Fraude.
“Ik ben nog niet veroordeeld en hopelijk zal dit nooit gebeuren. Maar ik ben realist.” Zo vat Jo Lernout zijn eigen lotsbestemming samen (zie blz. 44). Tegen de ex- L&H-topman, die momenteel opnieuw aan de slag is als kennisconsultant, loopt een onderzoek op verdenking van schriftvervalsing, vervalsing van de jaarrekeningen en koersmanipulatie. Zijn woorden lijken op subtiele wijze te balanceren tussen schuld – of de kans op een publieke, gerechtelijke veroordeling – en onschuld – de individuele overtuiging zelf niets verkeerd te hebben gedaan.
Enkele maanden geleden kreeg de redactie een boek toegezonden met als titel: Accounting Irregularities and Financial Fraude: a corporate governance guide. De afzender was Louis Verbeke, topman van het advocatenkantoor Allen & Overy, en in het verleden nauw betrokken bij de opgang van het Ieperse spraakbedrijf Lernout & Hauspie. In het werk, dat twee jaar geleden bij Harcourt Inc. verscheen, verdedigen auteur Michael R. Young en zijn confraters van het Amerikaanse advocatenkantoor Willkie Farr & Gallagher de intrigerende stelling dat boekhoudkundige fraude fundamenteel niets te maken heeft met oneerlijkheid. Zij kan net zo goed wortel schieten en welig tieren in een bepaald type van bedrijfsomgeving waar senior executives de reputatie hebben onkreukbaar en integer te zijn.
Het boek beschrijft in detail hoe dit perverse ziektesyndroom zich ontwikkelt. Stel, een bedrijf komt op de beurs – Nasdaq Europe of New York Stock Exchange – in een periode van economische hoogconjunctuur. Twee of drie kwartaalresultaten na elkaar verpulvert de debutant alle records. Eindelijk weet het bedrijf de aandacht te trekken van de analisten, die de historische track-record van het bedrijf omrekenen in ‘faire’ aandelenkoersen. Koopjesjagers komen hierop af als vliegen op een pot zoetgeurende confituur en de koers haalt astronomische pieken. Maar dan vertraagt de economie. Een realiteit die aan het analistenheir, in de maalstroom van de beursgekte, lijkt voorbij te gaan. Voor het eerst ontstaat een mismatch tussen wat het bedrijf redelijkerwijs verwacht en wat de analisten – de hogepriesters van de beurs – met hun cijferschermen tot op de eurocent nauwkeurig hebben berekend. De schande niet te kunnen voldoen aan de verwachtingen, dreigt. Het bedrijf roept alle hens aan dek. In elke afdeling doet de onverbiddelijke oekaze de ronde: niemand mag de nieuwe targets missen.
Alle elementen zijn nu aanwezig, zo stellen de auteurs, voor boekhoudkundige onregelmatigheden: er is interne druk, een agressief cijferfetisjisme en de boodschap dat mislukken niet zal worden getolereerd. Kruid dit met wat machocultuur – een fout toegeven is voor vele kaderleden geen optie, terwijl slagen in een onmogelijk gewaande opdracht van hen een held maakt – en hou rekening met de grijze zones in de boekhoudkundige GAAP-normen, en het scenario is geschreven voor een bedrijfsthriller: fraude zonder voorbedachten rade.
Is het toeval dat L&H op de einddatum van een kwartaal nog snel-snel belangrijke licentiecontracten afsloot en inboekte? Is het toeval dat een gedreven workaholic en CEO zoals Gaston Bastiaens ooit in volle publiek een analist toesnauwde dat zijn rekenmachine niet behoorlijk werkte? Was er sprake van een meesterplan of een grote samenzwering om de cijfers op te peppen? Niet noodzakelijk, zo toont het boek aan. Maar zodra het management aan het personeel – hoe subtiel ook – de boodschap meegeeft dat het oké is om in het kader van de bedrijfsbelangen de waarheid te camoufleren, dan is de geest uit de fles.
Schuld of onschuld? Ook voor een bekwaam en visionair advocaat als Louis Verbeke – de geestelijke vader van het Instituut voor Bestuurders (zie blz. 22) – moet deze hamvraag, in de nasleep van de L&H-affaire, veel stof tot nadenken hebben gegeven.
Piet Depuydt, Hoofdredacteur [{ssquf}]
Boekhoudkundige fraude heeft fundamenteel niets te maken met oneerlijkheid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier