Exit de truc met de gebroken boekjaren
Vennootschappen met ‘gebroken’ boekjaren moeten voortaan rekening houden met een beperkte verlenging van hun controle- en aanslagtermijn.
De meeste vennootschappen voeren hun boekhouding per kalenderjaar. Van 1 januari tot en met 31 december. Een aantal vennootschappen kiest voor een gebroken boekjaar. Bijvoorbeeld van 1 juli van het ene jaar tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar.
Voordeel. De keuze voor een gebroken boekjaar leverde totnogtoe een niet onaardig fiscaal voordeel op: de controle- en aanslagtermijn werd meteen een stuk korter. Dat heeft te maken met het aanslagjaar waarmee het boekjaar wordt verbonden.
De winst van een vennootschap die haar boekhouding per kalenderjaar voert, is belastbaar voor het aanslagjaar dat samenvalt met het daaropvolgende kalenderjaar. De winst van het boekjaar 2002 is zodoende verbonden met het aanslagjaar 2003.
Bij een gebroken boekjaar wordt de winst belastbaar voor het aanslagjaar dat samenvalt met het kalenderjaar waarin het boekjaar eindigt. De winst van een boekjaar dat bijvoorbeeld loopt van 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002 is dus belastbaar voor het aanslagjaar 2002.
De driejarige (en bij fraude vijfjarige) controle- en aanslagtermijn loopt van 1 januari van het aanslagjaar. Dit heeft tot gevolg dat men deze termijn aanzienlijk kon verkorten door te kiezen voor een gebroken boekjaar. Neem een boekjaar dat begint op 1 januari 2002 en loopt tot en met 31 december 2002 en dus verbonden is met het aanslagjaar 2003. De driejarige controle- en aanslagtermijn loopt dan tot en met 31 december 2005. Stel dat dezelfde vennootschap haar boekhouding voert, niet van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002, maar wel van 31 december 2001 tot en met 30 december 2002. Deze verschuiving (met één dag) heeft tot gevolg dat de winst nu belastbaar is, niet meer voor het aanslagjaar 2003, maar wel voor het aanslagjaar 2002. Met als gevolg dat de driejarige controletermijn niet meer loopt tot eind 2005, maar nog slechts tot eind 2004. Een winst (voor de vennootschap) van, in het voorbeeld op één dag na, een volledig kalenderjaar.
Dat voordeel verdwijnt nu. De programmawet van 24 december 2002 zegt dat bij gebroken boekjaren de driejarige controletermijn voortaan wordt verlengd met een periode gelijk aan het aantal dagen dat is verstreken tussen 1 januari van het aanslagjaar en de datum van afsluiting van het boekjaar in datzelfde jaar. In het voorbeeld wordt de termijn dus verlengd met 364 dagen. Het voordeel (voor de vennootschap) is daarmee weg.
Inwerkingtreding. De nieuwe regeling treedt in werking op de dag waarop de programmawet in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd. Aangezien die publicatie plaatsvond op de laatste dag van vorig jaar, is de termijnverlenging ook op 31 december 2002 van kracht geworden.
De memorie van toelichting preciseert dat de verlenging onmiddellijk van toepassing is, in alle gevallen waarin de niet verlengde termijn nog niet was verstreken op het ogenblik dat de programmawet in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd.
Stel dat een vennootschap haar boekhouding voerde van 1 juli 1999 tot en met 30 juni 2000. De winst van dat boekjaar was dus verbonden met het aanslagjaar 2000. De driejarige aanslag- en controletermijn liep derhalve (zonder rekening te houden met de nieuwe termijnverlenging) tot en met 31 december 2002. De termijn was dus nog net niet verstreken op het ogenblik waarop de programmawet werd bekendgemaakt (31 december 2002). Dat wil zeggen dat de nieuwe termijnverlenging meteen van toepassing wordt. In het voorbeeld bedraagt die zes maanden (namelijk, de periode vanaf 1 januari van het aanslagjaar tot het einde van het boekjaar, in het voorbeeld op 30 juni). De administratie beschikt dus in het voorbeeld over een bijkomende termijn van zes maanden (tot 30 juni 2003) om ten aanzien van het boekjaar 1999-2000 nog controles uit te voeren en een bijkomende aanslag te vestigen.
De termijnverlenging heeft automatisch ook gevolgen voor de toepassing van de vijfjarige controle- en aanslagtermijn waarover de administratie beschikt zodra zij kan aantonen dat er belastingontduiking (dus fraude) in het spel is. Deze vijfjarige termijn is immers geen op zich staande termijn, maar slechts een verlenging met twee jaar van de oorspronkelijke driejarige termijn.
Bij vennootschappen die hun boekhouding niet per kalenderjaar voeren, wordt de driejarige termijn nu (door de programmawet) een beetje verlengd; wat tot gevolg heeft dat ook de met twee jaar verlengde driejarige termijn (of met andere woorden, de vijfjarige termijn) op overeenkomstige wijze wat langer wordt.
Lat. De vraag is gesteld of deze wetswijziging een zoveelste poging van de fiscus is om meer greep te krijgen op de belastingplichtigen en de controles strenger te maken. Daarover kunnen we kort zijn: er is geen enkele reden waarom de controle- en aanslagtermijn korter zouden moeten zijn bij vennootschappen die kiezen voor een gebroken boekjaar.
Wat de fiscale wetgever nu heeft gedaan, is de lat gewoon gelijk leggen. Vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren, kunnen na afloop van hun boekjaar nog gedurende drie (soms vijf) volle jaren worden gecontroleerd. Bij vennootschappen die kiezen voor een gebroken boekjaar, is dat voortaan ook zonder meer het geval. Daar kan niemand rouwig om zijn.
Jan Van Dyck [{ssquf}]
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
De fiscale wetgever heeft de lat nu voor alle vennootschappen gelijk gelegd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier