Extern toezicht op revisoren?
In de nasleep van de L&H- en Enron-affaires klinkt de roep naar een externe waakhond voor bedrijfsrevisoren steeds luider. IBR-voorzitter Ludo Swolfs heeft er wel oren naar.
“Persoonlijk heb ik geen grote bezwaren,” reageert Ludo Swolfs, voorzitter van het Instituut der Bedrijfsrevisoren ( IBR) op het Nederlandse wetsvoorstel om de uitspraken van de interne tuchtcommissie van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants publiek te maken. “Maar de zittingen zijn nu in principe al openbaar. Alleen verschijnen de uitspraken zonder vermelding van de naam in ons jaarverslag. Maar je moet een evenwicht vinden tussen het algemeen belang en de extra straf van een publicatie.”
Net als in België debatteren onze noorderburen over de modernisering van het bedrijfsrevisoraat. Met het oog op meer transparantie pleiten de socialisten en liberalen voor de oprichting van een extern toezichtsorgaan met onafhankelijke deskundigen, dat als een openbare aanklager op jacht gaat naar wantoestanden in het beroep. Ze willen voorkomen dat de accountants elkaar een hand boven het hoofd houden. Wie ooit een berisping heeft gekregen, moet volgens hen met naam en toenaam in een publiek register worden bekendgemaakt. Het huidige gebrek aan openheid staat haaks op de maatschappelijke functie van de bedrijfsrevisor.
Ook Jean-Paul Servais, voorzitter van de Hoge Raad voor Economische Beroepen, is voor het idee gewonnen. Voor Servais, de adjunct-kabinetschef van minister van Financiën Didier Reynders (PRL), is zelfregulering niet zaligmakend. Maar in het hoofdstuk over revisoren beperkt het huidige wetsontwerp over deugdelijk bestuur zich voorlopig tot twee nieuwe bepalingen: enerzijds een afkoelingsperiode van twee jaar tussen het ontslag van de commissaris en zijn eventuele overstap als manager naar de betrokken onderneming, anderzijds het verbod een aantal diensten te combineren met zijn mandaat van commissaris.
“De onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor is al meer dan een decennium lang onderwerp van hevige discussie in Europa,” zegt Henri Olivier, secretaris-generaal van de Europese beroepsfederatie FEE. “Ook hier staat het Angelsaksische model, dat volledige transparantie voorschrijft, tegenover de meer Latijnse aanpak. Toch durven wij enig voorbehoud te maken bij een onbeperkte verspreiding van tuchtsancties. Het heeft geen zin om interne ‘gevechten onder leden’ in het daglicht te plaatsen. Elk vrij beroep, zoals een geneesheer of een bedrijfsrevisor, heeft immers recht op enige discretie. Bovendien moet worden vermeden dat je mensen gaat stigmatiseren omdat ze ooit in hun leven een fout hebben gemaakt. Iedereen laat wel eens een steek vallen. Ook kan elke klager altijd naar de burgerlijke rechtbank stappen om zijn of haar gelijk te halen. Die processen zijn openbaar.”
Vijf jaar geleden lanceerden de Witte Comités het voorstel om de bevoegdheden over tuchtzaken over te hevelen naar de rechtbanken, maar dat idee is een stille dood gestorven. Toch bestaat al enige transparantie in de bestaande wetgeving, aldus Olivier: “De tuchtcommissie zetelt in het openbaar. Wel beschikt elke beschuldigde over de mogelijkheid een zitting achter gesloten deuren aan te vragen, wat normaliter wordt toegewezen. Maar de procureur-generaal krijgt telkens een kopie van de veroordeling, met naam en toenaam.”
E..P.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier