Europese chemische oorlog (1998-2006)
De Reach-verordening voor de registratie van chemicaliën wordt in juli van kracht. Hoe komt zo’n tekst tot stand? Trends neemt u mee naar de wereld van de lobbyisten.
Reach staat voor registratie, evaluatie en autorisatie van chemicaliën (zie kader: Wat is Reach?) en is een ambitieus project van de Europese Commissie. De verordening wil niet-geteste maar verkochte chemicaliën registreren en onderzoeken. Vooral de chemische sector vreesde de gevolgen en slaakte zeer snel een noodkreet: beperk de administratieve rompslomp voor bedrijven en houd de Lissabondoelstellingen over de werkgelegenheid voor ogen. Er staan niet duizenden, maar miljoenen jobs op de helling.
De oproep viel niet in dovemansoren en ook toppolitici schoten in actie. Al gauw vormden enkele Europese leiders een front. Een zeldzaamheid, weten insiders: “Over het algemeen weet zelfs de bevoegde minister niet welke dossiers op tafel liggen van de Europese Commissie, laat staan dat de staatshoofden daarvan op de hoogte zijn.” Met Reach lag dat anders. Het werd het zwaarst gelobbyde dossier uit de Europese geschiedenis. “Ik werk hier al sinds de jaren tachtig en ben Europarlementslid sinds 1999. Ik kan gerust stellen dat van alle wetgeving Reach de meest gelobbyde was,” stelt Bart Staes, Europarlementslid voor Groen!. “Er is een ongelooflijke inzet geweest om de zaak te beïnvloeden, zowel door de industrie als door ngo’s. Al zal ik niet zeggen dat hier een evenwicht was. Voor de richtlijn over de Europese ondernemingsraad werd ook zwaar gelobbyd, maar dat lobbywerk leek me slechts 10 % van het lobbyvolume voor Reach. Het lobbyen gebeurde zelfs vrij openlijk.”
Al schoot het hele besluitvormingsproces aanvankelijk eerder discreet op gang…
Eerste bedrijf: Lobbyisten industrie bijten in het zand
25 april 1998. Onder een koele lentezon steken vijftien Europese ministers van Milieu in het pittoreske Britse stadje Chester de koppen bij elkaar. Een van de thema’s bovenaan op de agenda is de wetgeving rond de controle op de productie en veiligheid van chemische stoffen. Die was met een kluwen van tientallen wetten te log en was dringend aan vervanging toe. De vraag drong zich op of die wetgeving wel een effect had op milieuvlak. Van de 100.000 bestaande chemische stoffen waren er amper 110 aan een volledige risicocontrole onderworpen. De ministers besloten het beleid rond chemische producten te herzien. De Europese Commissie zou een voorstel formuleren om een regeling uit te werken die de volksgezondheid ten goede zou komen. Na de Europese top van juli 1999 kreeg de Commissie een mandaat om hierover een Witboek samen te stellen.
In 2001 was het Witboek klaar met een aantal verregaande voorstellen over de registratie van chemische producten. De bewijslast werd omgekeerd ten nadele van de bedrijven. Zij zouden moeten aantonen dat tienduizenden chemische producten veilig waren. Een groot aantal van die chemicaliën zou worden geregistreerd via een centraal agentschap. De gevaarlijkste producten (kankerverwekkend, mogelijke aantasting van het genetisch materiaal,…) moesten worden vervangen. De maatregelen werden Reach genoemd.
Het Witboek vormde de basis van een verordening die het Europees Parlement op 13 december 2006 definitief goedkeurde. Daarvoor moest er eerst een lange weg door de instellingen worden afgelegd. De Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders moest op basis van het Witboek een aantal conclusies formuleren en het Europees parlement kreeg de opdracht een resolutie op te stellen.
De Europese Raad wilde Reach strenger (“meer consumentenbescherming”). Het Europees parlement werkte in dezelfde richting: het substitutiebeginsel moest worden versterkt (“gevaarlijke producten vervangen”) en Reach moest ook van toepassing worden op van buiten de Europese Unie ingevoerde producten.
De resolutie van het parlement was een doordruk van de bespreking in de milieucommissie van de assemblee, waar de groenen de overhand hadden. Het Zweedse groene EU-parlementslid Inger Schörling, rapporteur van de commissie, speelde een cruciale rol. Ondertussen was de lobbymachine volop op gang gekomen. De chemische industrie pakte uit met rapporten, seminaries, workshops, diners met parlementsleden en bezoeken aan sites. De vrees voor een bedreiging van de tewerkstelling stond centraal in de strategie. Vooral parlementsleden van landen met een sterke chemische industrie (zoals België, Italië, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië) werden aangepakt. In augustus 2001 kwam het Schörlingrapport uit, met aanbevelingen die verder gingen dan wat op de Europese Raad was overeengekomen. Het lobbywerk van de industrie had bitter weinig resultaten opgeleverd.
Tweede bedrijf: Chemische industrie toont haar tanden
16 oktober 2001: De milieucommissie van het Europees parlement stemt over het Schörlingrapport. Op de vergadering zijn meer lobbyisten aanwezig dan parlementsleden. Ondanks 300 amendementen, haalt Inger Schörling haar slag thuis.
Het voltallige parlement aanvaardde de motie een maand later. Vanaf dan lag de weg open voor de Europese Commissie om haar voorstel in te dienen dat tot een strenge Reach-verordening zou leiden. Dat was het signaal voor de Cefic, de Europese federatie voor de chemische industrie, om in het verweer te gaan. En dit keer op een minder discrete manier. Cefic groepeert naast nationale organisaties ook bedrijven als BASF, Bayer, Novartis, Total, Solvay, Shell en Unilever.
De chemische sector bleef de nadruk leggen op het jobverlies. Ze stipte ook de vele nadelen voor kmo’s aan: ze zijn gevoeliger voor registratiekosten, het doorrekenen van kosten is moeilijker voor hen en ze zijn het kwetsbaarst voor het verdwijnen van stoffen, want hun leverancier zal met de ‘kleine’ klanten minder rekening houden. De vakbonden, die bezorgd waren over de jobs, zegden hun steun aan de chemische sector toe.
Aanvankelijk stelde de Cefic zich tamelijk verzoenend op. De sectorfederatie beklemtoonde dat ze wel degelijk bezorgd was om de volksgezondheid. De sector zou zelf stappen doen in de richting van Reach. Die ‘zachte’ houding had alles te maken met Cefic-voorzitter Jean-Pierre Tirouflet (Rhodia). De Fransman wierp zijn minzaamheid in de strijd in de hoop gehoor te vinden voor zijn argumenten. Maar de toon van de chemische sector werd allengs harder. De Duitse chemiereuzen startten zelfs een grootse mediacampagne waarin ze de Europese parlementsleden vroegen tegen het voorstel te stemmen. Over Reach werd immers gestemd volgens een medebeslissingsprocedure en dus was een cruciale rol weggelegd voor het Europees parlement.
Eind 2001 werd ook op de man – of beter, de vrouw – gespeeld. Aangezien de meest rabiate verdedigers van Reach Zweden waren- Inger Schörling in het Europees parlement en Europees commissaris voor Milieu Margot Wallström – beklemtoonde de Duitse chemielobby dat Zweden weinig interesse had voor de impact van Reach, omdat dat land nauwelijks scheikundige bedrijven telt.
Derde bedrijf: Industriële lobby zet met succes nieuwe aanval in
Juni 2002. Cefic krijgt met Eggert Voscherau, de nummer twee van BASF, een nieuwe voorzitter. Prompt wordt de gematigde houding van de chemiesector definitief naar de prullenmand verwezen. “De oproepen voor samenwerking en dialoog waren verdwenen,” stelt Inger Schörling in haar analyse. Cefic bleef zwaar hameren op de werkgelegenheid. Het dossier werd vastgeklikt aan de Lissabonstrategie, die van de Europese Unie tegen 2010 de meest competitieve regio in de wereld moet maken. De chemische sector begon haar waarschuwingen ook te onderbouwen met studies. Rapporten werden de wereld ingestuurd over kosten die tussen 1,4 en 7 miljard euro zouden bedragen. De totale impact van Reach zou tussen 20 en 30 miljard euro liggen.
Een Arthur D. Littlerapport van eind 2002 voorspelde dat Reach in het slechtste geval alleen al in Duitsland twee miljoen jobs zou kosten. In augustus 2003 raamde de consultant het Duitse jobverlies op 1,7 miljoen. In Frankrijk schatte Mercer de kosten op 28 miljard euro in tien jaar. Sommige economen stelden zich vragen bij het resultaat, ook al omdat er geen rekening werd gehouden met de positieve effecten: de noodzaak aan innovatie en de daaraan gekoppelde toename van jobs. De Britse econoom David Pearce berekende bovendien dat dankzij Reach 280 miljard euro medische kosten konden worden bespaard. De milieulobby liet zich niet onbetuigd en het WWF voorspelde dat de voordelen voor de volksgezondheid tussen 57 en 283 miljard euro zouden liggen.
Een precies bedrag van de kostprijs voor de bestelde studies is niet bekend, maar het volledige lobbywerk moet honderden miljoenen euro hebben gekost.
Het anti-Reach-kamp groeide echter gestaag. De chemiesector kreeg snel de steun van Unice, de Europese werkgeversfederatie. Daarin lieten de Belgen, bezorgd om de sterke chemiepoot in eigen land, zich niet onbetuigd. Georges Jacobs was tot halverwege 2003 als UCB-man voorzitter van Unice. Unice-topman Philippe de Buck plaatste Reach bovenaan op de agenda. De Europese werkgeversfederatie wierp zich op als de verdediger van de downstreambedrijven, de bedrijven die geen chemische producten maken, maar ze wel gebruiken.
Ook de Amerikaanse chemielobby schoot in actie. Er werd zelfs verwezen naar de twaalf miljoen testdieren die nodig zouden zijn om te kunnen voldoen aan de Reach-verplichtingen. Waarmee ook de dierenrechtenlobby in het strijdperk trad aan de kant van … de chemische sector, vroeger wegens de vele tests op dieren nochtans kop van Jut voor Gaia en co.
Vierde bedrijf: Wachten op conservatieven
7 mei 2003. De Europese Commissie komt eindelijk met een ontwerp op de proppen dat moet leiden tot een definitieve eindtekst. Daaruit blijkt dat de chemielobby het meest voor elkaar heeft gekregen. De opmerkingen van onder andere het Europees parlement voor een strenge Reach-regelgeving worden afgezwakt.
Het voorstel (1200 pagina’s) werd kort daarna op internet gegooid met de bedoeling een discussie los te weken. Het resultaat was indrukwekkend: 6000 reacties. Ondertussen liepen binnen de Commissie de spanningen tussen de Directoraten-Generaal (DG’s, zeg maar de Europese topadministratie) hoog op. Het dossier werd door de DG Ondernemen naar zich toe getrokken, terwijl dit eerder het domein van de DG Milieu was. Gevolg: het voorstel van de Commissie beperkte het aantal veiligheidsanalyses tot 10 % van de chemische producten.
21 september 2003. De Duitse bondskanselier Gerhard Schröder, de Franse president Jacques Chirac en de Britse premier Tony Blair schrijven Europees Commissievoorzitter Romano Prodi een brief waarin ze waarschuwen voor de negatieve gevolgen van de Reach-verordening op de concurrentiepositie van de Europese chemische industrie. De teneur: die Europese verordening zal de industrie uit Europa jagen en zéér veel banen kosten.
De brief van Schröder, Blair en Chirac betekende een belangrijk keerpunt. De vrees voor massaal jobverlies overtuigde. Het Reach-dossier belandde eind 2003 op de tafel van een soort van superraad van ministers, die moest toezien op het nastreven van de Lissabondoelstellingen. Die superraad bestond vooral uit de ministers van Industrie en Energie van de lidstaten. Ze toetsten de voorstellen van andere raden aan de competitiviteitregels.
Ook het Europees parlement mocht zijn zeg doen. Alweer werd er een aardig robbertje uitgevochten. Staes: “In het parlement werd ook een strijd gevoerd over welke de belangrijkste commissie zou worden voor de bespreking: industrie of milieu.” Milieu won, maar industrie mocht amendementen indienen. “Vanaf 2003 heeft vooral de EVP een industriegezinde lijn aangenomen,” herinnert Staes zich. “Het was ook de bedoeling dat dit dossier niet voor de uitbreiding van de Unie in 2004 zou worden behandeld.” Door de uitbreiding kon het parlement conservatiever kleuren, wat Reach zou verzwakken. “Bovendien had de EVP berekend dat ze in 2004 de grootste politieke groep zou worden.”
Vijfde bedrijf: Scoren met doemscenario
19 januari 2005. In het Europees parlement heerst een drukte van belang. Meer dan duizend ngo’s, bedrijfsleiders, consumentorganisaties en wetenschappers tekenen present voor een hoorzitting over de Reach-verordening. “In het programma en de opbouw zag je dat de getuigenissen die eerder industrievriendelijk waren of waarschuwden voor jobverlies meer aan bod kwamen dan andere,” herinnert Staes zich.
Ngo’s zoals het WWF lieten zich toch duidelijk horen. De milieulobby (Greenpeace, WWF, Friends of the Earth en European Environmental Bureau) dienden een gezamenlijk document in. Ze zwaaiden met het dossier Cry Wolf. Volgens die Scandinavische studie gebruikt de industrie, als het over milieuwetgeving gaat, altijd dezelfde tactiek: als een milieuwetgeving op je afkomt, moet je een doemscenario ontwikkelen dat 2 % tot 3 % van het bbp aantast en innovatie remt. Cry Wolf schuift een aantal wetgevingen, zoals die rond asbest, onder de loep en tracht aan te tonen dat het doemscenario en de overdrijving wérken. Wat het eindscenario beïnvloedt.
Birgit Fremault van het VBO verzet zich tegen het negativisme als zou Reach eenzijdig gelobbyd zijn. “Reach heeft een zeer lange weg afgelegd en vele beleidsmakers en maatschappelijke groepen hebben de tekst bijgestuurd. In het Europees parlement waren er negen commissies bij betrokken, wat 5000 amendementen opleverde. Zowel de Europese ministers van Leefmilieu als Economie werden erbij betrokken. Reach werd gedurende zes voorzitterschappen bediscussieerd.”
Op 17 november 2005 werd in plenaire zitting gestemd over het voorstel. Staes: “Het parlement kreeg er in eerste lezing wel nog een aantal passages door rond de autorisatie en het substitutiebeginsel. Maar EVP’ster Ria Omen-Ruiten stelde in een persmededeling dat wat men in eerste lezing had behouden er in tweede uit zou verdwijnen.” De reden was eenvoudig: in de eerste lezing heeft een amendement een meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen nodig, bij de tweede lezing is een meerderheid van het totale aantal leden vereist. Groene voorstellen zouden de tweede lezing niet overleven, wist Staes.
Epiloog: De terugkeer van de chemische lobbyisten
13 december 2006. In Straatsburg heerst de sfeer van de grote dagen. Het Europees parlement keurt de eindtekst over Reach definitief goed. De bepalingen treden in juli 2007 in werking, weliswaar gespreid over een periode van elf jaar, afhankelijk van de stof. Het proces heeft bijna negen jaar in beslag genomen.
Staes: “Het resultaat in tweede lezing was een verzwakking. Er was een politieke wil om het dossier af te handelen voor het Duitse voorzitterschap en is er niet echt een poging gedaan om er voort aan te werken. Er moest een akkoord zijn voor januari 2007.”
“Ik kan niet blij zijn met het eindresultaat,” zegt Staes. “Je moet het hele plaatje bekijken. Ik ben niet fundamentalistisch, want ik heb amendementen ingediend die het bedrijfsleven en vooral de kmo’s ten goede kwamen. De Duitse chemische lobby heeft het gehaald. Zelfs het VBO heeft dat erkend.”
Trends Opinie: Drie hoera’s voor Europees parlement (blz.106)
Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier