EXPORT PRIVATISEREN ?

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Het Verbond van Belgische Kamers van Koophandel in het Buitenland laat zelden of nooit zijn stem horen in het debat over de Belgische exportpromotie. “We grijpen niet naar de megafoon,” corrigeert Marcel Baukens, zelf voorzitter van de Belgisch-Indonesische handelskamer en voorzitter van het Verbond van Landenkamers, dat een vijftigtal bilaterale kamers groepeert (waarvan ongeveer de helft in het buitenland, terwijl de andere helft buitenlandse privé-bedrijven in België vertegenwoordigt). Hij voegt eraan toe dat zijn Verbond geregeld informele contacten onderhoudt, zowel met de federale als met de gewestelijke exportdiensten en hun bevoegde overheden. Het voorstel van SP’er Robert Voorhamme om het netwerk van handelsvertegenwoordigers in het buitenland opnieuw te federaliseren (zie Trends, 23 oktober 1997, blz. 14), klinkt Baukens als muziek in de oren.

TRENDS. Is het Verbond van de 23 Belgische handelskamers in het buitenland een lichte interface-structuur op federaal vlak, die de handelspromotie via één Belgisch handelsnetwerk zou coördineren, wel genegen ?

MARCEL BAUKENS. Als handelspartners in het buitenland aankloppen bij een officiële instantie van België willen ze vooral duidelijkheid over de wijze waarop ze zo efficiënt mogelijk een zakenrelatie kunnen aanknopen met een Vlaamse, Waalse of Brusselse firma. Hen interesseert alleen wie in België het meest kwalitatieve product tegen de beste prijs levert. Onze interne (politieke) keuken laat hen koud, laat staan dat ze er wegwijs in geraken. Een heldere exportstructuur in het buitenland versterkt niet alleen het imago van het Belgische bedrijfsleven, maar ook van de Belgische instanties in hun geheel. Zowel buitenlandse overheidsdiensten als privé-organisaties hebben in vele gevallen de moed opgegeven om met ons land nog een gezamenlijk initiatief (een infodag, tentoonstelling of debat) te organiseren. Ze weten immers niet meer met wie ze in zee moeten. Of ze beginnen er gewoon niet aan als ze horen dat ze bij drie of vier federale en gewestelijke instanties tegelijk moeten aankloppen. Onderschat dat negatieve effect niet. Eén netwerk zou klaarheid scheppen, ook voor een vlotte samenwerking tussen ons Verbond en de Belgische handelsattachés.

In Zuid-Afrika werken er momenteel vier Belgische handelsvertegenwoordigers (één Vlaamse, twee Waalse en één Brusselse). Smalend gniffelt de lokale ondernemerswereld er over “gesubsidieerd toerisme” omdat enkelen manifest meer vrije tijd hebben dan dat ze gebukt gaan onder de werklast. Voeg daar verschillende consulaten bij, die zich ook op economisch terrein begeven, en de Belgische belastingbetaler draait in Johannesburg op voor zowat 30 miljoen frank per jaar…

Het Zuid-Afrikaanse voorbeeld is geen alleenstaand geval : nagenoeg 30 miljoen per land, terwijl de plaatselijke Belgische Kamer van Koophandel hetzelfde werk zou kunnen klaren tegen grofweg één derde van de kostprijs. Bovendien met terreinkennis, want onze mensen zijn ondernemers en zakenlui die uiteraard hun entrees hebben in de lokale businessnetwerken. Maar ook bij de plaatselijke overheden : zo kan een Kamer bijvoorbeeld in naam van haar leden aankloppen bij een minister van Financiën van een land waar onze bedrijven klachten zouden hebben over ik zeg maar wat de plaatselijke vennootschapsbelasting. Een handelsattaché kan dat niet. En omdat het diplomatieke gewicht van onze ambassades afneemt door de integratie in grotere multilaterale gehelen of in de Europese Unie, gaan de diplomaten zich noodgedwongen ook meer op economische dossiers toeleggen. Dat leidt dikwijls tot geldverslindende overlappingen, doublures die weinig efficiënt zijn.

U zou een grotere rol kunnen spelen, maar moet het nu rooien met één voltijdse secretaresse en drie haltijdse gepensioneerde legerkolonels.

Momenteel drijft ons Verbond op een jaarlijks werkingsbudget van 3,4 miljoen frank. Daarvan 2,2 miljoen frank subsidies uit het Fonds voor de Buitenlandse Handel terloops, wordt dit fonds in het voorstel-Voorhamme tegelijk met de Belgische Dienst van de Buitenlandse Handel afgeschaft en wat gebeurt er dan met de federale minister voor de Buitenlandse Handel ?

Het Verbond van Landenkamers zou in Brussel competente mensen kunnen aanwerven en zou als de overheid ons de nodige financiële armslag geeft, weliswaar complementair aan de lidgelden van de bedrijven eveneens in het buitenland op een efficiënte manier de belangenbehartiging van de Belgische export kunnen waarnemen. Maar dan wel tegen een fractie van de kostprijs voor een drieledig handelsnetwerk zoals we dat aan het uitbouwen zijn. Met alle excessen vandien.

U pleit voor een (gedeeltelijke) privatisering van de exportpromotie ? U volgt daarmee het voorbeeld van Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië. Ook de Zwitserse handelskamers worden ingeschakeld om bedrijven in contact te brengen met lokale consultingbedrijven.

Met wat creativiteit kan men allerhande formules uitwerken. Trouwens, in de meeste voorbeelden die u opsomt, bestaat er een taakverdeling tussen de handelsvertegenwoordigers van dat land en zijn Kamer van Koophandel in het buitenland. De vertegenwoordiging van Québec bijvoorbeeld verricht gratis basisonderzoek voor firma’s uit die Canadese provincie, maar voor diepgaander studiewerk wordt door de Délégation du Québec een beroep gedaan op lokale consulenten. Ook wij zouden dergelijke taken kunnen vervullen. Als ten minste het Verbond van Belgische Kamers van Koophandel in Brussel over de nodige financiële slagkracht en dus ook over de nodige competentie zou beschikken. Misschien wordt de tijd rijp om zich over dit soort oplossingen te bezinnen. Men heeft nu al een paar jaren kunnen experimenteren met de regionalisering van de buitenlandse handel. Wellicht is men nu, meer dan in het verleden, bereid om een aantal uitschuivers op een serene manier te bekijken en waar nodig bij te sturen met inschakeling van de privé-bedrijven, zijnde onze Landenkamers.

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content