Fiskaliteit. Van alibi tot slechte wil
Belegger in de knoei met voorheffing, pensioensparen en successierechten. We modderen hem eruit.
Belastingen zijn er om gehekeld, ontweken en ontdoken te worden. Wie het terzake aan inspiratie mangelt, moet dringend een fiskaal expert bij de kraag vatten. Wij tafelden met drie deskundigen en noteerden hun tips voor iedere beursomvang.
– Over de fiskale druk op beleggingsinkomsten hebben we hier in België niet echt te klagen. Maar hoe ontwijkt de kleine belegger die sakkerse roerende voorheffing ?
– VEREYCKEN : Voor de kleine belegger is er de bekende omweg via beveks en sicavs. Maar ook via bepaalde verzekeringsprodukten. En dan heb ik het niet uitsluitend over lange-termijnkontrakten à la pensioensparen en individuele levensverzekering.
De verzekeringsbon is zelfs met een looptijd van amper drie jaar uitstekend geschikt om legaal de fiskus te ontwijken. Tenminste als het uitsluitend om de roerende voorheffing gaat. Een Belgische verzekeringsbon is altijd op naam. Wordt men gekonfronteerd met successierechten, dan valt er helemaal niets te verstoppen. Vandaar het sukses van de Luxemburgse verzekeringsbons. “Aan toonder”, nietwaar ?
– De verzekeringsbon wordt wel eens een kasbon zonder roerende voorheffing genoemd. Toch scoren beide produkten een bijna vergelijkbaar eindrendement ?
– VEREYCKEN : De stevige branchevervaging tussen bank- en verzekeringsektor heeft de verschillen tussen de respektieve produkten tot een minimum herleid. Bij een aantal verzekeringsbons wordt een deel van de uitgespaarde belasting bovendien “gerekupereerd” onder de vorm van kosten.
Hetzelfde geldt overigens voor sicavs en beveks. De belegger bespaart op de roerende voorheffing, maar hij betaalt intrede- en beheerskosten. Op die manier wordt het fiskale voordeel van de belegger altijd wel érgens beknibbeld.
– Ligt het rendement van een fiskaal vriendelijke belegging per se hoger dan dat van een fiskaal neutrale belegging ?
– BONTE : Absoluut. Het fiskale voordeel wordt natuurlijk niet volkomen opgeslorpt door de kosten.
– SLEGERS : Het uiteindelijke rendement hangt voor een groot deel af van de beleggingstermijn. Eenmalige kosten de in- en uittredekost, de beurstaks, etc. wegen immers relatief zwaarder op de korte-termijnbeleggingen. Wat de belegger jaarlijks bespaart aan roerende voorheffing, wordt al dan niet volledig afgeroomd door de kosten van het fondsbeheer.
– Beleggers die het hele bedrag ambiëren, stappen op de Luxemburgse koeponnetjestrein. Hoe riskant is die trip ?
– BONTE : Belgen halen allerlei kunstgrepen uit om de roerende voorheffing te ontwijken. Totaal onbegrijpelijk. Met onze schamele 13,39 % leven wij in een fiskaal paradijs. Nederlanders verklaren ons gek : “Ocharme, al die moeite voor zo’n lage belasting… ” De Belgische mentaliteit is volledig verziekt. Zelfs voor 1 % zouden we nog naar Luxemburg sporen. Dommer is nauwelijks denkbaar.
– Word je dan zo makkelijk bij de lurven gevat ?
– BONTE : Dat valt nogal mee. Zo nu en dan worden er een paar onderschept aan de grens. Eigen schuld, vaak. Ik doel in feite op een ander probleem. Wie Luxemburgs gaat, wast wit geld “zwart”. Gevolg : je kan er niet meer mee buiten komen. Zodra je met dit geld “buitensporige” uitgaven verricht, kan de fiskus vermoeden dat er zwarte inkomsten in het spel zijn. En wat dan ?
– VEREYCKEN : Akkoord. Het loont niet de moeite inkomsten kwasi onbeschikbaar te maken, enkel en alleen om die 13,39 % te ontlopen. Maar je mag de roerende voorheffing ook niet onderschatten. “In a lifetime” kan het bedrag aardig oplopen. Neem twee beleggers. De ene betaalt jaar in jaar uit roerende voorheffing op zijn beleggingsinkomsten. Meneer twee vertikt dat even zo vaak. Als je de extra-inkomsten van deze laatste kapitalizeert, zit je aan een fraaie som.
– SLEGERS : Vooral de grote vermogens zijn gebaat bij een fiskaal vriendelijke holdingstruktuur over de grens. Op die manier creëert men als het ware een eigen sicav… Qua roerende voorheffing zal het er in België trouwens niet op verbeteren. Integendeel. De Europese-integratiebeweging zal tot een verdere fiskale harmonizering leiden. Waardoor België het relatief lage tarief zal moeten prijsgeven.
– Wordt dit soort strukturen enkel opgezet om de roerende voorheffing te ontlopen ?
– SLEGERS : De holding fungeert tevens als een flexibel instrument voor successieplanning. Indien de struktuur werd opgebouwd om participaties aan te houden, is de anonimiteit vaak drijfveer nummer één. Zonder dit aspekt zou een Belgisch beleggingsvehikel trouwens fiskaal interessanter zijn.
Vandaar ook de verwoede pogingen van onze fiskus om toondereffekten te ontmoedigen en te vervangen door effekten op naam. De Belgische verzekeringsbon ? Verplicht op naam. En wat dacht u van het toenemend girale effektenverkeer ?
