Financiële inflatie
Sinds de bankencrisis en daaruit voortvloeiende Grote Recessie van 2008-2009 zijn de centrale banken heel nadrukkelijk op het voorplan getreden. In veel landen hebben ze de rente op of dicht bij het nulpunt gebracht. Nog veel meer in de oog sprongen de centrale banken met hun monetaire versoepeling, de zogenoemde ‘quantitative easing’ (QE). De centrale bankiers manifesteerden zich als ijverige opkopers van overheidsobligaties in handen van banken.
Het basisidee was en is de strijd tegen recessie, en ook en vooral deflatie. Want de westerse wereld zit sinds de bankencrisis en de Grote Recessie met een serieuze schuldenproblematiek opgezadeld, vooral dan op het niveau van de overheden. Het goedkoop houden van het geld en het indirect activeren van de economie via de kredietverstrekking van de banken zijn de speerpunten van de tactiek van de centrale banken. Het verzwakken van de eigen munt is een mooi neveneffect.
Over de resultaten op de reële economie zijn de meningen verdeeld. Feit is dat de westerse economieën niet meer in de buurt komen van de groei van voor de bankencrisis, ondanks de vele duizenden miljarden aan QE en de vele jaren van historisch lage rente. Anderzijds werd tot nog toe een nieuwe recessie en een langere periode van deflatie vermeden.
Naar meer bescheiden returns
De grote slachtoffers van die ultrasoepele monetaire politiek zijn de goede huisvaders-spaarders. Zij hebben de rentevergoeding op hun spaardeposito’s zien wegsmelten als sneeuw voor de zon, en dat blijft zo. Als er grote verliezers zijn, dan zijn er ook grote winnaars. Dat zijn de risicovolle beleggingsactiva. Er bestaat geen twijfel over dat het nulrentebeleid en de vele duizenden miljarden aan QE de hoofdverklaring zijn voor de klim van de prijzen van aandelen, obligaties en vastgoed de afgelopen jaren.
Deutsche Bank keek naar de prijzen van aandelen, obligaties en vastgoed voor vijftien grote landen sinds 1800. Vandaag ligt de gemiddelde waardering van die drie grote beleggingsactiva boven het niveau van 2007 en dicht bij de historische piek omstreeks 1900. Vooral obligaties zijn historisch bekeken peperduur door de combinatie van de zeer lage inflatie en de massale aankopen door de centrale banken. Aandelen waren in die vijftien landen gemiddeld ook in minder dan een kwart van de tijd duurder dan vandaag. De vastgoedprijzen bevinden zich nog altijd gemiddeld een stuk onder de niveaus van 2007 en lijken vandaag redelijker gewaardeerd.
De prestatie van Wall Street tijdens de voorbije zes tot twaalf maanden geeft aan dat, als QE is afgelopen en het nulrentebeleid op het punt staat losgelaten te worden, de beleggingsreturns afnemen. Het leert ons dat, algemeen gesproken, de toekomstige beleggingsreturns bescheiden kunnen zijn als de centrale banken de situatie normaliseren. Die normalisatie kan in veel regio’s echter nog wel even op zich laten wachten.
DE GEZAMENLIJKE
WAARDERING VAN AANDELEN, OBLIGATIES EN VASTGOED BEVINDT ZICH DICHTBIJ
HISTORISCHE PIEK.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier