Excuseert u mij!

Sinds enkele maanden beleven we een nieuwe rage: die van de excuuscultuur. Deze rage wordt sterk aangedikt door de mediacratie, dat ongrijpbare en ongecoördineerde netwerk van perslui, radio- en televisiemakers.

Het zich excuseren voor collectieve wandaden of nalatigheden waarvoor men als individu geen enkele verantwoordelijkheid draagt, is begonnen in de Verenigde Staten. Om een of andere reden heeft de mediawereld dit als een hype aangevoeld. Wie zich als politiek gezagdrager of als morele leidersfiguur excuseert voor een nabij of ver verleden, komt in het nieuws en wie in het nieuws komt, verwerft uitzicht op politieke macht. Getuige hiervan de lange lijst van BV‘s die de gemeenteraadslijsten bevolken.

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright excuseert zich voor de CIA-bezigheden in Zuid-Amerika gedurende de Koude Oorlog. Paus Johannes-Paulus II excuseert zich voor de wrede inquisitie tegenover ketters en de houding van de kerk tegenover de joden. Belgiës premier Guy Verhofstadt(VLD) excuseert zich voor de nalatigheid van België in de genocide van 1994 op de Rwandese Tutsi’s. Ten slotte mocht ook iemand van de Vlaamse Beweging niet ontbreken in het rijtje en bood Lionel Vandenberghe, voorzitter van het IJzerbedevaartcomité, zijn excuses aan voor het misbruik van de IJzerbedevaart door de Vlaamse collaboratie.

Pacificatie.

Binnen de context van individuele of groepsrelaties is er uiteraard niets mis met het excuusfenomeen. Integendeel, het excuus vervult een nuttige functie in het pacificeren van sociale relaties. Etymologisch gaat de term terug op de termen ex en causa, wat wijst op een wens zich te onttrekken aan een rechtszaak. Door het erkennen van het kwade karakter van haar daad, door het uitdrukken van spijt over het gebeurde en door de belofte om niet meer in herhaling te vervallen, vraagt de zich excuserende partij te worden ontheven van elke vorm van wraak of wrok vanwege het slachtoffer. Door het vragen van excuus kan de gekwetste partij de andere zien als iemand van goede wil. Door het excuus verdwijnt uiteraard het kwade karakter van de daad niet. Het excuus maakt echter een ontkoppeling mogelijk tussen het subject van de schadelijke daad en de daad zelve. Het aanvaarden van het excuus impliceert dat we in de toekomst met de dader omgaan alsof hij de daad niet had gesteld. We vergeten het kwaad zelf niet, maar we vergeten dat de excuus vragende partij een morele drager was van dit kwaad.

Gevaarlijk.

Werkt het excuus in individuele en groepsrelaties bevrijdend en pacificerend, dan verwerft het gevaarlijke dimensies wanneer het op het politieke vlak wordt geprojecteerd.

Wanneer politici het excuus vragen voor wandaden of nalatigheden tengevolge van statelijke initiatieven, zowel politieke als militaire, dan verklaren zij hiermee alle burgers van hun land medeschuldig aan het gemaakte feit. Tot nader order zijn staten nog altijd geen organisaties waarbij men zich vrijwillig kan aansluiten of waaruit men ontslag kan nemen. De staat is een organisatie die het monopolie van geweld uitoefent op een bepaald territorium en vanuit deze positie individuen tot burgers benoemt. Dit onvrijwillige karakter van de staatsorganisatie is misschien onvermijdelijk, maar noopt de politieke verantwoordelijken in de overheid tot een zeer omzichtig gebruik van collectieve schuldbekentenissen. Woedend en machteloos volgde ik in april 1994 de genocide van de Rwandese Tutsi’s. Wát graag had ik vrijwillig bijgedragen tot de financiering van een militaire expeditie om de genocide te stoppen. Het staatsmonopolie op militaire interventie belette dit. Niemand heeft derhalve het recht zich in mijn naam te verontschuldigen voor deze genocide. Wanneer deze collectieve schuldbekentenissen in naam van land en volk een gewoonte worden, kan dit alleen maar leiden tot een verdere vervreemding tussen overheid en burger, het tegenovergestelde van wat de nieuwe moraliserende politici willen bereiken.

Eenzijdig.

Aan de huidige excuusgolf hangt nog een tweede geurtje. De excuusgolf welt eenzijdig op in wat we gemakshalve de westerse cultuursfeer zullen noemen. De christenen excuseren zich voor wandaden tegenover moslims tijdens de kruisvaarten, de koloniale mogendheden tegenover de gekoloniseerde bevolkingen, de blanke Amerikanen tegenover de Indianen. Van de overkant komt echter weinig of geen excuusnieuws. Deze eenzijdigheid wekt de onrechtmatige indruk dat de westerse cultuur de bron is van alle kwaad in de wereld.

In Bertolucci’s film The Last Emperor wordt de laatste Chinese keizer Pu Yi na zijn gevangenneming in 1945 ondervraagd door een politieofficier. Pu Yi neemt daarbij alle schuld op zich voor wat onder zijn collaborateursregering misging. De ondervrager verwijt hem terecht te vervallen in een nieuw superioriteitsgevoel: voorheen dacht hij de beste te zijn van de wereld; nu opeens de slechtste. De westerse cultuurelites gedragen zich zoals Pu Yi: in de 19de eeuw denkend vanuit een absoluut moreel superioriteitsgevoel, nu vanuit een absoluut moreel inferioriteitsgevoel.

Vooraleer zij ontaardt in een hysterische klaagmuur, zouden we best deze excuuscultuur stopzetten en ons veeleer bekommeren om gedegen analyses van wat in het verleden misging, om het in de toekomst onmogelijk te maken. In die zin zijn nuchtere en objectieve analyses over de collaboratie in de Vlaamse Beweging, zoals het werk van professor Dewever, De greep naar de macht, uiteindelijk veel constructiever dan de goedbedoelde borstklopperij van Lionel Vandenberghe. Qui s’excuse, s’accuse aldus Stendhal in Le Rouge et le Noir. Laten we daarom voorzichtig blijven.

boudewijn bouckaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content