Voorbeelden, zei u ? De private emittent die aast op een verlaagde roerende voorheffing, heeft slechts twee mogelijkheden : hij creëert aandelen op naam òf hij geeft ze in open bewaargeving. Enzovoort. Wie de anonimiteit van zijn vermogen als hoogste goed koestert, is beter af buiten België.
– Vanaf welk vermogen is men gebaat bij een fiskaal vriendelijke konstruktie in een belastingparadijs ?
– BONTE : Voor een Luxemburgse holding… pakweg 100 miljoen. Ik zal er niet ver naast zitten. Met de eenmalige oprichtingskost van circa 300.000 frank ben je nog niet thuis. Zo’n holding vraagt jaarlijks ongeveer 350.000 frank aan abonnementstaks, boekhouding, consulting, beheer, en dies meer. Als je minder dan die “werkingskost” uitspaart aan roerende voorheffing, kan je de holding beter opdoeken.
– SLEGERS : Een holding op de Antillen of de Kanaaleilanden kan al lonen vanaf 50 miljoen. In die streken liggen de kosten van oprichting en direktievoering doorgaans lager dan in Luxemburg.
– BONTE : Inderdaad, maar ik ga heel voorzichtig om met fiskale holdingkonstrukties in dat soort exotische lokaties. Er zijn nauwelijks bindende regels inzake boekhouding, balansneerlegging, e.d. De aanstelling van een beheerder zonder degelijke garanties en kontrolemogelijkheden over het gevoerde beleid, houdt steeds een aantal risico’s in. Gevaren die in Luxemburg niet aan de orde zijn.
– Ze zijn evenmin aan de orde als men het beheer van de holding zélf waarneemt.
– SLEGERS : De beleidsbeslissingen dienen in het buitenland genomen. Zoniet wordt de vennootschap belast “à la belge”. Maar nog even inpikken op de betrouwbaarheid van de direktie. Dienaangaande zijn de Antilliaanse risico’s niet noodzakelijk groter dan de Luxemburgse. Liever een gereputeerde bank op de Antillen dan een minder notoire instelling in het groothertogdom.
Bovendien staat de direktie van de vennootschap niet per se in voor het beheer van het vermogen. De vennootschap kan bijvoorbeeld een discretionaire beheersovereenkomst afsluiten met een elders gevestigde professionele beheerder.
– BONTE : Hoe je het ook draait of keert, een degelijke taksplanning kost geld. Natuurlijk lopen er overal “cowboys” met goedkope alternatieven in de aanbieding. Zij richten bij wijze van spreken een Panamese of een Liberiaanse holding op voor 6000 frank. Maar zodra die mannen hun kans ruiken, gaan ze met alles aan de haal.
Een betrouwbaar beheerder kost minstens 100.000 frank per jaar. En dan hadden we het alleen maar over de kosten van zo’n konstruktie. De wezenlijke problemen kwamen nog niet aan bod.
– We luisteren aandachtig.
– BONTE : Werken met een buitenlandse holding is niet bijster flexibel. Zo kan je er bijvoorbeeld erg moeilijk inkomsten uit puren, en er zowaar nog moeilijker geld ìn krijgen. Sinds 31 maart 1993 is het immers onmogelijk zo’n holding op te richten.
– Hoezo ?
– SLEGERS : Je kan enkel nog een bestaande holding overkopen. Heel wat fiskalisten zijn dan ook naarstig op zoek naar geschikte overnamekandidaten. Met alle gevolgen vandien. De prijzen voor zulke beleggingsvehikels gingen sterk de hoogte in. Op termijn moet deze praktijk koste wat het kost aan banden worden gelegd.
– Exit holding.
– BONTE : De trust lijkt me interessanter als buitenlands beleggingsvehikel. Zij het niet zozeer om de fiskale aspekten. De struktuur biedt de oplossing voor een ander probleem van de vermogenden onder ons : de vrees dat de erfgenamen hun vermogen op korte tijd volledig zullen verbrassen.
Om dit te verhinderen, versluizen ze het vermogen naar een trust. Tegelijk stellen ze een trustee aan, belast met het beheer van hun patrimonium. De beheerder heeft bepaalde plichten te vervullen. Zo wordt hem gebeurlijk opgelegd de kinderen een jaarlijkse uitkering te schenken of een wetenschappelijk fonds te steunen. Wat ook de precieze invulling, hun vermogen zal na hun overlijden volgens hun eigenste wensen beheerd worden.
– Kan men deze struktuur niet beschouwen als een poging de kinderen te onterven ?
– SLEGERS : Best mogelijk. De misdeelde erfgenamen kunnen steeds naar de rechtbank stappen met een eis tot inkorting. Maar ook al oordeelt de rechter dat de kinderen inderdaad recht hebben op hun erfdeel, dan nog hebben zij weinig kans dit part werkelijk in handen te krijgen.
Indien de trust gevestigd is in een land waarmee België geen executief verdrag afsloot, kan men het vonnis van de Belgische rechter ter plekke vaak niet afdwingen. Een goed advokaat zal zijn kliënt op de hoogte brengen van dat obstakel eer hij een gerechtelijke procedure opstart.
– Hoe worden uitkeringen uit een trust fiskaal behandeld ?
– SLEGERS : In de praktijk worden noch direkte, noch indirekte belastingen geheven. Er bestaat in elk geval geen rechtspraak over uitkeringen die door de fiskus werden betwist. Tot nader order gebeuren ze dus zonder fiskale afhoudingen.
Frida Deceunynck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier