Financiering lokale pensioenen in gevaar

De reserves voor de betaling van de pensioenen van het lokale overheidspersoneel zijn op. De gemeenten en provincies eisen daarom een dringende herfinanciering door de Vlaamse overheid.

Hoe diep gaat de pensioenkas van de lokale besturen in het rood?

De reserves van de RSZPPO (Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid van de Plaatselijke en Provinciale Overheden) die gebruikt worden voor het uitbetalen van de pensioenen voor vastbenoemde ambtenaren zullen tegen het einde van het jaar bijna volledig op zijn. Eigenlijk dreigt zelfs een tekort van miljoenen euro’s, maar dat deficit kan tot eind dit jaar worden opgevangen door het Egalisatiefonds dat sociale bijdragen op het vakantiegeld van het lokale personeel bevat. Maar daarna zijn de opgebouwde reserves in dit fonds opgedroogd. Door de vergrijzing zullen de pensioenuitgaven voor de RSZPPO de komende jaren in die mate stijgen dat tegen 2025 zowat 550 miljoen euro extra nodig is om de pensioenlast van lokale ambtenaren op te vangen.

Hoe worden de lokale pensioenen betaald?

De pensioenkas RSZPPO is een repartitiestelsel dat met de huidige bijdragen van vastbenoemde of statutaire ambtenaren wordt gefinancierd. Die bijdragen worden onmiddellijk aangewend om de pensioenen te betalen. De bijdragen worden geheven op de loonmassa van de werkende statutairen. Voor het gros van de gemeenten (pool 1) bedraagt die bijdragevoet 27,5 procent. Voor de organen die zich in pool 2 bevinden (grote steden, OCMW’s en ziekenhuizen) loopt die bijdragevoet nu al op tot 34 procent. Om het systeem leefbaar te houden, zo berekende de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), zullen de bijdragepercentages bij ongewijzigd beleid in de loop van de volgende 18 jaar stijgen tot 69 procent in pool 1 en 93 procent in pool 2.

Wat zijn de oorzaken van de gestegen kosten?

Eerst en vooral is er het stijgende aantal gepensioneerde statutairen en hun langere levensduur. Zo zal het aantal gepensioneerde gemeenteambtenaren tegen 2050 stijgen van 64.000 naar 138.000. Een andere oorzaak is het relatief dalende aantal statutairen dat nog in dienst is. Dat betekent dus ook een relatief dalende loonmassa die ertoe zal leiden dat de bijdragevoeten de volgende jaren spectaculair omhoog moeten.

In de meeste gemeenten en OCMW’s is momenteel 40 tot 60 procent van de personeelsleden niet vastbenoemd, de zogenaamde ‘contractuelen’. Zij betalen ook bijdragen, maar dat geld komt in de grote pot van de pensioenen voor privéwerknemers terecht, niet bij de RSZPPO. Het pensioen van de contractuelen zal later ook een stuk lager liggen dan dat van de statutairen. De vervangingsratio (de vergelijking tussen het salaris als actief werknemer en het uitgekeerde pensioen) bij vastbenoemden bedraagt bijna 70 procent, bij contractuelen 40 procent. Daarom is de uitbouw van een aanvullend pensioen of tweede pensioenpijler voor contractuelen noodzakelijk. Daarover hebben de sociale partners ondertussen een akkoord bereikt. Volgens onderzoek zou de opbouw van dat aanvullende pensioen tussen 84 miljoen in 2010 en 132,2 miljoen in 2050 bedragen.

Hoe kan die put worden gevuld?

Volgens de VVSG zijn verschillende ingrepen mogelijk. Zo kunnen de uitgaven worden beperkt door de werkelijke pensioenleeftijd van statutaire ambtenaren op te trekken naar 65 jaar of meer. Maar dit roept de uitgavenstijging geen halt toe. Een hervorming van de federale RSZPPO is door de armlastige federale overheid geen optie. Daarom vragen de lokale besturen van de Vlaamse regering een herfinanciering. Dat moet gebeuren via een verhoging van het Gemeentefonds tot 2142 miljoen euro in de loop van 2009 (of 250 miljoen euro meer dan vandaag) en naar minimaal 2467 miljoen euro in 2010. Met dat bedrag kunnen de bijdragen aan de RSZPPO en het aanvullende pensioen voor contractuelen worden betaald. (T)

Door Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content