Europa doet de test
De Europese Commissie lijkt bereid om haar toekomstig beleid inzake wereldhandel te laten inspireren op de duurzaamheidstest.
Terwijl op het hoofdkwartier van de Wereldhandelsorganisatie WTO in Genève hard wordt gewerkt om een minimumprogramma rond landbouw en diensten op gang te trekken, buigen anderen zich over hervormingen die het instituut doorzichtiger moeten maken, die de ontwikkelingslanden beter bij het beslissingsproces moeten betrekken en die tegemoetkomen aan de wensen van de niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) wat betreft duurzame ontwikkeling. Maatregelen die dringend nodig zijn na het debacle van Seattle.
Op dit ogenblik valt er in ieder geval bijzonder weinig goed nieuws te rapen op het vlak van de wereldhandel. Naast de wrevel over de Europese problemen met bananen, de hormonen in het vlees en de genetisch gemodificeerde organismen, zijn de Verenigde Staten nu in hun wiek geschoten over de uitspraak van de WTO-geschillencommissie, die de gunstige belastingregeling voor Amerikaanse verkoopmaatschappijen in het buitenland concurrentievervalsend vindt. De kans is daardoor groot dat het Amerikaanse Congres de terugtrekking uit de WTO zou goedkeuren. Dat betekent nog niet dat Amerika echt uit de groep zal stappen, maar al wordt in een verkiezingsjaar de patriottische trom altijd wat meer geroerd, het zal geen goed doen aan het prestige van de WTO.
Minnelijke schikking.
Europa zou dus beter niet meteen naar de geschillencommissie stappen met de klachten over sancties die de Amerikanen in het kader van de Helms-Burton Act opleggen aan ondernemingen die handel drijven met Cuba.
Hoewel een bindende regeling voor het beslechten van geschillen in het WTO-handboek bewust werd ingeschreven, om afspraken over liberalisering van de handel afdwingbaar te maken, blijkt dat elke uitspraak tot grote frustratie leidt bij de veroordeelde partij. De grote handelsblokken reageren in dit opzicht niet anders dan de ontwikkelingslanden. Er wordt dan ook met steeds meer nadruk verklaard dat te allen prijze dient gezocht naar een minnelijke schikking door onderhandelingen.
Net nu Europa danig zijn best doet om, als laatste grote handelsblok, een akkoord rond te krijgen met China, dat daardoor verzekerd zou zijn van een toetreding tot de WTO, maakt de Amerikaanse arbeidersorganisatie (ALF) grote heibel rond het toekennen van de NTR-status (Normal Trade Relations) aan China. Dat kan volgens hen en de meerderheid van de Amerikanen niet zolang daar de mensenrechten en de basisrechten van de arbeiders niet geëerbiedigd worden. Hier komt men op de thema’s die door de niet-gouvernementele organisaties in Seattle werden uitgeschreeuwd en waarmee bij elke toekomstige onderhandelingsronde rekening zal moeten gehouden worden.
Iedereen ten goede?
De ngo’s – daar lijkt iedereen het over eens – werken geconcentreerd en georganiseerd. Ze verdedigen hun zaak met veel meer overgave en doorzettingsvermogen dan de meeste bedrijven of hun belangenorganisaties. Het gebrek aan een duidelijke positie en de steun van de ondernemingen voor de Seattle-besprekingen, worden trouwens als redenen genoemd van de mislukking. Ten tijde van de Uruguay Ronde was dat nog anders. Toen stond iedereen nog achter de afbouw van tarieven en het opruimen van alle andere handelsbelemmeringen, want hoe vrijer de handel, hoe meer voorspoed. De vraag wordt nu gesteld of dit alles wel leidt tot een duurzame ontwikkeling en dus niet alleen de multinationals en de grote handelsblokken ten goede komt, maar iedereen, ook de minst ontwikkelde landen en met als doelstellingen: de bestrijding van de armoede, de bevordering van de mensenrechten en de bescherming van het milieu.
De Europese Gemeenschap was in dit opzicht vooruitziend en had de vrije invoer van goederen (ook landbouwproducten) uit de minst ontwikkelde landen op de agenda geplaatst. Zes maanden voor Seattle werd aan de Universiteit van Manchester een Sustainable Impact Assessment Study gevraagd, want het was dan wel goed om te praten over duurzame ontwikkeling, je moest dan toch op zijn minst weten wat je daaronder wou verstaan en hoe je die effecten zou meten in zowel de geïndustrialiseerde als de ontwikkelingslanden. De studie wou tevens ideeën aanreiken van hoe je de positieve gevolgen van handelsmaatregelen kon maximaliseren. Er werden vijftien maatregelen met betrekking tot onder meer landbouw, diensten, investeringen en concurrentie getest op hun economische, sociale en milieu-effecten. Dit deed men zowel bij een ongewijzigde als een beperkte en ver doorgedreven liberalisering van de wereldhandel.
Volledige openheid.
De eerste bevindingen werden eind vorige maand aan de ngo’s voorgesteld. Nadat die de studie hadden gelezen, tekenden 39 ngo’s – waaronder Friends of the Earth, Oxfam, WWF en het International Fund for Animal Welfare – een gemeenschappelijke verklaring.
Voor hen was het initiatief van de Commissie een goed begin, maar nu moest het model ook nog echt gebruikt worden bij alle handelsbesprekingen en tegelijkertijd diende de Commissie volledige openheid te geven van de stand van de onderhandelingen en de afspraken zodat iedereen gepast en met kennis van zaken zou kunnen reageren. En voor men aanstalten maakte voor een verdere liberalisering van de handel zou men er goed aan doen eerst de resultaten van de Uruguay Ronde te beoordelen op hun effect inzake duurzame ontwikkeling.
De Commissie lijkt in ieder geval bereid om haar toekomstig beleid te laten inspireren op de duurzaamheidstest die de ngo’s graag samen met de Universiteit van Manchester zou willen uitbouwen. Blijven de bedrijven aan de kant staan en afwachten?
huib crauwels
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier