Filosofe Alicja Gescinska: ‘De selfmade man is een mythe’
Niet te veel, maar te weinig veeleisend zijn, is een zonde, zegt filosofe Alicja Gescinska. Toch heeft ze elke dag opnieuw het gevoel dat ze nog niets heeft bereikt. “Dat mensen mij tot voorbeeld maken van de bewering dat iedereen het kan maken, is het laatste dat ik wil.”
Drie romans en drie non-fictieboeken zitten in het hoofd van Alicja Gescinska (36), klaar om geschreven te worden. “Inspiratie is nooit een probleem, tijd wel”, beseft ze. Het ging de voorbije jaren dan ook hard voor Gescinska. Ze doctoreerde in de filosofie en doceerde aan de UGent en de Amerikaanse universiteiten van Princeton en Amherst. Ze schreef ondertussen haar non-fictiedebuut en een roman, en maakte voor Canvas het programma Wanderlust. Voor het tweede seizoen van dat programma reisde ze de afgelopen maanden naar Beiroet, Dakar, Ljubljana, Seattle en Tokio, om er gesprekken te voeren met inspirerende denkers.
Om maar te zeggen dat Gescinska leeft en werkt naar haar eigen filosofie. “Er zijn denkers die pleidooien houden voor luiheid en tegelijk van het ene project naar het andere hollen. Hypocriet is dat. Je leeft het beste volgens wat je predikt”, vindt ze. “Niet te veel, maar te weinig veeleisend zijn, is een zonde”, stelde ze in haar essay Allmensch. “Ik sta nog altijd achter die zin. Je moet de lat hoger leggen, je moet streng zijn voor jezelf.”
Dat klinkt als het recept voor een burn-out.
Gescinska: “Wie zegt dat ik het heb over meer geld verdienen of meer uren werken? Van mij mogen mensen zich gerust ontspannen, want het is belangrijk een evenwicht te vinden in je leven. Maar kom mij niet vertellen dat het leven eruit bestaat niets te doen of louter te genieten. Om het goede te doen, moet je nu eenmaal iets doen. Wie in een goede context werkt, zal met plezier een tandje bijsteken. Mensen vinden bore-outs ook vreselijk, omdat hun talent onderbenut blijft. Alleen durven ze daar niet altijd over te praten.
“Een van de mogelijke oplossingen is dat mensen hun eigen baas mogen kiezen. Dat is zo stom niet. Daardoor voelen ze zich mee verantwoordelijk voor de beslissingen en vindt de leidinggevende het niet vanzelfsprekend dat hij boven de rest staat. De wereld zou een veel betere plek zijn als iedereen elkaar dagelijks beter zou behandelen.”
Vragen bedrijven u niet hun werknemers daarvan te overtuigen als motivational speaker?
Gescinska: “Motivational speakers zijn meestal vol van het leven. Ik vind het leven helemaal niet prachtig, ik vind het leven moeilijk en vaak zinloos. Ik vraag me dan ook vaak af wat mijn leven uitmaakt. Laat ik niet gewoon een CO2-spoor achter? Zou de wereld misschien beter zijn als ik er niet was? Dat zijn gedachten die ik anderen niet per se wil aanraden.
“Misschien kun je mij nog het beste vergelijken met Sisyphus, die elke dag opnieuw een steen de berg oprolt, waarna die steen elke dag opnieuw naar beneden rolt. Die handeling beschrijft op heel veel vlakken wat het leven is. Je moet vaak bergop gaan. Soms lukt dat iets beter en kun je even van het uitzicht genieten. Dat zijn momenten van geluk. Voordat je het weet, moet je toch weer opnieuw beginnen. Toch is het de moeite waard keer op keer die berg op te gaan. Je moet Sisyphus zien als een gelukkig iemand.”
Zou u ook zo naar Sisyphus kijken als u niet al zo veel had bereikt?
Gescinska: “Anderhalf jaar geleden was ik te gast in het Nederlandse radioprogramma Kunststof. Voor het gesprek las de presentatrice mijn biografie voor. ‘Amai, dat klinkt als een boeiend leven’, dacht ik toen. Gevlucht uit communistisch Polen in 1988, filosofie gestudeerd, een doctoraat geschreven, kinderen op de wereld gezet en in de Verenigde Staten gewerkt. Op het moment dat je die dingen doet, sta je daar niet bij stil. Of ben je bezorgd.
“Op het vliegtuig richting Verenigde Staten vroeg ik me vooral af of het daar allemaal wel zou lukken. Of het huis dat ik via internet had gevonden in orde zou zijn, en of de mensen daar zouden meevallen. Een dagelijks leven zit vol zulke vragen en beslommeringen. Ik heb daardoor nog elke dag het gevoel dat ik aan het begin sta, dat ik nog niets heb bereikt. Dat klinkt vreselijk, ik weet het. Mijn man vindt het soms ook behoorlijk irritant. ‘Wanneer ga je eindelijk eens toegeven dat je al iets hebt gepresteerd?’ vraagt hij dan.
“Maar alles is zo relatief. Zoveel mensen ter wereld schrijven een doctoraat of een roman, zoveel mensen maken televisieprogramma’s. Dat maakt mij langs geen kanten uniek. Bovendien heb ik veel te danken aan toeval. Dat mensen mij tot voorbeeld maken van de bewering dat iedereen het kan maken – zelfs al heb je in een opvangcentrum voor asielzoekers gewoond – is het laatste dat ik wil. Je bent in deze wereld toch beter af met rijke ouders dan met een diploma.”
Denkt u echt dat dat vandaag nog altijd zo is?
Gescinska: “De selfmade man of woman is een mythe, maar mensen geloven er graag in. Neem het voorbeeld van de adellijke families in Polen. Velen van hen werden arm tijdens de oorlogsjaren en maakten later opnieuw fortuin. ‘Dankzij ons werkethos,’ zeggen zij nu, ‘want wij moesten ook opnieuw van nul beginnen.’ Dat is zo arrogant. Het is bovendien een leugen dat zij van nul moesten beginnen. Puur financieel lijkt dat het geval, maar die families hadden wel al hun achternaam, hun status en hun contacten. Ze wisten dus beter dan anderen hoe zaken in elkaar zitten en wie ze moeten inschakelen. Het is heel moeilijk je op te werken als je dat niet hebt.
“Toch denken ondernemers ook hier vaak dat ze hun succes verdienen omdat ze risico’s hebben genomen. Alsof ze de enigen ter wereld zijn die risico’s nemen. Veel mensen nemen grotere risico’s dan het afsluiten van een lening en voor de meesten van hen draaien die niet eens goed uit. Dus, als je hard werkt, dan kom je er wel? Dat is zever. Er zijn zoveel mensen die hard werken. We moeten durven toe te geven dat succes vaak een kwestie van geluk is.”
Moraal van uw verhaal: de kans dat het iets oplevert, is klein, maar blijf vooral hard werken? Een mens gaat de pleidooien voor luiheid begrijpen.
Gescinska: “Oei, maar ik denk wel dat dat het eerlijke verhaal is. Je moet inspanningen leveren, maar je weet nu eenmaal niet of je ervoor wordt beloond. Als ik op Facebook zie wie succesvol is of wie het grootste huis heeft, dan zijn dat niet de sympathiekste, de slimste of de meest gemotiveerde mensen. Het zijn zij die het van thuis uit hebben meegekregen.”
Bent u dan jaloers?
Gescinska: “Helemaal niet. Ik haal er voldoening uit dat het in mijn leven fout had kunnen lopen en dat het toch goed is gekomen. Ik ben daar zo dankbaar voor. Dat gevoel wil ik niet ruilen voor een leven dat meteen uit de startblokken schoot. Die worstelingen hebben mij ook gemaakt tot wie ik ben. Natuurlijk zou het beter zijn, mochten mensen zich gemakkelijker kunnen opwerken en zo de kloof tussen hen wegwerken. In Polen komt de kloof tussen arm en rijk dichter in de buurt bij wat we kennen in de Verenigde Staten dan in Vlaanderen. Omdat Polen heel snel evolueerde van een communistisch naar een kapitalistisch land, heb je er superrijken en mensen die twaalf uur per dag moeten werken voor een extreem bescheiden loon. Maar ook in Vlaanderen is het niet vanzelfsprekend van klasse te veranderen, al is de kloof hier minder zichtbaar.”
