Erfenis zonder ergernis
U wil na het overlijden van uw partner hertrouwen, maar dat mag geen impact hebben op het erfdeel van uw kinderen? Of u kampt met een Assepoestercomplex, en vreest dat die nieuwe stiefmoeder vaders vermogen zal opsouperen? Een nagelnieuwe wet zorgt eindelijk voor een behoorlijke regeling.
Alain Verbeke is gewoon hoogleraar aan de Universiteiten van Leuven & Tilburg. De drie auteurs zijn als advocaat-vennoot gespecialiseerd in estate planning.
Het klassieke gezinspatroon maakt steeds minder de dienst uit in onze samenleving. Sinds zondag 1 juni is het huwelijk niet langer voorbehouden voor mensen van een verschillend geslacht. Mannen met mannen en vrouwen met vrouwen, ze kunnen allemaal trouwen. Dat werd mogelijk dankzij de wet van 13 februari 2003 die het huwelijk openstelde voor mensen van hetzelfde geslacht en de wijziging van enkele bepalingen van het Burgerlijk Wetboek mogelijk maakte.
Maar ook bij wie verkiest om te trouwen met iemand van het andere geslacht, doen zich veranderingen voor. Vader en moeder met twee of drie kinderen ‘uit hetzelfde bed’, het is al lang niet meer de enig zaligmakende norm. Relaties, of er nu kinderen uit voortgesproten zijn of niet, worden vrij vlot verbroken en vervangen. Bij samenwoners, feitelijk of wettelijk, is dat vrij gemakkelijk. Maar ook echtscheiding is bon ton geworden en wordt, zeker in geval van onderlinge toestemming, gemakkelijk bekomen. Bij velen die uitstappen, duurt het niet zo lang of ze engageren zich in een nieuwe relatie of een nieuw huwelijk. Zo ontstaan de samengestelde gezinnen waar kinderen uit de vorige relatie(s) van de man samenleven met kinderen uit vroegere relatie(s) van de vrouw, en met de nieuwe gemeenschappelijke kinderen van man en vrouw. Als dat scenario zich enkele keren herhaalt, valt het te begrijpen dat sommige kinderen in een identiteitscrisis verstrikt raken.
Wie na het overlijden van zijn echtgenoot of na een echtscheiding een nieuwe partner ontmoet waarmee hij een nieuw leven wil opbouwen, zal vaak een nieuw huwelijk overwegen. Een huwelijk heeft in ons recht echter belangrijke gevolgen, niet alleen op persoonlijk vlak maar ook financieel. De aanstaande echtgenoten treffen meestal een regeling voor het geval van een eventuele (nieuwe) echtscheiding, via een goed huwelijkscontract. Daarnaast moet men echter ook de gevolgen van een overlijden inschatten. De langstlevende echtgenoot geniet immers een intestaatserfrecht (de regels die van toepassing zijn als er geen testament is) van vruchtgebruik op heel de nalatenschap. Daarenboven wordt de langstlevende in verregaande mate beschermd door een reservatair erfrecht.
Laten we als voorbeeld Jacques bekijken, een weduwnaar van 68 met drie kinderen van 38, 40 en 44 jaar. Wanneer hij na een rouwproces van enkele jaren Barbara ontmoet, de nieuwe vlam van zijn leven, wil hij zo snel mogelijk trouwen. Hij moet zich daarbij wel bewust zijn van de grote erfrechtelijke gevolgen als hij als eerste zou overlijden en Barbara de langstlevende echtgenoot is. Dat laatste is gezien de hogere levensverwachting van vrouwen en de 45 jaar van Barbara zeer plausibel.
1. Het gewone erfrecht
Bekijken we eerst wat Barbara in geval van een huwelijk zou erven als Jacques geen testament heeft gemaakt of schenkingen in haar voordeel heeft gedaan. Onder het erfrecht valt alleen wat in de nalatenschap van Jacques valt. Bij een huwelijkscontract van scheiding van goederen is dat alles wat alleen op naam van Jacques staat en zijn aandeel in een onverdeeldheid (bijvoorbeeld een huis op naam van beiden). Wanneer er een gemeenschappelijk vermogen is, of een onverdeeldheid, dan krijgt Barbara daarvan haar helft als eigenaar en valt de andere helft in de nalatenschap.
In samenloop met de drie kinderen van Jacques verkrijgt Barbara het vruchtgebruik op de hele nalatenschap. De kinderen zullen bij gelijke delen elk één derde van de blote eigendom verkrijgen. Barbara en haar stiefkinderen worden in een mariage de raison gedwongen. Dat kan tot irritatie leiden bij Barbara, die liever geen bemoeienissen wil vanwege de stiefkinderen.
Bij de kinderen kan dan weer een Assepoester-frustratie ontstaan. Zij vrezen vaak dat stiefmama alles zal verbrassen. Intussen wachten zij vol ongeduld tot ze zelf als volle eigenaar van vaders erfenis kunnen genieten. Gelet op het levenslange vruchtgebruik voor Barbara en haar jeugdige leeftijd, wordt dat perspectief danig vertroebeld.
Daar valt een mouw aan te passen: het is mogelijk om het gedwongen samenzijn in vruchtgebruik en blote eigendom op te heffen. Dat kan via de omzetting van het vruchtgebruik in volle eigendom van erfgoederen in een som geld, of in een gewaarborgde en geïndexeerde lijfrente. Wie wanneer en van welke goederen de omzetting kan eisen, verschilt van het geval. In ons voorbeeld kunnen zowel Barbara als de kinderen van Jacques te allen tijde de hele of gedeeltelijke omzetting van het vruchtgebruik eisen. In geen geval kan de omzetting van vruchtgebruik op de gezinswoning en de huisraad worden doorgevoerd zonder de instemming van Barbara. Aan stiefkinderen kan het recht om de omzetting van vruchtgebruik te vorderen nooit worden ontnomen.
Door de omzetting wordt het vruchtgebruik vertaald in een fractie van de volle eigendom. Die waarde wordt berekend per datum van de omzetting. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden, al naargelang van de omstandigheden, met de waarde en de opbrengst van de goederen, de eraan verbonden schulden en lasten, en de vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker. Ook is er een fictieve ‘instant-veroudering’ van de langstlevende, zo die in samenloop komt met afstammelingen van de overledene uit een vorig huwelijk. Dan wordt hij of zij geacht ten minste twintig jaar ouder te zijn dan de oudste afstammeling uit het vorig huwelijk. Voor de berekening van de waarde van haar vruchtgebruik is Barbara bijgevolg niet 45 maar 64 jaar oud. Het oudste kind van Jacques is immers 44 jaar oud. Over de te hanteren berekeningsmethode bestaat er veel onduidelijkheid omdat de wet geen precieze criteria geeft. Hierover wordt dan ook meestal onderhandeld.
Stel dat de nalatenschap van Jacques in volle eigendom 3 miljoen euro bedraagt. Men wil het vruchtgebruik omzetten in een kapitaal. De volle eigen- domwaarde van het vruchtgebruik bedraagt volgens de rudimentaire methode van het Wetboek van Successierechten een leeftijdscoëfficiënt (in casu 9,5) maal vier of 38 %; in waarde 1.140.000 euro. De waarde van vruchtgebruik berekend volgens een meer verfijnde methode (bijvoorbeeld de methode- Ledoux) bedraagt voor een vrouw van 64 jaar 49,2 % of in waarde 1.476.000 euro.
Conclusie: een ramp voor de kinderen. Een huwelijk van pa met Barbara heeft voor de kinderen dus vrij verregaande gevolgen. Ofwel moeten ze nagenoeg heel hun leven het vruchtgebruik van Barbara tolereren, ofwel vragen ze de omzetting daarvan, maar dan moeten ze wel aanvaarden dat hun erfdeel van een derde met bijna de helft vermindert. Barbara krijgt immers bijna de helft in volle eigendom, en dat is definitief verloren voor de stiefkinderen.
2. Het beschermde erfrecht
Laten we aannemen dat Jacques al die gevolgen wil vermijden. Hij wil de erfrechten van zijn kinderen veiligstellen. Daarom maakt hij een testament waarbij hij alles aan zijn kinderen vermaakt en niets aan Barbara. Kan dat? Ja, maar als Barbara dat niet wil, dan kan ze na het overlijden van Jacques het testament naast zich neerleggen en haar beschermd erfrecht of reserve opeisen. Ook al zou Barbara vandaag zweren dat ze dat nooit zou doen, tot op het overlijden van Jacques heeft niemand de zekerheid dat ze die belofte zal nakomen. Tijdens het leven van Jacques kan daarover immers geen overeenkomst worden afgesloten.
De langstlevende echtgenoot geniet van een dubbele vruchtgebruikreserve, abstract en concreet. De abstracte of kwantitatieve reserve omvat het vruchtgebruik op de helft van de nalatenschap. De concrete of kwalitatieve reserve is het vruchtgebruik op het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap de voornaamste woning was en de daarin aanwezige huisraad. Beide reserves gelden als een minimum. Ook al zouden de gezinswoning en de huisraad in waarde méér bedragen dan de helft van de nalatenschap, dan nog geldt de reserve over de totaliteit van deze ‘preferentiële’ goederen. Wanneer die goederen op minder dan de helft van de nalatenschap worden gewaardeerd, dan wordt het vruchtgebruik daarop toegerekend op de abstracte reserve van de helft, met vruchtgebruik op andere activa, alles samen ten belope van de helft.
Conclusie: het risico is met de helft verminderd, maar is nog steeds een ramp voor de kinderen. Met een testament dat de langstlevende tot deze reserve beperkt, wordt het risico voor de kinderen om levenslang met de stiefmoeder in vruchtgebruik-blote eigendom samen te zitten, of om via omzetting een groot bedrag in volle eigendom definitief te zien verdwijnen, in principe met de helft verminderd. Blijft er natuurlijk nog die andere helft, die pijnlijker is naarmate het vermogen in omvang groter is.
3. Ontneming van het beschermde erfrecht
De mogelijkheden om het beschermde erfrecht van de langstlevende uit te schakelen, zijn beperkt.
De abstracte reserve van de helft in vruchtgebruik kan onder strikte voorwaarden worden ontnomen via een ontervend testament. Daarvoor is vereist dat de echtgenoten op de dag van overlijden sinds meer dan zes maanden gescheiden leven. Voorts moet de erflater, voor zijn dood, bij een gerechtelijke akte als eiser of als verweerder een afzonderlijk verblijf hebben gevorderd. Na die akte mogen de echtgenoten niet meer opnieuw zijn gaan samenwonen. De abstracte reserve kan ook, geheel of gedeeltelijk, worden ontnomen aan de langstlevende echtgenoot die een kind blijkt te hebben verwekt in overspel.
In geval van feitelijke scheiding zal de langstlevende de concrete reserve (vruchtgebruik op gezinswoning en huisraad) maar verkrijgen op voorwaarde dat hij of zij daar is blijven wonen (of tegen zijn wil verhinderd werd dit te doen) en op voorwaarde dat de toewijzing van dat vruchtgebruik voldoet aan de zogenaamde eis van billijkheid.
Onterving is voorts aan de orde bij de regeling van wederzijdse rechten voorafgaand aan een echtscheiding door onderlinge toestemming. Daarbij moeten de echtgenoten een regeling treffen omtrent de erfrechten voor het geval een van hen zou overlijden voor het vonnis of het arrest waarbij de echtscheiding definitief wordt uitgesproken.
Conclusie: behalve in uitzonderlijke omstandigheden is dit nog altijd een ramp voor de kinderen. De reserve van de langstlevende ontnemen, kan alleen in bijzondere omstandigheden. In het normale geval blijven de kinderen achter met een Assepoester-frustratie ten aanzien van ten minste de helft van de nalatenschap.
Het zou niet de eerste keer zijn dat iemand als Jacques om die redenen beslist om dan toch maar niet te trouwen en gewoon samen te wonen met Barbara. De Assepoester-frustratie van de kinderen weegt vaak zwaarder door dan het jawoord.
4. De oplossing
Op 1 juni 2003 straalde de zon niet alleen voor de homoseksuelen die sindsdien aan elkaar het magische jawoord kunnen geven. Ook de vele koppels met kinderen uit een vorige relatie kunnen sinds die dag een sluitende regeling treffen om de Assepoester-frustratie van stiefkinderen te genezen. Dankzij de wet van 22 april 2003 in verband met het erfrecht van de langstlevende echtgenoot ( Belgisch Staatsblad, 22 mei 2003), kunnen echtgenoten een bindende overeenkomst afsluiten over hun rechten in elkaars nalatenschap.
Hoe? Zo’n regeling kan vóór het huwelijk worden getroffen, bij huwelijkscontract. Het kan ook als men al getrouwd is, bij zogenaamde wijzigingsakte. Daarvoor volstaat een notariële akte (procedure van kleine wijziging). In beide gevallen is vereist dat beide echtgenoten akkoord gaan met de regeling.
Wat? In zo’n akte kunnen de echtgenoten geheel of ten dele, zelfs zonder wederkerigheid, een regeling treffen over de rechten die de ene in de nalatenschap van de andere kan uitoefenen. Op die manier hoeven echtgenoten zich bij zo’n regeling niets aan te trekken van het gewone erfrecht tussen echtgenoten, maar ook niet van het beschermde erfrecht. Men kan de abstracte reserve van de langstlevende (de helft in vruchtgebruik) volledig uitschakelen, maar ook slechts gedeeltelijk.
Het is niet mogelijk om de langstlevende het recht van vruchtgebruik over de gezinswoning en de huisraad te ontnemen. In de Kamer van Volksvertegenwoordigers wou men terecht nog een stap verdergaan en het mogelijk maken om die concrete reserve uit te sluiten, mits er een beperkt gebruiksrecht van één jaar wordt verleend op de gezinswoning. Door de Senaat werd het voorstel echter aangepast, zodat de concrete reserve onaantastbaar blijft.
De wet herinnert er uitdrukkelijk aan dat zo’n regeling tussen echtgenoten geen afbreuk doet aan het recht van de ene om bij testament of bij schenking te beschikken ten gunste van de andere. Dat is evident, maar toch goed dat het nog even uitdrukkelijk wordt herhaald.
Wie? De mogelijkheid om een erfregeling te treffen, staat niet open voor álle gehuwden. Alleen voor echtgenoten van wie op het tijdstip van het huwelijkscontract of de wijzigingsakte één of meer afstammelingen heeft die voortkomen uit een andere relatie van voor hun huwelijk of die geadopteerd werden voor hun huwelijk, of afstammelingen van de geadopteerden.
De erfregeling geldt dan ook niet voor alle echtgenoten. Minstens één van de echtgenoten moet minstens één kind hebben uit een andere relatie van voor het huwelijk. Dat is volgens ons een ontoelaatbare discriminatie die zou kunnen worden aangevochten voor het Arbitragehof. Ook de Raad van State merkte dit terecht op.
Kinderloze mensen die eventueel een regeling zouden willen treffen ter bescherming van het familiefortuin ten gunste van bijvoorbeeld broers of zussen, blijven dan ook in de kou staan. Daarentegen zal een kinderloos persoon die huwt met iemand met kinderen uit een vorige relatie wél zo’n regeling kunnen treffen (voor zover de eerstgenoemde kinderloos blijft). Hij kan immers een erfregeling overeenkomen waarbij de echtgenoot met kinderen geen enkel recht verkrijgt in zijn nalatenschap (behoudens vruchtgebruik op de gezinswoning). Daarbij is zelfs niet vereist dat hij zelf geen recht zou hebben in de nalatenschap van de echtgenoot met kinderen. De erfregeling vereist immers geen wederkerigheid.
Merk ook op dat de erfregeling ook kan worden gebruikt door echtgenoten die een eerste huwelijk aangaan. Het is immers perfect mogelijk dat één van hen uit een andere relatie van voor het huwelijk kinderen heeft, zonder ooit getrouwd te zijn geweest.
Conclusie: Jacques en Barbara kunnen toch trouwen. Dankzij deze nieuwe wet zal Jacques zijn beslissing om voor de lieve vrede van de kinderen niet te trouwen, kunnen herzien. Bij huwelijkscontract kan het koppel een regeling treffen waarbij Barbara volledig afziet van enig erfrecht in de nalatenschap van Jacques. Jacques kan hetzelfde doen in de nalatenschap van zijn vrouw, maar dat hoeft niet.
Ze kunnen ook minder ver gaan en – eventueel na overleg met de kinderen – bepalen dat Barbara toch vruchtgebruik krijgt op bepaalde goederen en niet op andere. Bijvoorbeeld wel op een effectenportefeuille en niet op de aandelen van de familieholding. Ook al heeft Barbara dan maar vruchtgebruik op bijvoorbeeld 20 % van de nalatenschap, de regeling zal bindend zijn.
Uiteraard mag men niet uit het oog verliezen dat ze altijd het vruchtgebruik op gezinswoning en huisraad kan op- eisen. Voor grote vermogens maakt dat niet zoveel uit. Voor gewone nalatenschappen is dit echter het belangrijkste actief (vaak meer dan de helft van het vermogen waard), zodat de erfregeling in zo’n geval veel minder nut of effect zal hebben. Of hoe de nieuwe wet uiteindelijk alleen soelaas biedt voor rijke Assepoestertjes.
Alain Nijs
Aan stiefkinderen kan het recht om de omzetting van vruchtgebruik te vorderen nooit worden ontnomen.
Minstens één van de echtgenoten moet minstens één kind hebben uit een andere relatie van voor het huwelijk. Dat is een ontoelaatbare discriminatie die aangevochten zou kunnen worden voor het Arbitragehof.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier