FLIRTEN MET DE CATASTROFE

Noem het maar het Japan-effect. Ik heb het wel vaker gezien de jongste vijf jaar: een westerse waarnemer trekt naar Japan met de optimistische verwachting om licht aan het einde van de tunnel te kunnen zien voor de tweede grootste economie ter wereld, maar hij keert wanhopiger terug dan ooit.

Nu is het mij overkomen. De essentie van de toestand is onderhand wel gekend. In Japan is de klassieke liquiditeitsval met grote hevigheid dichtgeklapt: zelfs bij een kortetermijnrente van nul overtreft het aanbod van particuliere spaargelden het totaal van de binnenlandse investeringsvraag en het overschot op de lopende rekening. Het resultaat is een economie waarvan de gerealiseerde productie steeds verder achter raakt op de productiecapaciteit.

POMP.

De jongste tijd is de terugval inderdaad iets vertraagd. Misschien zal de Japanse economie zelfs gedurende een paar kwartalen groeien. Maar dat is maar een mager resultaat voor het grootste fiscaal stimuleringsprogramma dat ooit in vredestijd werd doorgevoerd. Het verhaal van de Japanse macro-economie in de jaren negentig is dat van de pomp die niet wil werken; van een almaar toenemend begrotingstekort waarmee de instorting kon worden afgewend, maar waarmee geen fundamenteel herstel kon worden tot stand gebracht.

Het verschil nu is dat het tekort groter is dan ooit, evenals de overheidsschuld; de harde logica van de solventie dicteert dat de stimulans niet groter kan worden en dus onvermijdelijk moet verminderen.

ONKUNDE.

Enkele maanden geleden leek het erop dat de kracht van deze logica en het duidelijke en imminente gevaar van een zichzelf versterkende deflatoire spiraal eindelijk tot de geesten van de Japanse bewindslieden was doorgedrongen. Er hing een sfeer van radicale verandering in de lucht – zo leek het tenminste van aan de andere kant van de Stille Oceaan.

Maar wie Japan bezoekt en praat met degenen die deze verandering zouden moeten leiden, wordt opnieuw grondig teleurgesteld. Grosso modo vallen de Japanse bewindslieden uiteen in twee groepen.

Er is nog altijd een groot aantal dat niet begrijpt hoe dicht de economie bij de afgrond is geraakt. Zij wijzen op de tekens die een nakend herstel tot uiting brengen; zij suggereren dat de enkele wijzigingen in het belastingstelsel hier en daar tot nieuwe investeringen zouden leiden; en zij stellen dat dankzij de herstructureringen de bedrijven binnen drie tot vier weer jaar weer winstgevend zullen zijn; ze vragen zich dus af wat er dan wel zo dringend is.

ONWIL.

Maar er zijn ook heel wat invloedrijke Japanners die de gevaren onderkennen. Het droevige is echter dat, voorzover ik weet, hun helder inzicht niet wordt omgezet in krachtige beleidsbeslissingen. Men ervaart integendeel een twijfelende, zelfs fatalistische houding – een onwil om de consequenties uit hun eigen analyses te trekken, alsof dat een beleid zou meebrengen dat ‘ondeugdelijk’ is.

OPLOSSINGEN.

Als een zero kortetermijnrente niet volstaat om het economisch herstel tot stand te brengen en als de deficit spending zijn grens heeft bereikt, dan blijven nog slechts twee grote beleidsopties over.

De ene bestaat uit de uitbreiding van de openmarktmechanismen tot de activa waarvan de prijs nog kan worden opgedreven – wellicht de langetermijnobligaties en vreemde deviezen.

De andere is het aanzwengelen van het herstel door spaarders en investeerders ervan te overtuigen dat de toekomst geen deflatie, maar wel een gematigde inflatie zal brengen. Dat kan best worden uitgevoerd door uitdrukkelijk een streefdoel voor de inflatie voorop te stellen, maar kan mogelijk ook worden bereikt door een minder expliciete politiek van ‘kwantitatieve versoepeling’, die in essentie bestaat uit het doorvoeren van opvallende vergrotingen van de geldmassa.

In de praktijk zijn deze politieke beleidsopties niet alternatief, maar complementair: een onconventioneel monetair beleid zou nu moeten worden doorgevoerd als een soort openingssalvo voor een campagne om de privé-sector ervan te overtuigen dat er inflatie en geen deflatie zal volgen.

CATASTROFE.

Dergelijke voorstellen zijn de natuurlijke implicaties van heel orthodoxe monetaire analyses, toegepast op de ongewoon hachelijke toestand van Japan. Als men aanneemt dat Japan in een liquiditeitsval zit en dat de fiscale aanpak zijn grens heeft bereikt – twee vaststellingen over Japan die bezwaarlijk kunnen worden betwist – is het moeilijk om te ontsnappen aan de conclusie dat in deze omstandigheden blijven zweren bij conventionele opvattingen over monetaire voorzichtigheid neerkomt op flirten met de catastrofe. In de huidige toestand wordt een beleid dat normaliter als onverantwoord zou bestempeld worden, niet alleen redelijk maar zelfs onmisbaar.

ONTSNAPPING.

Maar hoewel deze conclusie moeilijk te ontwijken is, trachten Japanse bewindslieden er nog steeds aan te ontsnappen. Als je hen vertelt dat de Japanse nationale bank een minimuminflatie van ten minste 2% als streefdoel moet vooropstellen of dat er een duidelijke verbintenis moet worden aangegaan om de geldmassa te vergroten met minstens 15% op jaarbasis, dan krijg je het gevoel dat je iets immoreels hebt gezegd.

De leiding van de Japanse nationale bank heeft openlijk een houding aangenomen die zich best laat omschrijven als filosofisch, met veel scepticisme over haar mogelijkheden om de economie beter te laten draaien. En aangezien het monetaire beleid voor een economie in een liquiditeitsval het vooral moet hebben van het creëren van verwachtingen, is deze moedeloosheid niet alleen een vlucht voor de verantwoordelijkheid; zij ondergraaft ook de doeltreffendheid van de minste monetaire aangroei die momenteel wel zou plaatsvinden.

Het probleem van Japan met andere woorden is dat, hoewel de belangrijkste beleidsmakers de aard van de kwaal wel begrijpen, zij de intellectuele moed missen om vanuit dat inzicht ook te handelen. Wat betekent, vrees ik, dat de toestand eerst nog een heel stuk slechter moet worden vooraleer hij kan verbeteren. Het goede nieuws is dat dit waarschijnlijk wel voor mekaar zal komen, en sneller nog dan men denkt.

Financial Times.

Paul Krugman is professor economie aan het Massachusetts Institute of Technology.

PAUL KRUGMAN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content