En vrijdag om twaalf uur naar huis

De minister van Arbeid doet het weer. Zonder enig overleg gooit Laurette Onkelinx een voorstel voor een 35-urenweek op tafel (zie blz. 3). Sociale partners en coalitiepartners slijpen hun messen. Als Onkelinx dit dossier verknoeit, kan dat het einde van de loonnorm betekenen.

Toen deze reporter bij minister van Arbeid Laurette Onkelinx (PS) binnenliep, zag hij ABVV-voorzitter Michel Nollet aan de lift staan. Toen het interview bij Luc Cortebeeck van het ACV afgelopen was, stapte Kris Peeters van het NCMV, de organisatie van zelfstandige ondernemers, er uit de lift.

Sinds minister Onkelinx (PS) op 1 mei een reeks maatregelen voor arbeidsduurvermindering aankondigde – en ze een dag later op een persconferentie toelichtte – is er al heel wat informeel overleg geweest. Onkelinx stelde een reeks maatregelen voor: een onvoorwaardelijk recht op een vierdaagse werkweek, een tijd-kredietstelsel van één jaar over de hele loopbaan, een tijd-spaarrekening (niet-opgenomen vakantiedagen), arbeidsduurvermindering in functie van de leeftijd voor oudere medewerkers… Maar vooral de aangekondigde 35-urenweek voor alle werknemers viel op.

Coalitiepartner VLD waarschuwde meteen tegen een 35-urenweek zonder loonverlies. In De Morgen van maandag 8 mei verklaarde VLD-voorzitter Karel De Gucht “in de grootst mogelijke eenstemmigheid met de premier” dat de 35 uren zonder loonverlies van Onkelinx er niet zal komen.

De twee grote vakbonden

ABVV en ACV laten zich positief uit over de voorstellen van Onkelinx. “Er is aandacht voor zowel tewerkstelling als de kwaliteit van het leven en de relatie arbeid-gezin,” zegt Mia De Vits van het ABVV. “We moeten stappen zetten naar 35 uur en op termijn naar 32 uur.” En Luc Cortebeeck is vooral tevreden dat het om een menukaart van maatregelen gaat.

Aan werkgeverskant klinkt uiteraard een ander wijsje. Pieter Timmermans van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) blijft beschaafd. “We weten dat de combinatie arbeid-gezin een thema is en we schuwen het debat daarom niet. Maar de 35-urenweek kan niet. We zitten in een periode van individualisering op de arbeidsmarkt en dat staat haaks op lineaire, algemeen geldende maatregelen vanuit het kabinet-Onkelinx. Voor de één kan misschien de vierdagenweek met uitbreiding van de productietijd, voor de andere met een telling op jaarbasis. Voor een derde kan loopbaanonderbreking interessant zijn. Maar als de 35-urenweek er komt, is er over al die mogelijkheden geen discussie meer mogelijk.”

Kris Peeters van het NCMV is veel scherper. “Dit is een oorlogsverklaring. Het recht op een vierdagenweek is voor de KMO’s – 97% van de ondernemingen – niet toepasbaar. Onkelinx heeft duidelijk geen enkele voeling met de KMO’s. Haar kabinet hanteert nog oude opvattingen. Mijn grote vrees wordt door deze voorstellen bevestigd: we komen terecht in een sociaal-economisch stelsel met twee snelheden, een voor de grote ondernemingen en een voor de KMO’s. Voor grote ondernemingen die bijvoorbeeld met ploegen werken, is een vierdagenweek nog organiseerbaar. Maar hoe moet een schildersbedrijf met vijf of tien mensen dat doen? Hetzelfde geldt voor loopbaanonderbrekingen.”

De meningen over Onkelinx’ voorstellen mogen dan uiteenlopen, over de manier waarop ze zijn totstandgekomen is men unaniem: onaanvaardbaar. Ook De Vits, die ideologisch het dichtst bij Laurette Onkelinx staat, heeft er geen goed woord voor over. “Ik heb nog niet veel gemerkt van het hernieuwde sociaal overleg zoals dat in het regeerakkoord staat. De regering beslist en wij mogen meepraten over de uitvoering. Dat gebeurt nu ook weer bij Onkelinx. Ze spreekt niet over overleg, wel van een dialoog.”

Luc Cortebeeck deelt de visie van De Vits: “Het wetgevende werk moet niet voorafgaan aan het overleg, maar er de bekroning van zijn. Een goed voorbeeld zijn de startbanen van Onkelinx. De regeling moest op 1 april ingaan, maar het is nog steeds niet in orde. Het moest een eenvoudig systeem zijn, terwijl we hadden gewaarschuwd voor onvermijdelijke complexiteit. En pas nu zien ze de vragen en problemen. Sociaal overleg duurt misschien langer, maar het werkt.”

Ook het NCMV en het VBO zijn verre van gelukkig met de methode van minister Onkelinx. Ook zij wensen dat de sociale partners eerst praten over materies die de hunne zijn. Dat arbeidsduurvermindering zo’n thema is, is zonneklaar voor hen. Blijkbaar heeft Laurette Onkelinx dat inmiddels goed begrepen, want aan Trends verklaart ze dat ze er geen bezwaar tegen heeft als de sociale partners het dossier volledig naar zich toe trekken (zie blz. 3).

Normaal gezien starten vakbonden en werkgeversorganisaties in het najaar hun onderhandelingen over een interprofessioneel akkoord voor 2001-2002. De vierdagenweek is niet het enige dossier dat momenteel verdeeldheid zaait. Andere splijtzwammen zijn werknemersparticipatie, fiscale hervorming en het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden-zelfstandigen (zie kaders).

De onderhandelingen beginnen dus niet in optimale verhoudingen. Maar kómen er wel onderhandelingen? De vakbonden hebben er geen zin meer in als de regering doorgaat met over alle sociale dossiers te beslissen en het interprofessioneel overleg alleen maar zal dienen om de loonnorm vast te leggen. Pieter Timmermans van het VBO heeft daar begrip voor: “Een akkoord onder sociale partners moet een geheel van elementen omvatten: werkgelegenheid, loonnorm, vorming… Ik kan de reactie van de vakbonden begrijpen.”

Ook vrezen de vakbonden dat de werkgevers niet meer happig zijn op een akkoord. De loonkostenverlaging is immers al door de regering toegekend. Timmermans ontkent: “Het blijft belangrijk dat we een kader kunnen scheppen dat door werkgevers en werknemers wordt gedragen. Mijn bedoeling is van de onderhandelingen iets te maken. Maar in de komende weken wil ik duidelijkheid krijgen over de intenties van de regering. We willen niet onderhandelen met het mes op de keel, wel in alle sereniteit.”

Voor De Vits is een discussie ook alleen mogelijk wanneer de financiering van de voorgestelde arbeidsduurvermindering goed is uitgewerkt. Volgens de werkgevers zou de 35-urenweek 378 miljard frank kosten. “Als Onkelinx de 35-urenweek tegen het einde van haar mandaat wil, betekent dat meer dan een uur vermindering per jaar,” zegt Mia De Vits. “Alle berekeningen tonen aan dat zo’n vermindering publieke middelen zal vergen.” Zeker is dat slechts een gedeelte betaald zal kunnen worden met de beschikbare loonmarge, het bedrag waarmee de loonkosten in de komende twee jaar mogen stijgen. De Vits vraagt zich af of de kost ook niet kan worden doorgerekend aan de bedrijven boven de maximale loonkoststijging. Dus buiten de loonnorm – die een maximale loonkoststijging bepaalt in functie van de evolutie bij de buurlanden.

En daarmee is meteen het meest heikele thema aangesneden. Niet voor niets dat Onkelinx in haar interview met Trends (zie blz. 3) over dit onderwerp niet wil praten. Op 1 mei werd door ABVV-voorzitter Michel Nollet een schot voor de boeg gegeven. De loonnorm is geen noodzaak meer, zei hij.

Luc Cortebeeck zegt iets voorzichtiger te zijn. “We moeten rijden en omkijken, en naar de buurlanden kijken. Maar als de regering sociale voordelen blijft toekennen en zo het interprofessioneel akkoord onmogelijk maakt, zullen we meteen naar de onderhandelingen in de sectoren en bedrijven gaan. Daar zijn we klaar voor. De conjunctuur is immers gunstig.” Ook Mia De Vits laat geen twijfel bestaan: “Er zijn al veel inspanningen geleverd. Nu het weer beter gaat, moet een deel terugvloeien naar de werknemers en uitkeringstrekkers.”

De werkgevers hebben dan ook alle redenen om te blijven pleiten voor een loonnorm. Pieter Timmermans: “We blijven voorstander van een loonmatiging. Tegenover de buurlanden hebben we nog steeds een handicap en de norm is het belangrijkste instrument om die weg te werken. Dat blijft dus voor ons prioriteit nummer één. Tot 1994 stegen de lonen sneller dan de productiviteit, en dat gaf zware werkloosheidsproblemen. In 1994 werden de lonen gedeblokkeerd en later kregen we de loonnorm, waardoor de loonevolutie gelijk of zelfs iets onder de productiviteit is gebleven. De arbeidsmarkt is in die periode opgeklaard en er zijn 130.000 jobs gecreëerd. We moeten die politiek dus voortzetten.”

Het gevaar voor onredelijke looneisen is reëel. Het akkoord in de non-profitsector – “We vroegen groenten, we kregen eerst fruit en uiteindelijk groenten én fruit,” vat de Landelijke Bediendencentrale (LBC) het akkoord samen – dreigt een domino-effect te krijgen. Ook in het onderwijs liggen serieuze looneisen op tafel en het ambtenarenoverleg zou eveneens moeilijk kunnen worden. Met een economische groei die in de hoogte wordt herzien, zou het mislukken van het interprofessioneel overleg – waardoor de sociale partners geen loonnorm vastleggen – desastreuze gevolgen kunnen hebben.

Luc Cortebeeck is duidelijk en ongemeen strijdvaardig: “Als de werkgevers niet willen praten, dan zullen we tegenover elkaar staan zoals al lang niet meer vertoond. In Noorwegen is er over de looneisen een staking voor onbepaalde termijn. Er is niet veel nodig om dezelfde toestand hier ook uit te lokken.”

Kris Peeters van het NCMV blijft optimistisch: “Het sociaal overleg is een zeer specifiek proces met verschillende fases. Nu staan we aan de start waarbij de kloof vaak zeer diep is. Dat is vroeger ook zo geweest. Het is nu te vroeg om nog maar eens het einde van het sociaal overleg te voorspellen. Misschien zullen we elkaar door het regeringsoptreden zelfs sneller vinden.”

guido muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content