Fiscus slaat en zalft

De regering heeft begin vorige week haar ontwerp van nieuwe programmawet bij de Kamer ingediend. Dat bevat naar goede gewoonte een hele reeks zeer uiteenlopende maatregelen, ook fiscale.

Om te beginnen, zijn er maatregelen die gewoon bedoeld zijn om extra geld in het laatje te brengen. Zo wordt het kostenforfait dat op bedrijfsleiders (zaakvoerders, bestuurders,…) van toepassing is, aanzienlijk beperkt. Een andere maatregel die ongetwijfeld veel geld gaat opbrengen, heeft te maken met de aftrek van autokosten. Ten aanzien van personenwagens, wagens voor dubbel gebruik en minibussen geldt al sinds vele jaren dat de aftrek in de regel beperkt is tot 75 procent. Maar die beperking geldt tot nog toe niet voor de brandstofkosten. Deze uitsluiting wordt vanaf begin volgend jaar geschrapt.

In de vennootschapsbelasting is de 75 %-aftrekbeperking een tijdje geleden vervangen door een beperking die varieert naargelang van de CO2-uitstoot van de wagen. Soms is het aftrekpercentage hoger, soms is het lager. Van het nieuwe wetsontwerp wordt nu gebruikgemaakt om dit aftrekpercentage voor de meest vervuilende wagens te verlagen naar 50 procent, en het voor de properste wagens te verhogen naar 100 procent, en zelfs naar 120 procent voor wagens die helemaal geen CO2-uitstoot hebben (denk aan de louter elektrisch aangedreven wagens). Maar deze variabele percentages zullen niet op de brandstofkosten van toepassing zijn: ten aanzien van de brandstofkosten zal het aftrekpercentage altijd 75 procent bedragen, ongeacht de vervuilingsgraad van het voertuig. Nog in het rijtje van de maatregelen die veel geld moeten opbrengen, vind je de tijdelijke verlaging van het maximumpercentage van de notionele intrest (maximaal 3,8 procent voor aanslagjaar 2011 en 2012), en de verhoging van de minimumparticipatievoorwaarde voor de toepassing van de DBI-aftrek (minstens 10 procent of 2.500.000 euro, in plaats van minstens 10 procent of 1.200.000 euro).

De fiscus slaat en zalft. In het ontwerp van programmawet staan daarnaast ook verschillende maatregelen die ronduit voordelig zijn. Voor de aftrek van kinderopvangkosten wordt de leeftijdsgrens ten aanzien van zwaar gehandicapte kinderen opgetrokken van 12 naar 18 jaar.

Voor elektrisch aangedreven voertuigen brengt het wetsontwerp een redelijk indrukwekkend arsenaal aan maatregelen in stelling die de aankoop en het gebruik van dergelijke voertuigen fiscaal moeten stimuleren. Bij de aankoop bijvoorbeeld zal men in het beste geval een belastingvermindering kunnen genieten die oploopt tot (nog te indexeren) 6500 euro.

Wat de belastingvermindering voor energiebesparende investeringen betreft, blaast het wetsontwerp tegelijk warm en koud. Op sommige punten wordt de belastingvermindering uitgebreid. Op andere punten worden beperkingen ingevoerd. Het resultaat is een onwaarschijnlijk complexe regeling waar een kat haar eigen jongen niet meer in terugvindt. Uit de ontwerpteksten blijkt trouwens dat de fiscus zelf op bepaalde punten het noorden kwijt is.

Van het wetsontwerp wordt ook gebruikgemaakt om on-der Europese druk de gelijktijdige levering van nieuwe gebouwen met de bijhorende grond voor het geheel aan btw te onderwerpen. Dat had al langer moeten gebeuren. Maar een eerdere poging mislukte omdat de nieuwe regeling in veel gevallen een verhoging van de fiscale factuur tot gevolg heeft. Het is allicht daarom dat het wetsontwerp de nieuwe regeling pas in werking wil laten treden vanaf 2011.

Het wetsontwerp bevat daarnaast nog verschillende maatregelen die de vestiging en invordering van de belasting moeten verbeteren. Met de mogelijkheid voor belastingambtenaren om voertuigen desnoods aan de ketting te leggen als bij controles op de openbare weg blijkt dat de verkeersbelasting niet betaald is. Met een serieuze uitbreiding van de mogelijkheden om gegevens uit te wisselen tussen de fiscale besturen.

En, last but not least, met een nieuwe aangifteverplichting: vennootschappen die voor meer dan 100.000 euro aan betalingen doen naar belastingparadijzen, zullen dat voortaan moeten opbiechten aan de fiscus. Doen zij dit niet, dan zal de fiscale aftrek van deze betalingen alleen daarom al verworpen kunnen worden. Maar zelfs als zij de nieuwe aangifte wel netjes invullen, zal de aftrek niet langer gegarandeerd zijn. De vennootschap zal moeten bewijzen dat de betalingen beantwoorden aan werkelijke en oprechte verrichtingen, en dat zij niet gebeuren aan ‘artificiële constructies’. Kan zij dit bewijs niet leveren, dan zal de administratie de aftrek ook kunnen weigeren.

DE AUTEUR IS advocaat en hoofdredacteur van fiscoloog.

Jan Van Dyck

Vennootschappen zullen hun betalingen naar belastingparadijzen moeten opbiechten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content