Komt daar volgens u snel verandering in?
Gescinska: “Zoiets kun je niet in een vingerknip veranderen, maar het onderwijs speelt wel een grote rol. Neem de vraag wat je ouders doen, die typisch bij de start van het schooljaar aan leerlingen wordt gesteld. Die lijkt onschuldig, maar schaf ze alsjeblieft af. Ik heb die vraag gehaat, want ik moest antwoorden dat mijn moeder poetsvrouw was en mijn vader onderhoudsman. Niet dat ik me daarvoor schaamde, maar daarna leek ik niet meer te kunnen ontkomen aan het hokjesdenken. Kinderen zijn gemeen en kiezen hun vrienden op basis daarvan. We zijn op jonge leeftijd tenslotte al allemaal kleine kapitalisten die werken volgens het systeem van soort zoekt soort.
“En volwassenen? Die denken nog altijd dat kinderen van hoogopgeleiden intelligenter zijn. Sommige kinderen krijgen daarom nog altijd te horen dat het niets met hen zal worden en dat ze zich beter kunnen voorbereiden op handenarbeid. Ik zeg niet dat iedereen in staat is vijf talen te leren, maar er bij voorbaat van uitgaan dat iemand daar niet toe in staat is? Dat vind ik pas een verkeerde ingesteldheid. Ik wil alleszins niet dat mensen zo naar mij kijken. Van mijn studenten geloof ik ook liever dat ze allemaal eerste ministers kunnen worden. Ik zet liever in op het potentieel dan te denken dat het zo ook wel goed genoeg is. Daarom mogen we volgens mij al in het basisonderwijs veeleisender zijn voor kinderen.”
De kritiek dat we al te veeleisend zijn voor kinderen klinkt nochtans steeds luider.
Gescinska: “Kinderen moeten tegenwoordig op bijna miraculeuze wijze drietalig worden, maar als we denken dat dat spelenderwijs kan, liegen we onszelf iets voor. Kunde kost gewoon energie en moeite. En dat de kinderen daardoor moe zijn aan het einde van de dag? Tja, vermoeidheid hoort gewoon bij het leven, of je nu kind bent of volwassene. Nadat ik deze ochtend vijf kilometer was gaan lopen, was ik ook moe. Dat is niet erg, mensen kunnen dat aan. Maar misschien drammen we er wel de verkeerde dingen in bij onze kinderen. We leiden hen op tot economisch gereedschap dat beter meedraait op de werkvloer, maar dat maakt hen nog geen aangename mensen. Terwijl de focus net omgekeerd zou moeten zijn.
“Het is zo verkeerd kinderen en studenten te bekijken als zaken die inschakelbaar moeten zijn in het systeem, bijna als schroeven in een machine. Dat maakt hen heus niet automatisch betere werknemers. Intens beroerd worden door de gedichten van Rilke lijkt op het eerste gezicht misschien geen interessante eigenschap, maar het toont wel dat je over een groot inlevingsvermogen beschikt. Dat maakt je op een heel andere manier een aanwinst op de werkvloer.”
Wat is dan een betere filosofie op de werkvloer?
Gescinska: “Behandel ik mensen zoals ik behandeld wil worden? Dat is de gouden regel van Kant. Zou ik het leuk vinden dat een ander alleen met een premie gaat lopen, of is het mooier eens te delen? Het zijn simpele vragen, maar we stellen ze amper. Mensen boren soms nog liever de filosofie erachter de grond in. Heel storend, vind ik dat. Zo vertelde een student me ooit dat hij het werk van Kant had gelezen op een bankje in de zon. Zijn conclusie was dat Kant het toch bij het verkeerde eind had. Alsof een negentienjarige na een uurtje lezen Kant genoeg kan doorgronden om te beslissen dat de filosoof een idioot was. Pas toen ik hem dat zei, besefte de student hoe arrogant hij eigenlijk was. Waarmee ik niet zeg dat Kant altijd gelijk heeft, maar op zo’n moment twijfel je beter eerst aan jezelf voor je aan Kant twijfelt. Misschien is je inzicht niet altijd zo waterdicht.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier