Gazellen, locomotieven van de welvaart
Voor het 17de jaar op rij pakt Trends uit met de Gazellen, de snelst groeiende bedrijven van België. Ze verdienen de aandacht. Snelle groeiers zorgen voor het leeuwendeel van de nieuwe banen en voor de helft van de aangroei van de toegevoegde waarde, blijkt uit een studie van Vlerick Business School.
Als grote bedrijven moeten afslanken, halen ze alle media. Dat bleek vorige week nog bij de warenhuisketen Carrefour. Veel stiller blijft het over de bedrijven die banen scheppen. En dat blijken vooral snel groeiende bedrijven te zijn, ‘Gazellen’ genoemd. We zetten de cijfers op een rij. Alle Belgische privébedrijven met minstens tien werknemers hebben tussen 2013 en 2016 per saldo – na aftrek van de ontslagen – 83.643 nieuwe banen gecreëerd. Liefst 85 procent van die nieuwe banen werd geleverd door een groepje van 744 snel groeiende bedrijven of Gazellen. Hoewel het groepje amper 3,3 procent uitmaakt van alle Belgische privébedrijven met minstens tien werknemers, zorgen ze voor bijna de volledige tewerkstellingsgroei.
Die frappante vaststellingen komen van het iGMO (Impulscentrum Groeimanagement voor Middelgrote Ondernemingen), een kenniscentrum van Vlerick Business School. Het iGMO hanteert de OESO-definitie van snelle groeiers of Gazellen: bedrijven met minstens tien werknemers die hun personeelsbestand jaarlijks met meer dan 20 procent zien groeien over een periode van drie jaar. Trends volgt een andere benadering voor de Gazellen – dat is een rangschikking van de snelst groeiende bedrijven – maar de conclusie blijft dezelfde: snelle groeiers zijn essentieel voor de banengroei.
Hetzelfde fenomeen zien we bij de toegevoegde waarde. Die meet het vermogen van bedrijven om met grondstoffen en ander toebehoren een waardevol product te maken. Hoe meer waarde onze bedrijven toevoegen, hoe groter onze welvaart. Tussen 2013 en 2016 creëerden alle Belgische privébedrijven met minstens tien werknemers voor 23,5 miljard euro toegevoegde waarde. Een kleine helft daarvan (11,3 miljard euro) komt op rekening van 1532 snelle groeiers. Volgens de OESO-definitie zijn dat bedrijven die jaarlijks een groei van hun toegevoegde waarde realiseren van meer dan 20 procent over een periode van drie jaar. En opnieuw gaat het om een select groepje, goed voor slechts 6,8 procent van het totale aantal bedrijven met minstens tien werknemers.
Aflossing
Snelle groeiers zijn dus goed voor de economie, ze zorgen voor banen en welvaart. Maar er is ook slecht nieuws. “Snelle groeiers houden het tempo niet lang vol”, zegt Yannick Dillen, onderzoeker aan Vlerick Business School en de auteur van de studie. “Vaak heeft de baas te veel aan zijn hoofd om uit te kijken naar nieuwe markten of producten, om zo de snelle groei te bestendigen. Hij zou taken moeten delegeren, maar kan de controle niet loslaten, het eeuwige probleem bij de snelle groeiers.”
Het betekent dat er telkens nieuwe snelle groeiers moeten opstaan om de uitvallers te vervangen. Die aflossing lijkt te lukken. Het groepje van 744 bedrijven die tussen 2013 en 2016 een snelle banengroei realiseerden, bestaat voor het grootste deel uit aflossers. Slechts 41 van hen waren ook al snelle groeiers tussen 2009 en 2012. Veel bedrijven sluiten zich dus aan bij het groepje, maar veel bedrijven haken ook af, zodat het groepje over de jaren heen ongeveer even groot blijft, goed voor 3 à 3,5 procent van de Belgische bedrijven.
Dat aandeel is klein en zou groter moeten. Maar het is niet aan de overheid daarvoor te zorgen, zegt professor Hans Crijns, directeur van het iGMO. “Ondernemen is als een bergrit. Het eindigt nooit met een massasprint. De besten winnen, en zo hoort het ook. Overheidsbeleid toegespitst op snelle groeiers riskeert de verkeerde bedrijven te helpen. Snelle groei valt niet te voorspellen. Er zijn bedrijven die jarenlang sluimeren en plots een groeisprint maken, dankzij een bewindswissel bijvoorbeeld.”
Gazellen zijn ook een erg heterogene groep. “Zowel het jonge clouddienstenbedrijf Destiny als de gevestigde bakkerijgroep La Lorraine is een snelle groeier”, zegt Crijns. “Uiteraard zijn er een aantal noodzakelijke voorwaarden, zoals goed leiderschap, getalenteerde medewerkers, marktgerichtheid en innovativiteit. Maar de gouden tip voor snelle groei bestaat niet.”
Digitalisering
Als de overheid iets kan doen, dan is het met onderwijs en opleiding. Dat leert een enquête van het iGMO bij 109 Gazellen. Driekwart vermeldt ‘het vinden van de juiste mensen’ als het grootste obstakel voor groei. Snelle groeiers zijn vaak kennisintensieve bedrijven, maar uitgerekend kenniswerkers zijn het moeilijkst te vinden. “Allicht is dat de reden waarom snelle groeiers oververtegenwoordigd zijn in Antwerpen en Brussel”, zegt Dillen. “Daar vind je gemakkelijker kenniswerkers.”
Het probleem is des te pijnlijker nu de digitale omwenteling volop woedt. Liefst 63 procent van de ondervraagde snelle groeiers bleek geen onlineverkoop te hebben. “Digitalisering is de grootste bron van groei, als je bij de voorlopers bent”, zegt Dillen. Maar ook de digitalisering wordt een bergrit met veel uitvallers, waarschuwt Crijns. “Als je een sterke kopgroep wil, moet je veel achterblijvers dulden.”
Jong, maar traag
Een jong bedrijf is daarom geen snel bedrijf, blijkt uit een rapport van de Nationale Bank. Van de 215.000 bedrijven die tussen 1995 en 2009 in België werden opgericht, waren er na vijf jaar nog 180.000 in leven. Van die groep kon de studie amper 6133 bedrijven of 3,4 procent als ‘Gazelle’ of snelle groeier catalogeren. Nog eens 6 procent waren matige groeiers. De rest, ruim 90 procent, was een gezapige bende.
Ook de netto jobcreatie – na aftrek van banenverlies – door jonge bedrijven is niet echt indrukwekkend. Gezien de hobbelige eerste levensjaren van een starter is dat begrijpelijk. Maar België doet het een pak slechter dan andere westerse landen. Het rapport citeert een studie uit 2015 die de netto jobcreatie door jonge bedrijven deelt door de totale werkgelegenheid. Met 1,3 procent draagt ons land de rode lantaarn. Nederland haalt 2,1 procent, Denemarken 2,7 procent en Zweden 5,1 procent.
Die netto jobcreatie is het resultaat van het samenspel van een aantal factoren. Het rapport noemt er vier: oprichtingsgraad en overlevingsgraad van bedrijven, gemiddelde grootte bij de oprichting en banengroei na de oprichting. Een land kan een hoge oprichtingsgraad kennen, maar als de bedrijfjes niet lang leven of erg klein zijn, blijft de jobcreatie beperkt. In België kennen de jonge bedrijven een grote banengroei na hun oprichting, maar die is onvoldoende om de zeer lage oprichtingsgraad te compenseren. “De zeer lage oprichtingsgraad is te wijten aan de zeer gebrekkige ondernemerscultuur en de risicoaversie”, staat in het rapport.
Het zou dus goed zijn meer starters te hebben in België, en dan het liefst snel groeiende Gazellen, want zij behoren tot de betere bedrijven, aldus het rapport. Gazellen creëren meer banen, investeren meer, exporteren vaker en hebben een grotere overlevingskans. Gazellen halen wel kleinere winstmarges, maar dat gaat niet ten koste van hun financiële gezondheid. Gazellen halen zelfs een beduidend hogere rendabiliteit op eigen vermogen. Dat komt ook omdat ze als jong bedrijf nog een relatief klein eigen vermogen hebben.
85 procent
van de nieuwe banen tussen 2013 en 2016 werd geleverd door 744 snel groeiende bedrijven of Gazellen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier