Frits Van den Berghe
Een retrospectieve in Oostende toont Frits Van den Berghe als een zoeker, die al te lang uitsluitend als “Vlaams expressionist” werd gecatalogeerd.
De simplifiërende visie op Frits Van den Berghe (1883-1939) als een Vlaams expressionist hangt natuurlijk samen met Sint-Martens-Latem, het dorp aan de Leie dat hij in 1904 ontdekte – daartoe aangespoord door Albert Servaes. Daar ontmoette hij ook de broers Gustave en Leon De Smet, en Constant Permeke. Van den Berghe zou tot 1913 iedere zomer doorbrengen in die gemeente die ook gefrequenteerd werd door Paul Gustave Van Hecke en André De Ridder, de mannen die in de jaren twintig in het tijdschrift en de Brusselse galerie Sélection de expressionistische werken van Van den Berghe toonden.
De Eerste Wereldoorlog bracht Van den Berghe door in Nederland. Het waren voor zijn ontwikkeling cruciale jaren, waarin hij voeling kreeg met de internationale voorhoede van het expressionisme en cubisme. In 1917 keert Van den Berghe naar België terug, en aanvaardt een post op het Vlaams ministerie van Kunsten en Wetenschappen, onder controle van de Duitsers. Het zal hem na de bevrijding zijn job in het kunstonderwijs kosten, en hem in materiële moeilijkheden brengen.
Een grote verdienste van de tentoonstelling in Oostende – samengesteld door eminente specialisten als Piet Boyens en Gilles Marquenie – is dat ze Van den Berghes belangstelling voor en verwerking van strekkingen zoals het cubisme, de Afrikaanse kunst, het Duitse expressionisme (Die Brücke) en later ook het surrealisme goed tot uiting laat komen.
Binnen de groep Vlaamse expressionisten is hij eigenlijk een buitenbeentje, die volgens kenners intellectueel-artistiek op een hoger niveau staat, en die internationaal nog moet en zál doorbreken. In z’n werk duikt soms een echo van James Ensor op, die ook zo’n sterk gevoel voor het ‘deformeren’ van figuren had.
Verleid door de nieuwste ontwikkelingen in psychologie en psychoanalyse oriënteert de intellectueel Van den Berghe zijn schilderkunst in de late jaren twintig meer en meer naar het onontgonnen, diepe innerlijk. Zijn ontdekking van het surrealisme, en vooral van Max Ernst, zet hem aan tot het verkennen van de droomwereld en de fantasie.
Een “veelschilder” is hij nooit geweest, en wanneer in de jaren dertig pessimisme zijn levenshouding wordt en een oogkwaal hem bovendien teistert, produceert hij nog maar uiterst weinig. Bitterheid straalt dan van zijn werken af, zoals van het “Zelfportret met Doodshoofd” dat hij schildert in ’38, het jaar voor z’n dood.
“Retrospectieve Frits Van den Berghe”, tot 13 februari 2000 in het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst, Romestraat 11, 8400 Oostende. Info: Tel. (059) 56.45.99.
A.D./R.P.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier