Ex-communistische landen krijgen klappen

De Oost-Europese economieën staan voor woelige tijden, zelfs als de westerse banken het hoofd koel houden.

Welk oud-communistisch land in Europa wordt het volgende IJsland? De spectaculaire instorting van die Scandinavische economie richt de schijnwerpers op andere riskante uithoeken van het mondiale financiële systeem. De stabiliteit van de Oekraïense munt, de gevolgen van de vast-goedkrach in Letland en de verontrust-ende voorkeur van de Hongaren voor leningen in Zwitserse frank, zijn maar enkele voorbeelden.

Onder meer de ex-communistische landen in Oost-Europa liggen onder vuur. In de eerste plaats omdat gapende tekorten op de lopende rekening tegenover ongebreidelde buitenlandse investeringen staan. In Letland bereikte dat tekort tijdens het derde kwartaal van vorig jaar een piek van 26 procent van het bruto binnenlands product. Ten tweede, omdat het onwaarschijnlijk is dat hun centrale banken en regeringen dezelfde financiële vuurkracht kunnen opbrengen als de grote economieën in het Westen. Er gingen al een paar banken over de kop en een aantal beurzen stortte in. Jaren van sparen zijn tenietgegaan en de balansen van de ondernemingen zijn zwaar getroffen. De prijs van de credit default swaps – die de schatting weerspiegelt door de markt van de kredietwaardigheid van de ontlener – schommelt van geruststellend tot alarmerend (zie kaart).

Vooral voor de landen met een grote toevloed aan vreemd kapitaal, aangedragen door een uiterst speculatief wereldwijd financieel systeem, ziet de mix van problemen er schrikbarend uit. De grote tekorten op de lopende rekening, in alle landen behalve Rusland, toont dat ze boven hun stand leven. In sommige landen gaat zowel de openbare als de privésector gebukt onder zware buitenlandse schulden die moeilijk te herfinancieren

zijn. Sommige hebben wankele banken en aanzienlijke overheidsdeficits. In het beste geval moet de regio een aantal zware schokken verwerken die een externe tussenkomst van geldschieters als het Internationaal Monetair Fonds (IMF) vergen. In het slechtste geval worden sommige landen geconfronteerd met schuldherschikkingen, een instorting van de munt en een depressie.

Rusland

De beroering was het spectaculairst in Rusland. Daar is de beurs sinds haar piek in mei met twee derde naar beneden gedonderd. Daardoor moesten de oligarchen halsoverkop hun portefeuilles van de hand doen om tegemoet te komen aan de eisen van de bankiers. Weinigen verwachten een herhaling van de zware krach van 1998. Dankzij de 1,3 biljoen dollar aan inkomsten uit olie en gas van de voorbije acht jaar zit Rusland nu in zijn deviezenreserves en andere fondsen op een enorme berg van meer dan 500 miljard dollar contant geld en liquide middelen. Sommige oligarchen zouden wel eens minigarchen kunnen worden. Rusland zal echter bij de buitenwereld niet om cash moeten bedelen.

Oekraïne

Een heel ander verhaal in Oekraïne. Dit jaar gingen de beursnoteringen er met 80 procent op achteruit. De nationale munt, de hryvnia, zakte onlangs tot zijn laagste peil in zeven jaar tegenover de dollar. Prom-invest, de zesde bank van het land, kreeg te maken met een stormloop op de loketten. Ratingbureaus schroefden hun kredietbeoordelingen terug. De economische groei smelt als sneeuw voor de zon. De inflatie loopt op tot 25 procent.

De buitenwereld is bereid om te helpen. Het IMF komt met een noodlening van 16 miljard dollar, zowat een vijfde van de 55 tot 66 miljard dollar waarmee Oekraïne tegen volgend jaar voor de dag moet komen om kortlopende leningen te verlengen, intresten en andere schulden te betalen en de rest van zijn tekort op de lopende rekening te financieren. Het probleem is dat Oekraïne in een politieke chaos verkeert. De eerste minister en de president zijn het roerend oneens over de wettelijkheid van de nakende algemene verkiezingen die uitgesteld werden tot 14 december. Een nieuwe regering, in staat om harde beslissingen te nemen, zal pas na weken of maanden in het zadel zitten.

Hongarije

Voor landen dichter bij het oude Europa is de Europese Centrale Bank een andere mogelijke hulpverlener. Op 16 oktober verstrekte de ECB een kortetermijnkredietlijn van 5 miljard euro aan Hongarije, dat weliswaar niet tot de eurozone behoort, maar toch een economie heeft die er nauw bij aanleunt. De Hongaarse centrale bank trok de rente op van 8,5 naar 11,5 procent.

Hoewel het veel rijker is dan Oekraïne, met een bbp dat grofweg drie keer groter is, is Hongarije in vele opzichten kwetsbaarder. De openbare schuld bedraagt meer dan zestig procent van het bbp ten gevolge van de leningwoede tijdens het communistische tijdperk en de spilzucht van de latere regeringen. In 2006 liep het begrotingstekort op tot meer dan negen procent van het nationale inkomen. Het tekort op de lopende rekening bedraagt dit jaar 6,8 miljard euro of 5,5 procent van het bbp. Heel wat Hongaarse huishoudens en bedrijven zijn leningen aangegaan in harde deviezen. Dergelijke leningen, die oorspronkelijk een veel lagere intrest droegen dan leningen uitgedrukt in forint, maken negentig procent uit van de nieuwe hypotheekleningen sinds 2006 en twintig procent van het bbp. In feite werd daarbij vooral gegokt op een convergentie tussen de forint en de euro. Een gok die achteraf erg onbezonnen lijkt. De zwakke forint leidt al tot hogere terugbetalingen en als die trend voortzet, dreigt voor heel wat Hongaren het bankroet.

Buitenstaanders geven de autoriteiten krediet voor de inspanningen die ze in de voorbije twee jaar geleverd hebben om het begrotingstekort terug te schroeven; het bedraagt nu iets minder dan vier procent van het bbp. De Hongaarse centrale bank wordt op bewonderenswaardige wijze geleid. Het IMF en de ECB zijn bereid meer te lenen indien nodig.

Zoals de meeste nieuwe leden van de EU heeft ook Hongarije het merendeel van zijn banken verkocht aan het buitenland. Westerse banken zijn de veelbelovende nabije markten binnengestormd om er brutaal leningen te verstrekken en vaak copieus geprijsde plaatselijke banken op te kopen. Maar nu is dat enorme leningsvolume – in het geval van Oostenrijk, bijvoorbeeld, een volle 43 procent van het bbp, tegenover vijf procent voor Italië en één procent voor Zweden – aan het verzuren. Net op het ogenblik dat kwakkelende banken misschien vinden dat de schaarse kasmiddelen beter in eigen land geplaatst worden. Deposito’s in het buitenland worden immers niet gedekt door de verzekering in het thuisland.

De buitenlandse banken beginnen hun leningactiviteiten al in te tomen. Ze weigeren hypotheekleningen in vreemde munt en vragen betere waarborgen. Dat is voorzichtig, maar wat laat. Het gevaar bestaat dat ze nog een stap verder doen en de kraan voor nieuwe leningen dichtdraaien of weigeren om uitstaande leningen te verlengen, zelfs voor solide ontleners. Dat zou het aantal faillissementen en de werkloosheid pijlsnel de hoogte injagen.

Baltische staten

Op het eerste gezicht lijkt de Baltische regio het meeste gevaar te lopen. Estland en Letland kenden een opmerkelijke vastgoedboom die royaal gefinancierd werd met bankleningen. Dat was een van de factoren die meespeelden in de kolossale tekorten op hun lopende rekeningen. Maar nu is de bubbel uiteengespat en de groei, die in 2006 nog meer dan tien procent bedroeg, is helemaal stilgevallen.

Het was een harde landing, maar tot nu toe verliep ze ordelijk. Of dit uitgroeit tot een catastrofe, is de grote vraag. De schulden moeten nog altijd terugbetaald worden. Het ratingbureau Finch, dat zijn beoordeling voor de drie Baltische staten deze maand nog naar beneden haalde, schat hun bruto externe financieringsbehoeften – het geld dat ze nodig hebben voor de afbetaling van buitenlandse schulden en voor hun tekorten op de lopende rekening – voor volgend jaar op vier keer de waarschijnlijke deviezenreserves van Letland aan het einde van het jaar. Voor Estland en Litouwen is dat 3,5 en 2,5 keer. En dat zijn de hoogste ratio’s in heel opkomend Europa.

In theorie zou dat externe onevenwicht vanzelf moeten verdwijnen. De vertraging in het binnenland knaagt nu al aan het tekort op de lopende rekening. Als de plaatselijke banken zonder geld komen te zitten wegens de slechte leningen, bezorgen de buitenlandse eigenaars hen meer cash. De sommen die daarmee gepaard gaan, zijn naar Baltische normen aanzienlijk, maar bescheiden naar de normen van de banken in de rijke landen.

Ondanks de snel stijgende ontleningen in het buitenland door firma’s en gezinnen hebben de Baltische staten nauwelijks openbare schulden, Estland beschikt zelfs over een netto-actief. De openbare financiën zijn gezond. De overheid in die landen beschikt nog altijd over een investment grade op haar kredietbeoordeling.

Overleven is niet zozeer het probleem, dan wel de juiste beleidsmix vinden om de gevolgen van een scherpe groeivertraging te minimaliseren. De drie Baltische staten hebben allemaal hun munt gekoppeld aan de euro.

Het is dan ook waarschijnlijk dat de drie Baltische staten geconfronteerd worden met, in het beste geval, aanzienlijke besnoeiingen op de openbare bestedingen en lagere productiecijfers, misschien wel gedurende verscheidene jaren, tot ze hun schulden afbetaald en hun concurrentiekracht herwonnen hebben.

Polen

De meeste nieuwe leden van de Europese Unie zitten in een steviger positie en mogen nauwelijks in dezelfde categorie ondergebracht worden als de probleemlanden. Polen, bijvoorbeeld, zit met een overheidsschuld van om en bij de 40 procent van het bbp, terwijl de groei bijna zes procent bedraagt en de inflatie 4,5 procent. De sterke economie zorgde voor gezonde belastinginkomsten en heeft het begrotingsdeficit laag gehouden. De zloty kende, net als de Hongaarse forint, een wankel verloop. Een scherpe vertraging in West-Europa, de grootste exportmarkt voor alle voormalige communistische landen, zal ook Polen treffen. Maar het leven zal er in het slechtste geval moeilijker worden in plaats van volslagen onaangenaam.

Roemenië, Bulgarije en andere

De armste nieuwe EU-lidstaten, Roemenië en Bulgarije, zijn kwetsbaarder. Voorlopig blijven beide landen stevig groeien, maar het tekort op de lopende rekening van Bulgarije loopt dit jaar waarschijnlijk op tot 24 procent. Vastgoedbubbels die uiteenspatten en een golf van faillissementen kunnen de slechte leningen in de banksector aan het licht brengen.

Voor de landen die nog niet tot de grote clubs behoren, ziet de toekomst er nog somberder uit. Voor kwetsbare landen zoals Macedonië neemt de kans op een snelle toetreding tot de EU af. Hetzelfde geldt voor de vooruitzichten van de meer ontwikkelde economieën die willen aansluiten bij de euro. Een armlastig Europa zou wel eens twee keer kunnen nadenken over het geld dat het bereid is te besteden aan infrastructuur en openbare diensten in naburige niet-lidstaten. (T)

The Economist, bewerking Erik Bruyland/Foto Reporters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content