Fluitje van een cent ?
Het feit dat het Internet gratis “lijkt” voor veel gebruikers is één van de redenen van z’n succes. Maar dat zou wel eens kunnen veranderen. De vraag is alleen : hoe ?
Wie leest over het Internet, denkt aan een wereld waar aan lichtsnelheid wordt gesurft en waar alle denkbare informatie met een klik op de muis binnen handbereik is.
Wie dit dan zelf uitprobeert, heeft al snel een minder prozaïsch beeld. Lange wachttijden, communicatie die plots wegvalt en tergend langzame overdrachten maken deel uit van de dagelijkse praktijk op het wereldwijde Net. “Is dat nu die vermaarde informatiesnelweg ?”, hoor je regelmatig bij neofieten. De anciens schudden meewarig het hoofd : het Internet was altijd al overbelast, en zolang het jaarlijks in omvang verdubbelt, zal dat ook wel zo blijven.
Is dat zo ? Op de vraag of het Internet uit haar wankele kinderschoenen kan groeien en ooit even snel en betrouwbaar kan worden als het telefoonnet, past een rendabiliteitsonderzoek als antwoord. Want het Internet van vandaag steunt nog steeds op het financiële model van de pioniersjaren dat is nu al zo’n tien jaar geleden.
RUILHANDEL.
Toen diende het Net alleen voor niet-commerciële doeleinden en voor het uitwisselen van informatie tussen universiteiten en onderzoekslaboratoria. Netwerken waar miljoenen dollars ingepompt zijn, hanteren nog steeds het principe van ruilhandel voor gegevensoverdracht en dat is een erg rudimentaire benadering van reële kosten. Niet te verwonderen dus dat de communicatie tússen deze netwerken wachttijden veroorzaakt.
De kunst is deze flessenhalzen te vermijden, maar dat is geen evidentie. Het Internet bestaat uit diverse netwerken die door verschillende bedrijven worden beheerd. Gebruikers kunnen een fortuin betalen voor een beter functioneren van dit netwerk, maar die betere service geldt alleen binnen het eigen netwerk. Vroeg of laat verzeilt elke websurfer in moerassige binnenwateren, beheerd door een in mist gehulde webserver, en daar kunnen hun dure budgetten niets tegen beginnen : op het Internet is iedereen gelijk voor de wet.
Geen wonder dus dat meer en meer gebruikers het openbare Internet proberen te vermijden en eigen “intranets” opzetten voor intern gebruik, of ” extranets” voor communicatie met andere filialen en partners. Een aantal Amerikaanse onderzoeksuniversiteiten zijn zelfs van plan een tweede editie van het Internet op te bouwen, dat enkel bestemd is voor academisch verkeer en niet-commercieel gebruik terug naar de wortels dus. Onlangs nog beloofde president Clinton 500 miljoen dollar voor dit initiatief uit te trekken.
Een tweede Internet (en daarnaast talloze kleine alternatieven) bouwen, lijkt misschien een duur alternatief om de economische blunders van het eerste Net op te lossen. En toch. Het zou weleens veel moeilijker kunnen zijn om het huidige economische model van het Internet om te vormen tot een rendabel model. Want één van de redenen waardoor het Internet zo snel kon groeien, is precies omdat de fabrikanten zich zo ver mogelijk hielden van de complexe boekhouding en de prijsberekening die onlosmakelijk verbonden zijn met internationale communicatie.
KOSTPRIJS ?
De hamvraag is dus : welk model is het beste ? Of : hoeveel moet communicatie kosten ? Momenteel hangt het antwoord af van de manier waarop u het doet. Haak de telefoonhoorn af en u betaalt per km en per minuut. Stuur een bericht via het Internet naar diezelfde gesprekspartner (of gebruik speciale software om een Internet-telefoongesprek te voeren), en u betaalt hoogstens de som van een zonaal gesprek hoewel het gesprek via dezelfde lijnen verloopt.
Dit absurde prijsverschil wordt gedeeltelijk veroorzaakt doordat het Internet een bericht efficiënter verstuurt dan een lokaal telefoonnetwerk : het bericht wordt in kleine digitale “pakketten” opgedeeld die samen met andere pakketten over hetzelfde netwerk kunnen worden verstuurd. Een gewoon telefoongesprek daarentegen eist een volledig elektronisch circuit op tijdens de duur van het gesprek.
Ook bij lange afstand en bij internationale overdrachten wordt dezelfde technologie gebruikt : zowel stem als gegevens worden als een digitale stroom langs glasvezelkabel overgebracht. Jawel, bijna het hele Internet verloopt langs verhuurde lijnen van telefoonmaatschappijen.
Zowel de telefoonmaatschappijen als de ontelbare bedrijven die het Internet uitbaten, hebben gelijkaardige kostenpatronen : grote uitgaven komen van de installatie van “schakelingen” ( switches) of “verkeerswisselaars” ( routers) en van het ter beschikking stellen van lijnen. De kost om iets extra mee te nemen is bijna nihil, of te klein om te meten.
Dus volgt de cruciale vraag : als de kostenstructuur voor telefoonmaatschappijen en het Internet gelijkaardig is, waarom hanteren ze dan niet dezelfde prijzenmethode ? Dat is omdat de telecommunicatie heel weinig aanrekent voor de kosten. De telefoonindustrie is zowat overal gereglementeerd en de prijzen worden vastgesteld door bureaucraten en commissies. De echte kosten liggen verborgen achter een laag subsidies. Het Internet daarentegen is een ongereglementeerde markt.
Momenteel halen telefoonmaatschappijen minder dan de helft van hun inkomsten uit de vaste kosten : dus niet uit de prijs van een gesprek. Tim Kelly van de International Telecommunication Union in Genève berekende dat de inkomsten uit de aansluitingskosten en maandelijkse huur in het laatste decennium is gestegen met zo’n 33 % tot 40 %. En hij verwacht een toename van nóg eens 60 % over de volgende tien jaar.
De meeste operatoren horen niet graag dergelijke “herberekeningen”, omdat het vaak impliceert dat de lucratieve gesprekskosten verlaagd worden en dat hun vaste bijdragen niet verhoogd mogen worden. Maar als ze dat niet doen, zijn ze kwetsbaar voor concurrentie zelfs van het Internet dat gelijkaardige diensten veel goedkoper kan aanbieden.
Niet dat zo’n concurrentieslag een ramp zou zijn. Het Internet moedigt telefoonverkeer aan en in de meeste landen wordt deze per seconde gefactureerd aan lokale tarieven ook de (soms) urenlange gesprekken van Net-surfers. Voeg daarbij de inkomsten uit het installeren van extra lijnen, omdat de gefrustreerde familie van een verwoede surfer ook eens een normaal telefoongesprek wil voeren. En vergeet niet dat de telefoonmaatschappijen gelijkaardige diensten als het Internet zullen aanbieden zodra de Internet-markt heeft nagegaan hoeveel de gebruiker bereid is te betalen voor zijn Internet- hobby.
Eén ding lijkt wel zeker : door de impact van het Internet en door de liberalisering van de markt voor telecommunicatie, zullen de prijzen meer en meer de reële kosten benaderen. En telefoonoperatoren zullen zélf de meeste prijsaanpassingen moeten doorvoeren. Maar ook voor het Internet zullen wijzigingen zich opdringen misschien door een systeem te hanteren dat nauwer aansluit bij dat van de telefoonmaatschappijen, namelijk een combinatie van vaste bijdragen en een variabele bijdrage gebaseerd op het gebruik.
VERSTOPPING.
Economen zoals Hal Varian van de Universiteit van Berkeley (Californië) en Jeff Mackie-Mason van de Michigan University hekelen het feit dat de huidige structuur van het Internet niet de “sociale kosten” reflecteert. Mijn Internet-video kan uw elektronische post vertragen waardoor u meer gaat betalen, terwijl ik daar niet eens notie van heb. Een prijs volgens het gebruik, argumenteren zij, is essentieel om de toch al beperkte overdrachtcapaciteit zo rationeel mogelijk toe te wijzen.
Het gevaar op “verstopping” is de laatste twee jaar duidelijk toegenomen in die tijd is het Internet geëvolueerd van een gesubsidieerde speeltuin voor academici tot een lustoord van ontspanning, reclame en informatie. Gevolg daarvan is dat het Internet sneller groeit dan het aantal gebruikers.
Maar belangrijker nog : het Net wordt niet langer gebruikt om tekst door te sturen. Veel gebruikers kunnen nu ook muziek beluisteren, telefoontjes plegen en filmfragmenten bekijken, vaak dank zij de ontwikkeling van het World Wide Web. Dit soort Internet-verkeer verbruikt ook ontelbaar meer dan gewone tekst : om een videofragment van 15 seconden kwaliteitsbeelden te versturen, is er meer bandbreedte nodig dan voor een tekst van 700 pagina’s.
Eigenlijk is het niet zo erg dat een elektronische letter één of twee seconden later op uw scherm te voorschijn komt, maar als de bits van een videofragment of een telefoongesprek te laat aankomen, geeft dat een vertekend beeld of een onduidelijk geluidssignaal.
Maar is die verstopping een voldoende reden om over te schakelen op een nieuw afrekeningsmechanisme ? Wat de telefoonoperatoren betreft : de maatschappij die een gesprek start (en op basis hiervan een factuur aan de oproeper presenteert) kan sommige kosten overhevelen naar de maatschappij waar het gesprek aankomt. Dergelijke afrekeningen zijn bron van eindeloze discussies.
Bovendien worden er grote sommen geld tussen lidstaten getransfereerd. In 1994 betaalden Amerikaanse telefoonmaatschappijen zo’n kleine 4,3 miljard dollar aan buitenlandse operatoren. Omdat er in landen waar telefoneren goedkoop is (zoals de VS) gewoonlijk vaker word gebeld naar landen waar dat duurder is, klagen de Amerikaanse bedrijven dat zij de niet-efficiënte en niet-concurrentiële maatschappijen subsidiëren.
Daarom stappen veel bedrijven over naar een “sender-keeps-all” systeem waarbij ze elkaar een vast bedrag aanrekenen voor toegang tot een bepaalde transmissiecapaciteit, veeleer dan iedereen op basis van effectief gebruik te factureren. Hierdoor volgen ze dus eerder het systeem dat het Internet hanteert, waar enkel rudimentair wordt afgerekend. Er zijn betalingen tussen iedere koppeling van de Internet-hiërarchie : de toegangsleveranciers ( access providers) betalen hun regionale netwerk en het regionale netwerk betaalt de bedrijven die hoogkwalitatieve lange-afstandscommunicatie aanbieden de ruggengraat van het systeem. Deze betalingen gebeuren gewoonlijk volgens de beschikbaarheid van een capaciteit, en niet op het effectieve gebruik.
“FREE LUNCH”.
Hierdoor wordt het principe van de “hete aardappel” in de hand gewerkt : de Internet-toegangsleverancier geeft het verkeer zo snel mogelijk door aan de telefoonmaatschappij die het naar de eindbestemming brengt. Dat is in het voordeel van kleine providers en irriteert de groten die zeggen dat er weinig overblijft van de inspanningen die zij doen om het verkeer naar de eindbestemming te brengen. Resultaat : ze voelen zich niet geneigd om te investeren in nog meer capaciteit.
Economen staan bekend om hun scepticisme over a free lunch en hebben ingenieuze schema’s uitgedacht om Internetgebruikers zo efficiënt mogelijk te factureren. De middelen hiervoor bestaan. Een nieuw protocol, of standaard, namelijk RSVP, zal mensen binnenkort toelaten om de kwaliteit van de gewenste dienst aan te geven en zij zullen daar in theorie voor moeten betalen. Ook asynchrone overdracht (of ATM) is een technologie waarbij de grote hoop aan digitale signalen van het Internet wordt opgedeeld in kleine pakketten van een bepaalde standaardgrootte waardoor een betrouwbare dienstenkwaliteit mogelijk wordt en het eenvoudiger is om rekeningen bij te houden dan wel op voorwaarde dat het systeem wereldwijd gebruikt wordt.
De kosten zullen ongetwijfeld invloed hebben op de manier waarop het Internet wordt gebruikt. In een studie ” Information Infrastructure Convergence and Pricing : The Internet” van de OESO, uitgegeven in juni ’96, staat dat de toegang tot het Internet veel groter was in markten waar de telecommunicatie vrij is dan in markten waar dat niet het geval is. Waarom ? De gemiddelde prijs voor huurlijnen in landen waar het monopolie nog heerst, ligt 44 % hoger dan in de andere (zie grafieken). Er werd ook een nauwe relatie vastgesteld tussen het gebruik van het Internet en de structuur van de lokale gesprekskosten : urenlang surfen is bijna gratis in de VS en Canada, maar de meeste OESO-landen laten mensen betalen voor de duur van hun surfsessie.
Veel Internet-verslaafden hopen dat de huidige afrekeningsmethode gehandhaafd blijft omdat een prijs op basis van het gebruik een domper zal zetten op hun Net-gebruik. Want feit is dat de capaciteit van de Internet-ruggengraat 10.000 keer verbeterd is in het voorbije decennium, en dat werd gefinancierd door de enorme toename van het aantal Internet-leden.
Hoe dan ook, het Internet groeit zowel inzake inhoud als inzake gebruik en een verandering dringt zich op. Een aantal grotere maatschappijen zoals BT/MCI werken nu al aan een parallel wereldwijd netwerk waar hun klanten die voor een voorkeursbehandeling betalen, een grotere betrouwbaarheid gegarandeerd wordt. Lokale initiatieven zoals Belgium Online en Isabel ontstonden uit een zelfde filosofie.
Maar wat gebeurt er dan met het openbare Internet ? De gebruikers zullen voor de keuze staan. Als ze gratis willen surfen, zullen ze de regelmatige wachttijden voor lief moeten nemen. Maar het systeem zal zichzelf in evenwicht brengen : als te veel mensen voor hun kinderen een videonamiddag organiseren, zal de kwaliteit zo drastisch laag liggen dat de kinderen hier al snel van zullen afzien. Het mooie van het Internet is dat het nog steeds reflecteert wat de gebruiker wil, en niet wat een aantal grote telefoonoperatoren menen te moeten hebben.
The Economist Bewerking : Piet Depuydt
BELGACOM Waarom geldt voor de telefoon en het Internet niet hetzelfde prijsmechanisme ?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier