Gebrekkige communicatie

De belasting- administratie blinkt niet uit in goede communicatie.

Nogal wat overheidsinstanties en -bedrijven hebben tegenwoordig serieuze moeilijkheden op het gebied van communicatie met hun “klanten”. Het overheidsbedrijf dat zich met de vestiging en de invordering van de belasting bezighoudt – de belastingadministratie dus – vormt geen uitzondering op deze regel.

AANGIFTE.

Het begint al met de aangifte. De administratie heeft dit jaar wel haar best gedaan om de toelichting bij deel 1 van de aangifte een “frisser” uitzicht te geven. Maar al bij al blijft het een saaie bedoening. En voor wie geen speciale fiscale opleiding heeft gevolgd, blijft het op verschillende punten een zeer ingewikkelde, tot onverstaanbare aangelegenheid. Zelfs door de wol geverfde fiscalisten hebben dikwijls de grootste moeite als zij bijvoorbeeld de vakken moeten invullen over de “belastingvermindering van het langetermijnsparen” en van de “verhoogde vermindering van het bouwsparen”. Of de vakken die bijvoorbeeld bestemd zijn voor de aangifte van de roerende inkomsten.

BUITENLAND.

Geen wonder dus dat vorig jaar – naar verluidt – maar een goede zestienduizend landgenoten in het aangifteformulier melding hebben gemaakt van het bestaan van buitenlandse bankrekeningen. Uiteraard is het niet uitgesloten dat een aantal belastingplichtigen er niet voor is teruggedeinsd om de fiscus niet de volle waarheid te vertellen. Maar even zeker is dat heel veel belastingplichtigen zelfs niet eens beseft hebben dat er in de aangifte een nieuwe rubriek voorkwam.

Er is daar ook vanuit de administratie weinig ruchtbaarheid aan gegeven. Op het aangifteformulier kwam geen rode stempel voor met een waarschuwing dat er een nieuwe rubriek ingevoerd was, die men op straffe van dit of dat moest invullen. Er zijn op radio of teevee ook geen spotjes uitgezonden waarin hel en verdoemenis gepredikt werd voor wie de nieuwe rubriek niet naar eer en geweten zou invullen. En langs de autowegen zijn ook geen grote affiches verschenen die de belastingplichtigen eventueel zouden kunnen waarschuwen voor inciviek gedrag (zoals ze dat bijvoorbeeld indertijd wel leuksnoeterig deden om het rijgedrag van macho’s enigszins te vertragen naar hun slaapkamergewoontes).

Van communicatie vanuit de belastingadministratie is nauwelijks iets te merken geweest. Dus moest het grotendeels vanuit de belastingplichtige zelf komen. Maar wees eerlijk, en neem de proef op de som: wie leest er jaarlijks heel het aangifteformulier door, op zoek naar nieuwe rubrieken die misschien bijkomend ingevuld moeten worden? Allicht een minderheid. Er zijn prettiger dingen om te lezen.

COLLECTIEF.

Nu, een jaar later, kan men weliswaar aannemen dat het bestaan van de nieuwe rubriek iets meer doorgedrongen is tot het collectief bewustzijn van het belastingplichtig publiek. Maar of dat veel zal helpen, is nog zeer de vraag. De overgrote meerderheid van de belastingplichtigen die vorig jaar de bedoelde rubriek niet of niet juist hebben ingevuld, is tot nog toe ongemoeid gelaten.

Het laat zich dus aanzien dat zij, nog minder dan vorig jaar, hun nachtrust niet zullen laten voor de nieuwe aangifteplicht.

TWEE.

Wat er ook van zij: het tweede moment waarop de administratie met de belastingplichtige communiceert, is op het ogenblik waarop deze laatste zijn aanslagbiljet in de brievenbus vindt. Een moment van grote vreugde voor wie “terugkrijgt”, en van “ademhappen” voor wie fors bijbetalen mag. Maar tegelijk is het een moment van onvoorstelbaar gebrekkige communicatie. Want, probeer maar eens wijs te geraken uit de berekening van de belasting, zoals die op het aanslagbiljet voorkomt.

Zelfs voor specialisten is dat bepaald geen eenvoudige aangelegenheid. Tegenwoordig heeft men wel de gewoonte de belasting te laten uitrekenen via allerhande belastingberekeningsprogramma’s. Maar zodra de uitkomst daarvan niet volledig overeenstemt met hetgeen op het aanslagbiljet als “bij te betalen” of als “terug te krijgen” bedrag vermeld staat, is het uiteraard zoeken geblazen. En daarvoor is dan wel vereist dat men de techniek van de berekening van de belasting volledig onder de knie heeft. Er zijn immers verschillende mogelijkheden. Het kan dat de belastingadministratie de belasting verkeerd heeft berekend, maar het kan ook dat het berekeningsprogramma dat de belastingplichtige gebruikt, niet correct is opgesteld, of opgesteld is aan de hand van interpretaties die verschillen van de inzichten die de belastingadministratie er op nahoudt.

En het kan bovendien dat zowel het berekeningsprogramma als de belastingadministratie er gezamenlijk vierkant naast zitten.

INZICHT.

Dus is inzicht vereist in alle details van de manier waarop de belasting berekend moet worden.

Maar wie dat niet heeft, mag het blijkbaar vergeten. Bij het aanslagbiljet wordt zelfs geen toelichting gevoegd van de manier waarop de belasting berekend wordt, laat staan dat men een eventuele toelichting zou kunnen volgen.

Tot daar de twee stappen waarmee elke belastingplichtige geconfronteerd wordt. De aangifte en het aanslagbiljet. Daarnaast is er de fase van het onderzoek van de aangifte. En de eventuele rechtzetting van de aangegeven inkomsten.

Daar heeft slechts een deel van de belastingplichtigen mee te maken. Zij die iets mispeuterd hebben, of zij die om een of andere reden de aandacht van de fiscus trekken. Maar die verkleining van de “doelgroep” betekent niet noodzakelijk dat de communicatie beter wordt.

OMSLAG.

Wie het ooit heeft gemaakt, weet wat het betekent: de onheilspellende omslag in de brievenbus, uitgaande van de belastingadministratie, en waarin de geachte belastingplichtige bij de belastingcontroleur op het matje geroepen wordt, die dag, dat uur, en met medebrenging van deze of gene documenten (bewijzen van betaling van bepaalde uitgaven, stavingsstukken in verband met bepaalde inkomsten enzovoort, enzovoort).

Weinigen weten evenwel dat de belastingcontroleur op dat ogenblik zelf een loopje neemt met de rechten die hem toegemeten zijn. In het Wetboek van de Inkomstenbelastingen staat weliswaar te lezen dat de belastingplichtige “met het oog op het nazien ervan” inzage moet verlenen van alle “boeken en bescheiden die nodig zijn om het bedrag van zijn belastbare inkomsten te bepalen”. Maar de wettekst voegt daaraan toe dat de belastingplichtige die verplichting slechts heeft “zonder verplaatsing”.

Een en ander betekent dat de belastingcontroleur absoluut het recht niet heeft om te eisen dat de belastingplichtige zich aandient op het controlekantoor om daar ter plekke allerlei documenten te laten inkijken, en om er ter plekke bijvoorbeeld fotokopies van te nemen. Hij mag het natuurlijk wel vragen. Maar krachtens de wet is men als belastingplichtige hoegenaamd niet verplicht om op dergelijke vraag in te gaan.

VREES.

Niettemin ziet men geen (of nauwelijks) belastingplichtigen weigeren om zich op het eerste verzoek van de belastingcontroleur aan te bieden op het controlekantoor. Uit vrees allicht om niet op voorhand al verkeerd uit de hoek te komen. En bovendien waarschijnlijk ook uit onwetendheid. Niemand zegt hem dat niet hij, maar wel zijn belastingcontroleur zich in principe moet verplaatsen. En dus stelt men vast dat menig belastingplichtige braaf vakantie neemt om zich naar het controlekantoor te spoeden, terwijl het, volgens de duidelijke tekst van de wet toch aan de belastingcontroleur zelf is om zich aan te bieden bij de belastingplichtige (als de controleur bepaalde documenten wil inzien).

Van enige correcte informatie is op dat moment van de procedure niets te bespeuren. In de brief waarbij de belastingplichtige uitgenodigd wordt om zich op het controlekantoor aan te bieden, wordt over de juiste omvang van de rechten waarover de belastingplichtige beschikt – voorzover men kan zien – met geen woord gerept. Integendeel, wie zich kritisch opstelt in verband met de vraag wie (de belastingplichtige, of zijn controleur) zich naar waar moet begeven, mag zich aan korzelige reacties verwachten.

De minister van Financiën heeft in het recente verleden weliswaar laten weten dat een weigering van de belastingplichtige om zich naar het controlekantoor te begeven, niet in het nadeel van de belastingplichtige mag spelen. Maar het laat zich aanzien dat de (nieuwe) minister van Financiën nog een lange weg af te leggen heeft vooraleer de praktijk opnieuw een beetje afgestemd kan worden op de theorie.

BURGER.

Het probleem verraadt ook iets over de fundamentele verhoudingen in België tussen de belastingplichtige en de belastingadministratie. Normaal zou men verwachten dat de tweede er voor de eerste is. Maar zoals dat bij nogal wat overheidsinstanties het geval is, geeft de belastingadministratie soms ook de indruk van het tegendeel. Onbewust allicht, maar daarom niet minder waar.

Jan Van Dyck is fiscalist.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content