog even de tijd.
Schikking.
Mag men in die tussenperiode de titel van “belastingconsulent” nog gebruiken, zonder op de lijst ingeschreven te zijn? Zoals gezegd, is dat volgens de letter van de wet eigenlijk niet mogelijk. Maar in de praktijk neemt men daar (minstens op dit ogenblik) klaarblijkelijk geen aanstoot aan. Het zou ook moeilijk anders kunnen. De formulieren die men moet gebruiken om een inschrijving aan te vragen, zijn nog maar enkele weken beschikbaar. De erkenningscommissie moet haar werkzaamheden nog aanvatten en voorts moeten ook nog alle schikkingen getroffen worden om de (wellicht) vele honderden, zo niet duizenden kandidaten die van de overgangsregeling gebruik willen maken, in de gelegenheid te stellen om de vereiste “eed” af te leggen.
Van die tussentijd kan allicht gebruik gemaakt worden om diep na te denken over een paar knelpunten. Zo is er bijvoorbeeld de vraag wat er moet gebeuren met de (waarschijnlijk) vele erkende “boekhouders” die ook graag de titel van “belastingconsulent” zouden willen voeren.
Boekhouders zijn geen accountants. Wat de boekhoudkundige beroepen betreft, staan de eersten onderaan de ladder. Vandaar dat de wetgever ook op het gebied van de fiscale dienstverlening in een onderscheid heeft voorzien, al naargelang de betrokken persoon “boekhouder” of “accountant” is. Voor “accountants” die zich fiscaal willen profileren, bestaat de mogelijkheid om zich bijkomend te laten inschrijven op de lijst van de “belastingconsulenten”. Voor “boekhouders” die hetzelfde willen doen, is wettelijk in de mogelijkheid voorzien om zich – bij het eigen Beroepsinstituut van de Boekhouders – te laten inschrijven op de lijst van de “erkende boekhouders-fiscalisten”.
Bij de “boekhouders” zijn er evenwel verschillende personen die op het gebied van fiscale kennis ongetwijfeld niet moeten onderdoen voor de accountants. En die zich bijgevolg afvragen waarom de accountants wel, en de boekhouders niet ingeschreven zouden kunnen worden op de – naar waarde hoger ingeschatte – lijst van de “belastingconsulenten” bij het “Instituut van de accountants en de belastingconsulenten” (IAB).
Zij argumenteren terecht dat de wet dergelijke inschrijving niet expliciet uitsluit. Niettemin weigert het IAB tot nader order “boekhouders” in te schrijven op de lijst van de belastingconsulenten en verwijst het hen naar het Beroepsinstituut van de boekhouders. De reden zou zijn dat de wetgever geen dubbele inschrijving bij twee beroepsinstituten zou hebben gewild. Wat er ook van zij, het probleem wordt ook bij het IAB onderkend, en daar is men naar verluidt op zoek naar een oplossing via overleg onder de verschillende beroepsinstituten.
Of er ooit zo’n oplossing komt, is op dit ogenblik onzeker. Het is dan ook merkwaardig dat – voorzover men kan zien – geen van de belanghebbenden tot nog toe gepoogd heeft de wetgeving inzake de beroepsreglementering van de belastingconsulenten en de erkende boekhouders/fiscalisten aan te vechten via het Arbitragehof.
Discriminatie.
Die wetgeving is immers op minstens twee punten vatbaar voor kritiek op basis van het grondwettelijk discriminatieverbod. Vooreerst is er de (volgens het IAB) wettelijke onmogelijkheid voor erkende boekhouders om toegang te krijgen tot de lijst van de belastingconsulenten. Een uitsluiting die erkende boekhouders misschien ten onrechte discrimineert ten opzichte van vele andere kandidaten. Een consultant met bijvoorbeeld een diploma in de rechten, de geschiedenis of de wiskunde heeft toegang tot de lijst van de belastingconsulenten, een erkend boekhouder heeft dit niet, zelfs als hij dezelfde diploma’s kan voorleggen. Tenzij hij verzaakt aan zijn inschrijving als erkend boekhouder (wat hem meteen verbiedt om nog op zelfstandige basis boekhoudkundige werkzaamheden uit te voeren).
Vervolgens is er – los van het probleem van de boekhouders – in de overgangsregeling ook het probleem van de ongelijke behandeling op het gebied van de vereisten om toegang te krijgen tot de lijst van de belastingconsulenten. Erkende accountants moeten in de overgangsregeling enkel fiscale beroepservaring kunnen bewijzen en hoeven geen enkel diploma voor te leggen. Terwijl alle andere personen, naast de nodige fiscale beroepservaring, wel een diploma moeten voorleggen. Deze overgangsregeling werd weliswaar doorgevoerd bij Koninklijk Besluit (en is dus niet als zodanig aanvechtbaar voor het Arbitragehof). Maar moet men niet besluiten dat een wetgeving die dergelijke uitvoeringsmaatregelen toelaat, zelf discriminerend (en dus voor het Arbitragehof aanvechtbaar) is?
De wet die de nieuwe regeling heeft ingevoerd, werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 11 mei 1999. Verzoeken tot vernietiging moeten binnen zes maanden worden ingediend. Men heeft dus nog tot begin november de tijd.
JAN VAN DYCK
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier