Falende aandeelhoudersdemocratie
Politiek hoort in onze maatschappij democratisch te zijn. Die grondgedachte zit sinds de Amerikaanse en de Franse revolutie ingebakken in ons politiek gedachtegoed. Maar hoe is het gesteld met de democratie in bedrijven? We spreken dan over een ‘aandeelhoudersdemocratie’. Is ze wenselijk en over welk soort democratie hebben we het dan?
De aandeelhoudersdemocratie vindt haar oorsprong in de vennootschapswet van 18 mei 1873. Oorspronkelijk versmolt de aandeelhoudersdemocratie met het gewone contractenrecht en het eigendomsrecht. De vennoten brachten hun vermogen in een gezamenlijke onderneming in en beredderden hun belangen op gelijke voet. Met andere woorden, de vennoten hadden volledige zeggenschap, al kwam er vrij spoedig een scheiding tussen vennoten die effectief werkten in de onderneming en zij die enkel als geldschieter optraden.
De wet van 1873 bevestigde die scheiding voor de naamloze vennootschap. Aandeelhouders hadden het recht om bestuurders te verkiezen en af te zetten en om over de belangrijkste aangelegenheden te beslissen: jaarrekeningen, décharge van bestuurders, reorganisaties en zeer belangrijke transacties. Er zijn echter drie belangrijke verschillen met de politieke democratie: (1) het stemrecht van de aandeelhouders was niet hoofdelijk, maar werd gewogen in functie van de kapitaalinbreng, (2) er was geen stemverplichting en (3) de democratie in de vennootschap is direct, terwijl ze in de politiek representatief is. In de politieke wereld beslissen de kiezers niet rechtsreeks over een concreet probleem bij referendum, maar wel over hun afgevaardigden in het parlement. In een vennootschap is er geen vertegenwoordiging. De bevoegdheden van de aandeelhouders zijn bijgevolg ruimer dan in de politieke democratie. Aandeelhouders kiezen niet alleen hun bestuurders, maar nemen ook de belangrijke beslissingen.
De gebeurtenissen bij Fortis hebben aangetoond dat aandeelhoudersdemocratie niet werkt voor grote beursgenoteerde vennootschappen. Zowel bij de beslissing over de overname van ABN Amro, als bij de verkoop aan BNP Paribas, was het onmogelijk om over de grond van de zaak een ernstige discussie te voeren. Dat had te maken met het directe karakter van de aandeelhoudersdemocratie. Indien het federale parlement 7000 leden zou tellen, zou het ook onmogelijk zijn om een zinnige politieke discussie te voeren. Een betere oplossing zou geweest zijn om de vragen, waarover beslist moest worden, bij wijze van referendum voor te leggen aan alle aandeelhouders. Al vraagt een mens zich wel af hoe een privémaatschappij zo’n referendum op een waterdichte manier kan organiseren.
Is er in de ondernemingen plaats voor democratie? Het antwoord op deze vraag moet volmondig “ja, maar” luiden. Ja, er is plaats voor democratie, maar men moet er zich van bewust zijn dat dit geen democratie kan zijn naar politiek en parlementair model.
Het eerste grote voordeel van een gedeeltelijke en getrapte democratie, zoals die bijvoorbeeld traditioneel aan de universiteiten werd bedreven, is dat zij veel mensen bij de besluitvorming betrekt en daardoor ook positief voor de besluitvorming kan motiveren. In onze maatschappij waar mensen steeds meer kritisch en zelfstandig denken, is de persoonlijke overtuiging de belangrijkste drijfveer geworden voor het handelen.
Voor de leider van een instelling is het van kapitaal belang te weten dat de mensen die de beslissingen moeten waarmaken ook achter deze beslissingen staan. In de ondernemingsdemocratie is het probleem wellicht dat die democratie thans alleen is voorbehouden aan de aandeelhouders, terwijl het personeel evenzeer een ‘stakeholder’ is in de onderneming. Misschien zou een variant van het Duitse ‘Mitbestimmuingsmodel’ hier een oplossing kunnen bieden, of de invoering van goed georganiseerde referenda voor echt belangrijke beslissingen, zoals de verkoop van Fortis aan BNP. (T)
DE AUTEUR IS PROFESSOR EMERITUS KULEUVEN.
Frans Vanistendael
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier