Expo ’83 en Expo ’58
Patricia Ceysens heeft lef en doet zonder omzien haar best. Het heroptreden van de blauwe Leuvense als minister van Economie in de Vlaamse regering, zet op vrijdag 9 mei historische flauwekul recht. Armand Dupont kan daar morgen zijn boekje over opendoen, als hij zijn ambtelijke pudeur laat varen. Wie zijn traditie kent, viert in 2008 een gouden én een zilveren jubilee. Het eerste wordt alom opgerakeld, het tweede met een kenschetsende Vlaamse beschaamdheid weggemoffeld.
Expo ’58 wordt terecht herdacht. Wat een feest voor de zestienjarige die ik toen was! Dure woorden hoefden niet: je proefde de wereld en de toekomst in de Brusselse lucht. Expo ’83 was kleinschaliger, een Vlaamse show. Ook daar hoefden woorden niet: je proefde de wereld van de hoge technologie en de toekomst in de Gentse lucht. Expo ’83 kent u beter als Flanders Technology. Expo ’58 blijft in het collectieve geheugen door het Atomium en Expo ’83 is bij elke 35-plusser bekend door de met elkaar verstrengelde computerhand en mensenhand.
De uitbarsting van economisch-politieke eensgezindheid in Gent – eerst in het Internationaal Congres Centrum later op de voormalige luchthaven van Sint-Denijs-Westrem waar Flanders Expo verscheen – heeft met vallen en opstaan een decennium geleefd. Veroorzaakten het einde van Expo ’83: politieke jaloezie, ideologische scherpslijperij, gezeur van de ondernemingen die zich (deels terecht) gepusht voelden door de regering-Geens om een stand te openen die FTI na FTI duurder werd. Vragen over het nut van een Vlaamse hightechtentoonstelling met lezingen, debatten, krantenbijlagen droegen ook hun steentje bij. Net als de opening van Flanders Hotel met elektronische kamersleutels en rekeningen (nieuw, nieuw, nieuw), de lachende Pol Hauspie en Jo Lernout die een eerste prijsje ontvingen voor hun spraaktechnologie, visites van de Boerinnenbond, de scholieren van de technische instituten, diplomaten, Brusselse en Waalse politici die Expo ’83 een kopje kleiner wilden maken. Norbert De Batselier, toen minister van Economie en Wetenschapsbeleid, mag de eer opeisen om als etatistische socialist met een studie die moest bewijzen wat hij in gedachte had – FTI kostte veel geld voor weinig resultaat – de idee van zijn minister-president de doodsteek te hebben gegeven. In Mechelen aan de autostrade bij Technopolis loopt het echter op vrije dagen nog altijd storm met kinderen die daar een permanent restant beleven van Flanders Technology.
Patricia Ceysens organiseert morgen een colloquium waar zij anciens, onder meer Armand Dupont, toen kabinetschef van Gaston Geens, samenbrengt om het zilveren gedenkfeest van FTI allure te geven, en om na te denken over een nieuwe serie Flanders Technology’s. Minstens heeft Ceysens zich voorgenomen om dat sterke merk te redden van de ridiculisering en in de geest van Gaston Geens en later Luc van den Brande te herstarten met een technologiemanifestatie voor een breed publiek. FTI is een krachtig baken in het collectieve geheugen van Vlaanderen. Latere probeersels met passe-partoutnamen als Vlaanderen in Actie – geeuw, geeuw, geeuw – waren of zullen dat nooit zijn.
FTI was een Vlaams bewijs dat cultuur een belangrijk element kan zijn bij het opbouwen van een kenniseconomie. Het technonationalisme in Azië – denk aan de vervalsingen uit technologisch patriottisme van de Koreaanse kloonexpert – is een feit en leidt tot wetenschappelijke doorbraken. De trots bij Chinezen om een entrepreneur, technoloog of wetenschapper uit het westen te vloeren is groot. Wat maakt sommige wereldstreken beter voor innovatie en dito jobcreatie? Een culturele, vaderlandslievende factor is daarbij niet de vaste regel maar meer wel dan niet van belang. Californië en Israël, vaak geciteerde voorbeelden in dat verband, delen boeiende elementen voor hun technologie boom. Zij hebben halfdroge woestijnige klimaten. Belangrijker: ze zijn sterk afhankelijk van slimme immigranten, zijn sterk competitief in hun zakelijke praktijk, respecteren onderwijs en diploma’s en kijken neer op hen die geen risico durven nemen. Cultuur telt mee.
Entrepreneurs – waar Vlaanderen een structureel gebrek aan heeft – zijn doeners, zelden denkers. Jean-Baptiste Say, de Franse econoom die het woord entrepreneur smeedde rond 1800, definieerde: “Hij verschuift economische bronnen of hulpmiddelen van een zone van lagere naar een zone van hogere productiviteit en opbrengst”. Een definitie waar men mee kan leven en die goed aansluit bij hét recept van de onderzoekers van innovatie: zij gebeurt allereerst waar de deregulering serieus is. Geen vernieuwing in de telecom, de computerwereld, de entertainment- en de luchtvaartsector – om slechts die branches te noemen – zonder het schrappen van regels en het prikkelen van spitante wedijver. (T)
Frans Crols – De auteur is voorzitter van de adviesraad van Trends.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier