Even geduld aub
Polen, Hongarije, Tsjechië, Estland, Slovenië, Cyprus… Ze staan allemaal te popelen om lid te worden van de Europese Unie. Maar de Commissie wil tijd winnen. Ze is niet klaar.
De Europese Commissie is niet klaar. Niet klaar om nu al te praten over de toepassing van de Gemeenschappelijke Landbouwpolitiek en het vrij verkeer van personen in een grotere Unie. En dus zegt ze dat de kandidaat-lidstaten geduld moeten oefenen en eerst aantonen dat ze de minder controversiële hoofdstukken van de gemeenschappelijke wetgeving kunnen verteren. Pas dan, zo meent de Commissie, mogen ze vragen stellen over bijvoorbeeld de hoeveelheid geld die hun boeren zullen krijgen.
Datum.
Polen, Hongarije, Tsjechië, Estland en Slovenië hebben al goed een derde van de in totaal 31 Europese hoofdstukken afgesloten; Cyprus zelfs al de helft. De aanpassing van de nationale wetgeving is volop bezig en de economie wordt voorbereid om het geweld van de Europese concurrentie aan te kunnen. Dat gaat gepaard met aanzienlijke inspanningen van bedrijven en bevolking. Die worden geslikt met de belofte dat het allemaal wel beter zal gaan eens ze tot de EU-club behoren.
En dat is nu net het probleem. De kandidaten hadden gehoopt dat op de top van Helsinki, in december 1999, een datum voor toetreding zou worden vastgelegd. Dit moest het voor hen makkelijker maken om onpopulaire maatregelen te nemen en het enthousiasme voor Europa levendig te houden.
De regeringsleiders van de EU kwamen evenwel niet verder dan de belofte dat ze tegen eind 2002 in staat zouden zijn om nieuwe landen op te nemen. Gezien de hervormingen in de structuur en de werking van de Europese instellingen was dit op zich al een vrij gedurfde uitspraak. Maar Günther Verheugen, commissaris voor de Uitbreiding van Europa, liet meteen weten dat ze er eigenlijk niet aan moesten denken om al op 1 januari 2003 lid te kunnen worden. De toetreding moet immers worden goedgekeurd door alle nationale parlementen, en dat vergt tijd.
Ongenoegen.
Op zich was dit alles niets wereldschokkends, maar het verhoogde de druk op de regeringen van de kandidaat-lidstaten, die hun bevolking altijd hadden voorgehouden dat in 2001-2002 de taak volbracht zou zijn. Dat was misschien niet realistisch, maar het hielp. Nu groeit, bij gebrek aan concrete vooruitzichten, het ongenoegen over de last en vergroot de politieke onstabiliteit. En dus liet de Poolse premier Jerzy Buzek aan Brussel weten dat ook zijn boeren vanaf het ogenblik van toetreding moesten kunnen genieten van de steunmaatregelen, zoals voorzien in de Gemeenschappelijke Landbouwpolitiek.
De landbouwsector is verantwoordelijk voor (nauwelijks) 4% van het bruto binnenlands product (BBP), maar 27% van de werkende bevolking leeft ervan. Tussen 800.000 en 1 miljoen van de 32 miljoen boeren zouden in aanmerking komen voor steun. Het antwoord van Europa liet zich raden. Van zoiets kan geen sprake zijn, want net nu men de landbouwuitgaven begint te beperken, kunnen zeker geen bijkomende fondsen worden vrijgemaakt. Buzek is echter van oordeel dat het geld dat voorzien was vanaf 2002 om de uitbreiding van de Unie te financieren, kan worden overgeheveld om de bijkomende landbouwuitgaven te betalen. Maar ook dit was geen goed idee, want het is niet omdat men een budget heeft voorzien, dat men ook het geld ter beschikking heeft.
De EU argumenteert dat als de Landbouwpolitiek onverkort wordt toegepast, de Poolse en andere boeren uit de kandidaat-lidstaten meteen tot de rijkste burgers van het land zouden behoren. Toch heeft commissaris voor Landbouw Franz Fischler gezegd dat hij aan een oplossing werkt waarbij er toch in beperkte mate steun kan worden gegeven. Europa is zich immers bewust van het feit dat 3 miljoen Poolse boeren een politieke macht vertegenwoordigen die het toetredingsproces kan destabiliseren.
Maar de landbouwpolitiek ligt ook uiterst gevoelig in de Unie en met de Franse presidentsverkiezingen in het verschiet, kan men best de zaken onder controle houden.
Tenzij Europa akkoord gaat met lange overgangsperiodes – wat het in principe niet wil – zal er ook geld op tafel moeten komen om de milieuproblemen in die landen aan te pakken. In het voorbeeld van Polen wordt al 1,7% van het BBP besteed aan de verbetering van het milieu, maar meer zit er niet in. Om aan de Europese richtlijnen te voldoen, is 30 miljard euro nodig, en die kan het land niet ophoesten.
Probleem.
Zijn de kandidaten nog lang niet klaar, dan geldt dat ook voor de EU-landen. Duitsland en Oostenrijk zoeken naar een Europese positie in verband met de periode waarin het vrij verkeer van personen zou worden beperkt. Zij vrezen, als dichtste buren, een toevloed van goedkope arbeidskrachten. De vrees van de bevolking hiervoor vertaalt zich in een politiek probleem.
Zuiver politiek en nog lang niet opgelost zijn de noodzakelijke hervormingen van de Europese instellingen. In het rapport- Dehaene staat dat elke lidstaat een vertegenwoordiger zou moeten hebben in de Commissie, maar de grote landen (Duitsland, Groot-Brittannië, Spanje, Italië en Frankrijk) hebben laten weten dat ze het aantal commissarissen op het huidige niveau van negentien, plus de voorzitter, willen behouden. En dus zullen op termijn sommige (kleine) landen niet mogen meedoen. Ook niet langer houdbaar is de unanimiteit van beslissingen. Maar over de manier waarop de herschikking van het aantal stemmen per lidstaat dan wél moet gebeuren, bestaat evenmin eensgezindheid.
Hoe verder de landen uit Centraal-Europa vorderen in het opnemen en verwerken van de acquis communautaire, hoe meer het toetredingsproces zal evolueren naar een zuiver politiek probleem, dat inderdaad door niemand anders zal kunnen worden opgelost dan door de regeringsleiders.
huib crauwels
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier